Home Spionage en contraspionage: polka met de Polen

Spionage en contraspionage: polka met de Polen

  • Gepubliceerd op: 24 augustus 2021
  • Laatste update 02 mei 2023
  • Auteur:
    Przemysław Gasztold en Cees Wiebes
  • 10 minuten leestijd
Spionage en contraspionage: polka met de Polen

Poolse geheime diensten spioneerden tijdens de Koude Oorlog in Nederland. Ze probeerden onder meer informanten te rekruteren onder Poolse immigranten. Maar dat ging moeizaam, omdat de Binnenlandse Veiligheidsdienst stevige tegenmaatregelen nam. In het spel van spionage en contraspionage waren de Nederlanders de Polen meestal te slim af.

In oktober 1959 meldde een onverwachte bezoeker zich bij de Poolse ambassade in Den Haag. De man vroeg om een gesprek met de diplomatieke staf. Hij stelde zich voor als Zdzisław Maros. Geboren in Polen, was hij tijdens de Tweede Wereldoorlog als soldaat naar Nederland gekomen en hier gebleven. Hij vertelde zijn landgenoten dat hij door een familiebezoek aan Polen de belangstelling van de Nederlandse autoriteiten had gewekt. Na zijn terugkomst klopte de lokale politie bij hem aan de deur om vragen te stellen over zijn reis.

Sinds die eerste ontmoeting kwamen er vaker politiemensen bij Maros over de vloer. Toen hij hun had verteld over zijn plan om opnieuw zijn familie in Polen te bezoeken, vroegen ze of hij bereid was inlichtingen te verzamelen voor de Nederlandse geheime dienst. Maros was akkoord gegaan, maar hij zag het als zijn plicht de Poolse ambassade in te lichten.

De diplomaten luisterden geboeid naar zijn verhaal. Enkele stafleden waren in dienst van de Poolse inlichtingendienst en hun afdelingshoofd vatte het plan op om Maros als dubbelspion te gebruiken. Deze stemde daarmee in. En omdat hij kortgeleden zijn baan in een Amsterdamse textielfabriek had verloren, vroeg hij meteen ook maar om een functie op de ambassade. Maar door dit verzoek sloeg de opgetogen stemming bij de geheimagenten om in argwaan: was Maros soms in opdracht van de Nederlanders naar hen toe gekomen om zich te laten rekruteren, en was hij dus hún dubbelspion? Bij gebrek aan bewijs van Nederlandse kant is niet meer te achterhalen wiens spel Maros werkelijk speelde. In elk geval waren de Polen ervan overtuigd dat hij een ‘provocateur’ was en zij bevroren alle contacten met hem.

De zaak-Maros is een goede illustratie van de strijd die geheime diensten tijdens de Koude Oorlog tegen elkaar voerden. De spanningen tussen Oost en West leidden in Europa nooit tot een directe militaire confrontatie, maar er woedde wel degelijk een ‘oorlog’ tussen de westerse inlichtingen- en veiligheidsdiensten, en die van de Sovjet-Unie en haar bondgenoten. Deze strijd vond ook in Nederland plaats. Historici in het Westen besteden altijd veel aandacht aan spionage door de Sovjets en de Oost-Duitsers, maar noemen zelden de activiteiten van andere Warschaupactlanden zoals Polen en Tsjecho-Slowakije. Toch is het belangrijk om ook naar hun rol te kijken, om een goed beeld te krijgen van de inlichtingenoorlog in Nederland.

Zo waren de Poolse ambassade in Den Haag en het Poolse consulaat in Amsterdam centra van spionage en contraspionage. Polen spioneerden in Nederland en de Nederlandse BVD (Binnenlandse Veiligheidsdienst) bespioneerde Poolse diplomaten. De Polen maakten gebruik van twee verschillende inlichtingendiensten: één civiel en één militair. De civiele dienst werd hier actief in 1948, toen Aleksander Leyfell, codenaam Karat (‘Karaat’), werd benoemd tot tweede secretaris op de Poolse legatie en verantwoordelijk werd voor contraspionage.

De Poolse ambassade in Den Haag is een centrum van spionage en contraspionage.

