Home Nederlandse spionnen geen partij voor de KGB

Nederlandse spionnen geen partij voor de KGB

  • Gepubliceerd op: 22 november 2018
  • Laatste update 14 aug 2024
  • Auteur:
    Ben de Jong
  • 12 minuten leestijd
Nederlandse spionnen geen partij voor de KGB

In de zomer van 1961 tuften twee Nederlandse mannen in een tweedehands Renault door Oekraïne. Ze deden zich voor als toeristen, maar maakten stiekem foto’s van militaire objecten voor de Nederlandse inlichtingendienst. Toen ze wilden terugkeren, liepen ze recht in de armen van de KGB.

Het verhoor van Evert Reydon en Louw de Jager in de Oekraïense hoofdstad Kiev kan het Comité voor Staatsveiligheid, beter bekend als de KGB, niet zwaar zijn gevallen. De twee Nederlandse zeelui van 29 en 25 jaar oud waren op 19 augustus 1961 aan de grens tussen de Sovjetrepubliek Oekraïne en Tsjecho-Slowakije aangehouden op verdenking van spionage. Ze bekenden alles. Bovendien waren de bewijzen tegen de Nederlanders overstelpend, want tijdens de autotocht door Oekraïne die het tweetal in een maand tijd had gemaakt, had de KGB alle middelen ingezet om hun staatsgevaarlijke activiteiten in kaart te brengen.

Meer historische verhalen lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Voordat ze aan hun missie begonnen, hadden Reydon en De Jager beiden een moeizame carrière. Evert Reydon was tijdens zijn jeugd, mede door de Duitse bezetting, veelvuldig van school veranderd. Hij maakte opleidingen niet af en had wisselende banen in de koopvaardij. Toen hij werd gerekruteerd door de Buitenlandse Inlichtingendienst (BID), had hij een vrouw en kind om voor te zorgen. Voor Louw de Jager was het verhaal in grote lijnen hetzelfde. De historici Bob de Graaff en Cees Wiebes karakteriseren hem als een ‘enigszins instabiele leerling-stuurman’.

Volgens de verklaringen die Reydon en De Jager tijdens hun verhoren aan de KGB aflegden, had de BID hen eerst afzonderlijk en later ook enkele keren gezamenlijk geïnstrueerd in een achterafkamertje in een Amsterdams café aan de Nieuwendijk. De instructie werd verzorgd door personen die zich aan hen bekendmaakten onder namen als ‘Van Maurik’, ‘Otto’ en ‘Nieboer’, wat uiteraard niet de echte namen van de betrokkenen waren.


Na hun vrijlating geven Evert Reydon(vooraan, tweede van links) en Louw de Jager (rechts van Reydon) op 3 december 1963 een persconferentie op Schiphol.

Reydon en De Jager hadden beiden eerder incidentele opdrachten voor de BID uitgevoerd. Zo had Reydon in voorgaande jaren als bemanningslid op Nederlandse koopvaardijschepen vanuit kajuitraampjes foto’s van havens en schepen gemaakt in landen achter het IJzeren Gordijn, waaronder de Sovjet-Unie. In de aanloop naar de operatie in Oekraïne werd hem en De Jager uitgelegd dat zij aantekeningen en foto’s moesten maken van vliegvelden, bruggen, spoorwegemplacementen en de daarop geparkeerde voertuigen, maar ook van meer alledaagse zaken, zoals hoogspanningskabels. In het kamertje aan de Nieuwendijk lieten Van Maurik en de zijnen bij wijze van instructie ook een album zien met tekeningen van militaire objecten zoals radarinstallaties, straalvliegtuigen, tanks en speciaal geconstrueerde vrachtwagens voor het vervoer van raketonderdelen. En ook van oorlogsschepen, die misschien in de havens van Odessa en Sebastopol lagen.

