Home Dossiers Wereldleiders Turkije in tweestrijd: islamitisch of seculier?

Turkije in tweestrijd: islamitisch of seculier?

  • Gepubliceerd op: 23 januari 2023
  • Laatste update 31 okt 2023
  • Auteur:
    Ewout Klei
  • 11 minuten leestijd
Turkije in tweestrijd: islamitisch of seculier?
Cover van
Dossier Wereldleiders Bekijk dossier

De eerste Turkse president Mustafa Kemal Atatürk wilde het land in 1923 moderniseren. Hij streefde naar een seculiere staat. Maar zijn opvolgers waren daar niet altijd van gediend, de huidige president Erdoğan voorop. Zo zwalkt het land al een eeuw tussen vernieuwing en traditie.

Voor president Recep Tayyip Erdoğan en conservatieve Turkse moslims was 24 juli 2020 een belangrijke dag. Na 86 jaar was het voor hen weer mogelijk om te bidden in de Hagia Sophia in Istanbul. In 1934 had president Mustafa Kemal Atatürk de moskee veranderd in een museum, maar dit was nu ongedaan gemaakt. Duizenden moslims, van wie sommigen zich hadden verkleed als middeleeuwse Ottomanen, woonden de herinwijding van de Hagia Sophia bij. Ze hadden het gevoel dat ze hun land en moskee hadden heroverd. Toen de Ottomaanse sultan Mehmet II in 1453 Istanbul – destijds Constantinopel geheten – op de christenen veroverde, veranderde hij de Hagia Sophia-kathedraal in een moskee. Erdoğan trad in zijn illustere voetsporen: hij nam Istanbul af van Atatürk en de zijnen, die geprobeerd hadden om van Turkije een seculier, op het Westen gericht land te maken.

Meer lezen over Turkije? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Radicale breuk Atatürk

De huidige Republiek Turkije werd op 29 oktober 1923 gesticht door ‘Vader der Turken’ Mustafa Kemal Atatürk, de held van de Slag bij Gallipoli (1915) en de Turkse Onafhankelijkheidsoorlog (1919-1923). De eerste president van het land wilde Turkije opstoten in de vaart der volkeren en moderniseren op westerse leest. Zijn van bovenaf opgelegde revolutie voorzag in seculiere wetten en staatsinstellingen en gelijkberechtiging van vrouwen. Ook was hij voor een grotere gerichtheid op de Europese cultuur. Dat alles hield een radicale breuk met het Ottomaanse, islamitische verleden in.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Een symbolische maatregel was de afschaffing van het islamitische kalifaat in 1924. Ook verbood Atatürk de fez, de rode vilten hoed die sinds de tijd van sultan Mahmud II het traditionele hoofddeksel van de Ottomaanse gentleman was. Voortaan moesten Turkse mannen hoeden en petten dragen, net als in het Westen. In 1926 werd de Europese kalender overgenomen, evenals het Zwitserse burgerlijk wetboek en het strafboek uit het Italië van Benito Mussolini.

“Atatürk verbood de fez”

De islam werd niet verboden, maar wel onder controle van de staat gebracht. In 1924 werd het zogenoemde Directoraat van Godsdienstzaken Diyanet opgericht, waaronder alle door de overheid erkende moskeeën vielen. Vier jaar later werd het Arabische schrift door het Latijnse alfabet vervangen, en werd er een taalzuivering doorgevoerd waarbij zo veel mogelijk Arabische en Perzische woorden werden ingewisseld voor ‘zuiver’ Turkse begrippen. De Arabische oproep tot gebed (azan) werd vervangen door een oproep in het Turks.

President Atatürk regeerde Turkije als een soort alleenheerser. In de jaren dertig liet hij de dagelijkse leiding over aan premier Ismet Inönü, hoewel Atatürk bij belangrijke beslissingen de baas bleef. In 1938 overleed Atatürk en nam Inönü het stokje van hem over. Dankzij diens voorzichtige beleid wist Turkije neutraal te blijven in de Tweede Wereldoorlog. Na de oorlog besloot Turkije om zich van de steun van de Verenigde Staten te verzekeren, om op die manier de Sovjet-Unie op afstand te houden. In 1952 werd Turkije lid van de NAVO.

Islamitische sentimenten

De prijs voor Amerikaanse steun was dat Turkije moest democratiseren. Vanaf 1923 was het land een eenpartijstaat geweest. De enige toegestane partij was de Republikeinse Volkspartij (Cumhuriyet Halk Partisi, CHP), die was opgericht door Atatürk zelf. In 1946 kreeg de CHP concurrentie van de Democratische Partij (Demokrat Parti, DP) van Adnan Menderes, die in 1950 premier werd.