Zijn opdracht was te voorkomen dat de BVD ambassadepersoneel rekruteerde, Polen die voor de BVD werkten te ontmaskeren, en mogelijke overlopers op te sporen. In 1957 werd Leyfell vervangen door Eugeniusz Pielużek, codenaam Murzyn (‘Neger’), wiens agenda breder was. De Poolse dienst voerde voortaan meer offensieve operaties uit, gericht op het werven van informanten en het vergaren van inlichtingen over binnenlandse ontwikkelingen. Tot 1990 stuurde de dienst een constante stroom informatie naar Warschau.

Het is moeilijk te preciseren wanneer de militaire inlichtingendienst van Polen begon met operaties in Nederland. Waarschijnlijk was dat eind jaren veertig, maar een vaste militaire spionagesectie – met codenaam Kasyno (‘Casino’) – werd pas in 1961 opgericht. De sectie bestond uit twee spionnen. ‘Casino’ werd later omgedoopt tot Grom (‘Donder’) en was eveneens tot 1990 actief. De militairen vergaarden inlichtingen over cruciale infrastructuur en militaire faciliteiten. In 1948 en 1949 lag de focus op zeehavens, radarstations, veiligheidsprocedures, landkaarten en lopende bouwwerkzaamheden. Warschau vroeg om gedetailleerde rapporten over de olie-industrie, de banden met Amerikaanse bedrijven en de plannen voor de ontwikkeling van het vliegveld Eelde. De militaire dienst wilde ook alles weten over het Nederlandse leger en de verplaatsing van eenheden.

Marcus Bakker

Volgens de BVD hadden de Polen weinig interesse in de binnenlandse politiek. Ze hadden amper contacten met journalisten of politici. Wel probeerden ze informanten te werven onder Poolse vrouwen die getrouwd waren met Nederlanders in belangrijke overheidsfuncties. Verder werd aan zakenlieden die naar Polen wilden reizen verteld dat ze sneller een visum kregen als ze lid werden van de Pools-Nederlandse vriendschapsvereniging. De ambassade adviseerde hun bovendien om het prominente CPN-lid Marcus Bakker te contacteren, want dit zou hun visumaanvragen bespoedigen. Volgens de BVD fungeerde Bakker als een soort controlepost, die introductiebrieven gaf aan zakenlieden die hij vertrouwde.

De Polen gaven prioriteit aan het inwinnen van informatie over de Poolse diaspora in Nederland. In 1944-1945 hadden Poolse soldaten deelgenomen aan de bevrijding. Na de oorlog wilden velen niet terug naar hun intussen communistisch geworden land. Hun aantal werd geschat op tussen de 2000 en 7000. Ook waren er zo’n 1000 Poolse mijnwerkers al voor de Tweede Wereldoorlog geïmmigreerd. Warschau liet migrantenorganisaties en prominente personen in de Poolse gemeenschap in Nederland bespioneren. De buitenlandse inlichtingendienst UB (Urząd Bezpieczeństwa), waarvan een speciale afdeling was belast met emigranten, moest infiltreren in een anticommunistische Pools-Nederlandse vriendschapsvereniging. De CPN verstrekte graag achtergrondinformatie aan de Poolse spionnen.

Gelukkige vondst

Poolse agenten gebruikten ook informatie uit open bronnen. Zo stuurden ze krantenfoto’s van het vliegdekschip Karel Doorman naar Warschau. Maar ook het gebruik van open bronnen bleef moeilijk. Zo klaagde kapitein Stanisław Smyczyński (codenaam Homerus) in maart 1962 dat hij amper iets in de kranten vond over het Nederlandse leger. Zijn superieuren vonden dat hij te veel klaagde en in zijn rapporten te veel aandacht besteedde aan moeilijkheden en obstakels. Maar in november had Smyczyński geluk. Toen vond hij in een openbare telefooncel een Nederlandse militaire identiteitskaart, die hij triomfantelijk naar Warschau stuurde.