Extra aandacht was er ook voor alles wat te maken had met ballistische raketten en de brandstof daarvoor. Opslag- en lanceerplaatsen voor raketten waren volgens de instructies mogelijk te herkennen aan de combinatie van een radarinstallatie en een weg met een flauwe bocht die naar zo’n complex leidde. Die zou zo zijn aangelegd omdat vloeibare raketbrandstof tijdens het vervoer bij abrupte bewegingen kon exploderen.

Bij tanks moesten de spionnen erop letten hoeveel wielen die hadden en of het aandrijfwiel voor of achter zat. Bij wijze van oefening hadden Reydon en De Jager in Nederland enkele tochten per auto gemaakt, onder andere naar de Rotterdamse Waalhaven en de vliegbases Gilze-Rijen en Volkel, om daar schepen en vliegtuigen te fotograferen.

 Het tweetal begon op 21 juli zogenaamd als toeristen aan de spionagereis door Oekraïne

Het lijkt er sterk op dat de BID bij de planning van de operatie in Oekraïne samenwerkte met de Amerikaanse CIA, een kwestie waarover tot nu toe onduidelijkheid bestond. Reydon en De Jager verklaarden tegenover de KGB dat zij in mei 1961 ieder afzonderlijk een ontmoeting hadden gehad met een Amerikaan. Behalve de drie eerdergenoemde mannen was daarbij bovendien nog een vierde Nederlander aanwezig. Die ontmoetingen hadden ook weer plaats aan de Nieuwendijk in Amsterdam. Zowel de Amerikaan als de onbekende vierde Nederlander bekleedde ‘naar de mening van Reydon een hoge positie bij een inlichtingendienst’, zo stelt een KGB-verslag, dat recent is vrijgegeven.

De Amerikaan liet zich opvallend genoeg ‘Karel’ noemen, een ongebruikelijke Amerikaanse voornaam. Pikant detail is dat de codenaam die in die tijd intern bij de BID voor de CIA gebruikt werd ook ‘Karel’ was. ‘Als zijn dienst bij ons zo heet, kunnen we deze man ook wel zo noemen,’ moet men bij de BID gedacht hebben. Het was de Amerikaan Karel die aan Reydon en De Jager een uiteenzetting gaf over het doel van de missie. Tekenend voor de onderlinge verhoudingen was dat Van Maurik en de andere BID’ers ijverig aantekeningen zaten te maken als Karel het woord voerde.

Karel ging volgens het verslag van Reydons verhoor door de KGB onder andere in op ‘enkele momenten in de geschiedenis van de USSR, in het bijzonder de Oktoberrevolutie, de bevolkingssamenstelling, godsdienst en andere zaken’. Verder: ‘Hij drong er bij Reydon op aan vooral voorzichtig te zijn, Sovjetburgers niet uit te vragen over thema’s gerelateerd aan de inlichtingeninformatie die zij moesten verzamelen en mensen ook niet thuis te bezoeken, omdat dat kon bijdragen tot het mislukken van de operatie.’


De gereden route met hun Renault.

Soortgelijke vermaningen had De Jager ook van Karel te horen gekregen. Reydon en De Jager hadden Karel maar één keer ontmoet; de praktische voorbereiding van de missie was verder aan het drietal Otto, Van Maurik en Nieboer overgelaten. Het lijkt echter niet vergezocht om de CIA een leidende rol achter de schermen toe te schrijven. De BID was nu eenmaal in vergelijking met de CIA een relatief onbeduidende speler in de inlichtingenoorlog tussen Oost en West.

Reydon en De Jager werd voor zover bekend geen geldelijke beloning voor hun spionagemissie in het vooruitzicht gesteld. Zij deden hun werk uit overtuiging. Reydon zou later tegenover de KGB verklaren dat zucht naar avontuur bij hem ook een rol speelde. Het tweetal kreeg bij wijze van onkostenvergoeding wel 5100 gulden mee voor onderweg. Volgens De Jager had Van Maurik hem toegezegd: ‘Wij betalen alles.’ De BID’ers hadden de twee ook verzekerd dat de missie die zij zouden gaan uitvoeren ‘ongevaarlijk was en wel vaker gedaan werd’. De vrouw van Reydon, met wie hij de onderneming van tevoren besprak, dacht er anders over en zag wel degelijk gevaren. Uiteindelijk stemde ze schoorvoetend in met de missie van haar man.