De conservatief-religieuze Menderes was populair bij ‘gewone Turken’ in het rurale Anatolië. Maar het leger, de ambtenarij en kemalistische intellectuelen – die hun machtsbases hadden in Ankara, Istanbul en de steden in het westen van Turkije – vreesden dat hij de seculiere erfenis van Atatürk ongedaan zou maken. Ofschoon de DP de seculiere fundamenten van de Turkse staat niet ter discussie stelde, had de partij duidelijk minder moeite met een groeiende rol voor de islam. Een van de eerste maatregelen van Menderes was om de oproep tot gebed weer in het Arabisch te doen. Verder breidde hij het religieus onderwijs uit, evenals de opleiding van imams. In 1951 werden de Imam Hatip-scholen opgericht, waar religieus personeel werd opgeleid.

Necmettin Erbakan spreekt het volk toe. Foto uit de jaren tachtig.

Menderes voerde een liberaal economisch beleid, waar vooral islamitische ondernemers in de provincie van wisten te profiteren. In 1954 wist de DP met overmacht de verkiezingen te winnen, omdat de meeste Turken de partij zagen als de stem van het echte Turkije in Anatolië, tegenover de CHP, die slechts de kemalistische elite in de steden in het westen zou vertegenwoordigen. Maar in de tweede helft van de jaren vijftig kwam de DP in de problemen. De economie leed onder inflatie en Menderes bleek een autoritair politicus, die via nieuwe wetgeving de persvrijheid bedreigde. In 1957 bleef de DP nog steeds de grootste partij, maar verloor bij de verkiezingen haar meerderheid in het parlement.

Toen Menderes werd geconfronteerd met een zeer vijandige oppositie, economische problemen en afkalvende steun onder groepen kiezers in de steden, besloot hij meer te appelleren aan islamitische sentimenten. Dit was tegen de zin van het leger en Inönü, die als oud-militair veel invloed bij het leger had. In 1960 pleegde het leger een staatsgreep. Een jaar later werden Menderes en twee van zijn ministers na een showproces opgehangen.

Turkije kreeg een nieuwe grondwet én een Nationale Veiligheidsraad. Deze raad, gedomineerd door militairen, ontpopte zich tot een waakhond die de democratisch gekozen regeringen ongevraagd adviezen gaf, die de regering maar beter niet kon negeren.

Militaire coups na Atatürk

Vanaf eind jaren zestig werd Turkije geteisterd door politiek geweld, gepleegd door marxistische terroristen en de extreem-rechtse Grijze Wolven. De politiek slaagde er volgens critici onvoldoende in polarisatie en geweld te stoppen. De instabiliteit leidde tot militaire staatsgrepen.

Koerden in opstand

In het moderne Turkije werden Koerden lange tijd niet erkend als aparte etnische groep en mocht hun taal niet worden onderwezen. De Turkse staat sloeg Koerdische opstanden keihard neer. In 1937-1938 leidde dit zelfs tot genocide op tienduizenden Koerden in Dersim, de huidige provincie Tunceli.

Marxistische Koerdische studenten richtten in 1978 de Koerdische Arbeiderspartij PKK op. Sinds 1984 voert de PKK een gewapende strijd tegen het Turkse leger, met tienduizenden doden tot gevolg. PKK-leider Abdullah Öcalan werd in 1999 in Kenia opgepakt en zit een levenslange gevangenisstraf uit. De vredesonderhandelingen tussen Turkije en de PKK liepen in 2015 dood, waarna beide partijen weer de wapens tegen elkaar opnamen. Onlangs leverde Zweden een PKK-strijder uit aan Turkije. Het hoopt dat Turkije nu instemt met het Zweedse NAVO-lidmaatschap.

In maart 1971 dwong het leger het centrum-rechtse kabinet van Süleyman Demirel van de Gerechtigheidspartij (Adalet Partisi, AP) om op te stappen. De militairen eisten dat er een sterke regering werd gevormd, die een einde kon maken aan de anarchie en hervormingen in de geest van Atatürk zou doorvoeren. Maar een nieuw kabinet, onder leiding van de rechtse CHP-politicus Nihat Erim, wist de rust in het land niet te herstellen. Wel trad het leger keihard op tegen linkse politici en activisten, in samenwerking met de Turkse inlichtingendienst MIT, die zwaar door ultranationalistische Grijze Wolven was geïnfiltreerd.