De BVD doorzag al vroeg in de Koude Oorlog de eerste Poolse pogingen om inlichtingen te vergaren en informanten te rekruteren in de Poolse diaspora. Het viel de Nederlanders verder op hoe druk hun Poolse collega’s het hadden met het verspreiden van het communistische evangelie via films, brochures en boeken. De grootste vrees van de BVD was dat de Polen probeerden clandestiene netwerken op te zetten, die actief zouden worden bij een militaire aanval van het Warschaupact.

Maar de Poolse geheime diensten maakten amper vorderingen. De migrantengemeenschap was moeilijk te infiltreren, dankzij Nederlandse tegenmaatregelen. Rond 1960 gaven de Poolse diensten ruiterlijk toe dat Nederland een uitstekend georganiseerd politiesysteem had, waardoor de emigranten en het ambassadepersoneel systematisch in de gaten werden gehouden. Om bijvoorbeeld een boekpresentatie of filmvoorstelling te organiseren, was toestemming van de plaatselijke burgemeester nodig.

CPN’er Marcus Bakker verstrekt volgens de BVD introductiebrieven aan zakenlieden die hij vertrouwt.

Bovendien werden zulke evenementen altijd bezocht door BVD’ers, die het doel van de bijeenkomst en de agenda van de besprekingen notuleerden. Hoewel de Poolse ambassade vaak ‘sociale avonden’ organiseerde met films over de communistische successen, waren niet veel Polen onder de indruk of geneigd om terug te keren naar hun vaderland. Dikwijls werden de avonden afgelast omdat er niemand kwam opdagen.

Nederlanders die Polen of de Poolse ambassade bezochten, kregen vaak bezoek van de politie, die informeerde naar het doel van hun contacten. Volgens Warschau ontmoedigde zo’n harde aanpak mensen om banden met de ambassade te onderhouden. De BVD was zo effectief, dat de Poolse diensten maar beperkte mogelijkheden zagen om contacten met potentiële informanten op te bouwen. Bovendien stond het voor de Polen vast dat de BVD zelf in de Poolse diaspora was geïnfiltreerd.

Dubbelspion

Dat de BVD zeer bedreven was in contraspionage staat vast. Benedykt Elmer was de eerste Poolse diplomatiek gezant die in 1946 naar Den Haag kwam. Al in februari 1948 werd hij door de Poolse overheid ontslagen, omdat hij geen ‘goede’ communist was. Wat Warschau niet wist, was dat Elmer een BVD-bron werd. Hij werd in lange sessies verhoord en identificeerde de diplomaat Andrzej Czernicki als UB-agent. Die had trouwens een intieme relatie met een meisje op het ministerie van Buitenlandse Zaken, dat door BVD-ambtenaren werd omschreven als ‘een mooie jonge dame met fantastische benen en zeer dure kleding’.

Uit vrijgegeven dossiers blijkt dat de BVD eigen spionnen in de ambassade had, zoals een vrouw die verloofd was met een marinier op de Amerikaanse legatie in Den Haag. Toen hij met zijn verloofde naar Washington werd teruggeroepen, greep de CIA onmiddellijk in en regelde dat hij langer kon blijven. De spionnen leverden waardevolle inlichtingen op. Zo werd in de zomer van 1958 een gedetailleerd rapport opgesteld over de nerveuze stemming die op de ambassade heerste nadat Amerikaanse troepen waren geland in Libanon. De Polen vroegen zich af of de Sovjets zouden ingrijpen.

Vissen naar informatie

Veel Poolse koopvaardijschepen en vistrawlers bezochten eind jaren veertig, begin jaren vijftig Nederlandse havens. De BVD ontdekte dat sommige schepen waren geladen met wapens en munitie, bestemd voor de communistische opstandelingen in Griekenland. Het kwam voor dat bemanningsleden van boord sprongen om niet naar Polen te hoeven terugkeren. Om dat te voorkomen stationeerden de Polen geheimagenten op de schepen. Ook huurden ze gestaalde Griekse en Chinese communisten in om potentiële overlopers tegen te houden.

Soms dienden rederijen als dekmantel om te spioneren. Zo besloot Warschau een visserijbedrijf in IJmuiden op te starten. De BVD constateerde al snel dat de trawlers nauwelijks vis vingen. Vermoedelijk werden de schepen gebruikt voor kustwaarnemingen en observaties van de Nederlandse marine.

Uit gedeclassificeerde documenten van de BVD blijkt dat de Poolse legatie en het consulaat onder permanente observatie stonden. Gedetailleerde logboeken geven bijna van uur tot uur de verblijfplaats van de Poolse inlichtingenagenten weer. Als ze met de auto naar Brussel reden, werden ze gevolgd. Zelfs een bezoek aan de opera ontsnapte niet aan de aandacht van de BVD. De dienst inspecteerde ook de Poolse diplomatieke vracht, die per trein en schip naar Nederland kwam. Ondanks de zegels werden de kratten en tassen geïnspecteerd. Uit Poolse verslagen blijkt dat de Polen wisten dat ze in de gaten gehouden werden.

Meubels met microfoons

Zulke effectieve contraspionage werd ook vastgesteld door de Poolse militaire inlichtingendienst. In maart 1962 berichtte kapitein Stanisław Smyczyński aan Warschau dat hij werd geobserveerd en gevolgd naar zijn appartement. Later klaagde hij dat een observatieteam hem volgde tijdens een autorit naar Eindhoven, waardoor hij zijn missie moest afbreken. De BVD rekruteerde eind jaren vijftig een Pool die in 1944 naar Nederland was gekomen, en die uitstekende diplomatieke en politieke contacten had op de Poolse legatie. Onder de codenaam Dixi dwarsboomde hij pogingen om informanten in de Poolse gemeenschap te rekruteren. Het was een groot succes, en de operatie duurde tot 1991.

Maar de meest spectaculaire contraspionageoperatie van de BVD bestond uit het plaatsen van microfoons in de Poolse ambassade en het consulaat. Vrijgegeven dossiers van de dienst bevatten gedetailleerde plattegronden van het consulaat, die waarschijnlijk zijn gebruikt voor het plaatsen van de afluisterapparatuur. Verder werden alle telefoonlijnen van en naar de ambassade en het consulaat afgetapt, en diplomatieke berichten naar Warschau onderschept.

Poolse agenten sturen krantenknipsels als hierboven door naar Warschau.

De BVD werd zelfs specialist in het plaatsen van afluisterapparatuur in communistische ambassades en consulaten. Niet alleen de Polen waren het doelwit, maar de BVD verstopte ook microfoons in het meubilair van de Hongaarse ambassade en in een conferentietafel van de Tsjechische ambassadeur. Deze laatste bug leverde een schat aan informatie op, omdat de ambassadeur elke ochtend aan die tafel vergaderde met zijn staf. Het meubel was met microfoon en al aan de Tsjechen verkocht via een officiële ‘diplomatieke antiekwinkel’ waar diplomaten met korting dure antieke meubelen kochten. De winkel was een idee van de BVD. Het belangrijkste afluistersucces was het plaatsen van microfoons in de fauteuil van de Sovjet-ambassadeur en later in de Russische militaire missie in Den Haag.

Dankzij stevige contraspionage had de BVD volledige greep op de Poolse inlichtingendiensten. De dekmantels van Leyfell en Czernicki werden al snel ontdekt, en het lukte de Polen nauwelijks om Nederlanders of Poolse migranten te rekruteren. De Poolse diensten gaven toe dat de aanpak van de BVD zeer effectief was. Op een bijeenkomst in augustus 1982 noemden functionarissen de Nederlandse contraspionage en diepe infiltratie in de Poolse gemeenschap als redenen waarom zij geen actieve of slapende spionagenetwerken konden ontwikkelen. Daardoor ontving Warschau amper hoogwaardige inlichtingen uit Den Haag. Een hoge Poolse ambtenaar verklaarde dat Nederland ‘terra incognita’ was.

Meer weten

  • Op de bres voor de rechtstaat (2020) door Ben de Jong gaat over de BVD.
  • Samen met de CIA (2016) door Cees Wiebes gaat over westerse operaties achter het IJzeren Gordijn.
  • Spionkoppen (2020) door Paul Abels bestaat uit elf portretten van BVD’ers.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 9 - 2021