“Na een showproces werden Menderes en twee ministers opgehangen”

Na enkele politieke moorden, waaronder een op oud-premier Erim, besloot het leger in september 1980 opnieuw tot een staatsgreep. Dit keer waren de gevolgen een stuk ingrijpender. De Nationale Veiligheidsraad trok alle macht naar zich toe. Linkse partijen verloren hun kader en hun infrastructuur, vele honderden activisten werden vermoord, duizenden anderen vluchtten naar het buitenland. Ook de pers werd rigoureus aangepakt. Veel kranten werden gesloten en kritische journalisten en redacteuren belandden in de gevangenis. Zelfs de eerbiedwaardige krant Cumhuriyet, die in 1924 op persoonlijk aandringen van Atatürk zelf was opgericht, werd tijdelijk gesloten.

In 1983 werd de democratie hersteld – opnieuw. Onder leiding van Turgut Özal van de Moederlandpartij (Anavatan Partisi, ANAP) belandde Turkije in rustiger vaarwater. Özal, die tot zijn plotselinge overlijden in 1993 premier was, liberaliseerde de economie en zorgde ervoor dat de sterk met de kemalistische elite verbonden bedrijven in Istanbul en omstreken werden opengebroken. Degenen die van zijn economische beleid het meest profiteerden waren de zogeheten ‘Anatolische Tijgers’: conservatieve ondernemers uit de provincie die economisch liberalisme met orthodox-islamitische morele waarden combineerden. Dankzij Özals liberale mediabeleid kregen conservatieve moslims begin jaren negentig bovendien de kans om hun eigen media en kranten op te richten. Enkele jaren later volgden privéscholen en -universiteiten.

Hard gelag

De geschiedenis van de politieke islam in Turkije is onlosmakelijk verbonden met de naam van Necmettin Erbakan. Deze economieprofessor was de oprichter van de islamistische Milli Görüs-beweging, waarbij veel conservatieve moskeeën zijn aangesloten, en drie islamistische partijen: de Partij van Nationale Orde (Millî Nizam Partisi, MNP, verboden in 1971), de Nationale Heilspartij (Millî Selâmet Partisi, MSP, verboden in 1980) en de Welzijnspartij (Refah Partisi RP, verboden in 1997).

In 1994 werd de Welvaartspartij de grootste partij in Istanbul en Ankara. Dit was te danken aan de arme bewoners uit de krottenwijken – de gecekondu’s. Zij waren vanaf de jaren vijftig van het Anatolische platteland naar de stad geëmigreerd en hadden hun conservatief-islamitische waarden behouden. De charismatische politicus Recep Tayyip Erdoğan werd burgemeester van Istanbul en deed het – tegen de verwachtingen in – best goed.

Buste Atatürk.
Turkse arbeiders met het bronzen hoofd van een ruiterstandbeeld van Kemal Pasja Atatürk, 1933.

Een jaar later won de Welvaartspartij de parlementsverkiezingen en in 1996 werd Erbakan de eerste islamistische premier in de moderne Turkse geschiedenis. Het leger had hier grote moeite mee en presenteerde op 28 februari 1997 een lange lijst van eisen, onder meer dat er een einde moest komen aan de vermeende invloed van islamisten in het onderwijs. Ook startten de seculiere media een felle campagne tegen Erbakan. Hierop besloot deez in juni om af te treden.

Deze zogenoemde ‘postmoderne coup’ vond zonder bloedvergieten plaats. Niettemin was de staatsgreep voor conservatieve moslims een hard gelag. In 1998 werd de Welvaartspartij door het Turkse Constitutionele Hof verboden en burgemeester Erdoğan kreeg tien maanden gevangenisstraf, vanwege het citeren van een islamitisch gedicht. De coup leidde tot een intern debat onder islamisten. Moesten ze vasthouden aan de openlijk islamistische retoriek van Erbakan, of een meer gematigde, hervormingsgezinde weg inslaan? Erdoğan en de latere president Abdullah Gül waren voor de laatste optie en richtten in augustus 2001 de Partij voor Rechtvaardigheid en Ontwikkeling (Adalet ve Kalkınma Partisi, AKP) op. In 2002 won de AKP de verkiezingen, in 2003 werd Erdoğan minister-president.

De nieuwe sultan na Atatürk

De Turkse politiek wordt sinds 2003 gedomineerd door Erdogan. Als democraat boekte hij aanvankelijk grote successen. De Turkse economie groeide enorm en de AKP won in 2007 en in 2011 met overmacht de nationale verkiezingen. Daarna ontwikkelde Erdoğan zich steeds meer in autoritaire richting. Ook voerde hij steeds openlijker de agenda van de islamisten uit, zonder overigens te breken met Atatürks seculiere grondwet. Vanwege zijn islamisme en zijn ‘neo-ottomanisme’ – met als hoogtepunt de inwijding van de Hagia Sophia als moskee – zien critici Erdoğan als een nieuwe sultan, die de seculiere erfenis van Atatürk volledig wil uitwissen.

In 2013 braken protesten uit, in protest tegen het voornemen van de AKP in Istanbul om een moskee en een winkelcentrum te bouwen op de plek van een geliefd park. Erdoğan sloeg de opstand met geweld neer. In juni 2015 verloor de AKP haar meerderheid in het parlement, maar tijdens de verkiezingen van november dat jaar zit de partij weer stevig in het zadel, dankzij de steun van de extreem-rechtse Partij van de Nationalistische Beweging (Milliyetçi Hareket Partisi, MHP).

Ook met de dreiging van het leger rekende Erdoğan af. Hij plaatste zijn ‘poppetjes’ op invloedrijke plekken. In 2008 startte het zogeheten Ergenekon-proces, tegen militairen en oud-militairen die een geheim netwerk zouden hebben gevormd om Erdoğan omver te werpen. Volgens critici zijn de bewijzen tegen de ‘leden’ van Ergenekon vervalst door leden van de Gülen-beweging, volgelingen van de islamitische geestelijke Fethullah Gülen, die in 1997 – na de postmoderne coup – naar de VS was gevlucht.

Grote beschaving

Toen Atatürk zich in de jaren dertig terugtrok uit de politiek omringde hij zich met een kleine kring van volgelingen, die met hem filosofeerden over ‘Turkse’ onderwerpen. Zo was Atatürk een tijdlang in de ban van de ‘Zonnetaaltheorie’ van de Oostenrijkse taalkundige Hermann Feodor Kvergić, die stelde dat alle talen afstamden van het Turks. Daarnaast was Atatürk gecharmeerd van de Turkse Historische These: de grote beschavingen uit de Oudheid – de Hettieten uit Centraal-Anatolië, maar ook de Sumeriërs uit Irak en de Chinezen – zouden afstammen van de Turken uit Centraal-Azië.

De Gülen-beweging werkte vanaf 2001 nauw met Erdoğan samen en slaagde erin om leden op invloedrijke posities te krijgen: in het leger, bij de politie en bij justitie. Net als Erdoğan wilden de gülenisten Turkije islamitischer maken en de politieke macht van het leger en de kemalisten breken. Nadat dit was gelukt ontstonden er fricties. De Gülen-beweging wilde meer macht, Erdoğan ook. De fricties kwamen in 2013 aan de oppervlakte, toen er een corruptieonderzoek plaatsvond tegen prominente AKP-leden. Erdoğan, wiens positie ook bedreigd werd, wees naar de Gülen-beweging. Toen er op 15 juli 2016 een mislukte coup tegen Erdoğan plaatsvond, kregen de gülenisten opnieuw de schuld. De Gülen-beweging was volgens de Turkse staat een terroristische organisatie. Tienduizenden gülenisten en vermeende gülenisten in overheidsdienst werden ontslagen, duizenden belandden achter de tralies en velen vluchten naar het buitenland.

Het Turkse leger – ooit de hoeder van de seculiere staat – is na het Ergenekon-proces en de mislukte coup loyaal aan de president. Erdoğan hoeft dus niet te vrezen dat hem hetzelfde lot wacht als premier Menderes. In 2017 versterkte Erdoğan zijn macht opnieuw met de invoering van het presidentieel systeem, dat de positie van de president sterker maakte tegenover het parlement. De media in het land zijn inmiddels bijna allemaal gelijkgeschakeld en in handen van oligarchen die dicht bij Erdoğan staan. De Turkse presidentsverkiezingen staan gepland voor juni. De oppositie ziet dit als de laatste kans om de nieuwe sultan van zijn troon de stoten, maar of dit lukt is de vraag.

Meer weten:

  • Turkije (2014) door Erik-Jan Zürcher is hét standaardboek over de geschiedenis van het moderne Turkije.
  • Geschiedenis van Turkije (2002) door René Bakker e.a. biedt een overzicht van de prehistorie tot heden.
  • Het nieuwe Turkije (2015) door Gürkan Celik en Thijl Sunier (red.) is een boeiende bundel over de recente Turkse geschiedenis.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 2 - 2023

Dossier Wereldleiders