Het tweetal begon op 21 juli zogenaamd als toeristen aan de spionagereis door Oekraïne, die hen voerde van de grensplaats Oezjgorod via Lviv, Kiev, Charkov, Jalta en Sebastopol naar Odessa, en vandaar terug via Kiev en Lviv naar Oezjgorod. Ze reisden in een kleine Renault 4CV, die De Jager in november 1960 tweedehands voor 2000 gulden had gekocht.
Reydon zou later tegenover de KGB verklaren dat hij al bij het overschrijden van de grens het gevoel had dat het mis was, omdat beambten de vier camera’s en andere apparatuur – zoals een telelens en een verrekijker – opmerkten die ze bij zich hadden. Wat de Nederlanders niet wisten, was dat ze niet alleen werden geïnspecteerd door het gebruikelijke douanepersoneel, maar dat ook twee informanten en een operationeel medewerker van de KGB waren ingezet. In het geval van individueel reizende westerlingen was de dienst extra achterdochtig.

Voor de KGB was de operatie tegen de twee Nederlandse spionnen een groot succes

De KGB zette grote aantallen medewerkers en technische middelen in om Reydon en De Jager tijdens hun reis vrijwel constant onder observatie te houden. Het overgrote deel van de passanten die de twee Nederlanders ‘toevallig’ ontmoetten en met wie ze wat langer contact hadden, waren agenten of informanten van de KGB die aan die dienst rapporteerden. Hetzelfde gold voor de gidsen van het officiële reisbureau Intourist met wie ze een aantal excursies maakten in steden als Kiev en Lviv.

Hotelkamers langs de route – verplicht ruim van tevoren bij Intourist geboekt − waren voorzien van camera’s en afluisterapparatuur. Die werden door Reydon en De Jager niet ontdekt, ook al gingen ze er telkens naarstig naar op zoek. Het tweetal maakte het er voor zichzelf niet beter op door diverse pogingen te ondernemen om van de voorgeschreven route af te wijken. Ze werden dan ‘onverwachts’ door de verkeerspolitie tegengehouden en teruggestuurd, bijvoorbeeld met een smoes van een opgebroken weg.

De observatieploegen van de KGB fotografeerden de Nederlanders ook. De foto’s kwamen terecht in een speciaal album dat de dienst over hun missie samenstelde, en dat bewaard is gebleven in het KGB-archief in Kiev. Op een van de opnamen is duidelijk het kenteken van hun auto te zien: TP-02-75. Verder bevat het album tal van foto’s waarop Reydon of De Jager staat, terwijl zij op hun beurt kiekjes van militaire objecten maken.


Op 5 oktober 1961 moeten Reydon (staand) en De Jager (rechts zittend naast hem) voor een Russische militaire rechtbank verschijnen.

Ook zijn de twee gefotografeerd toen ze per boot onderweg waren van Jalta naar Sebastopol en door een verrekijker naar de kustlijn turen. Bijna niets ontging de observanten. Zo stelde de KGB vast dat de snelheid van de Renault tijdens de tocht meestal niet hoger was dan 50 tot 60 kilometer per uur, maar in de buurt van militaire objecten daalde tot 30 tot 35 kilometer per uur.

Op 19 augustus 1961 stonden Reydon en De Jager weer met hun auto voor de slagboom bij Oezjgorod, dit keer om Oekraïne te verlaten. Bij de laatste nauwgezette controle zette de KGB onder anderen een agent in die het Nederlands beheerste, mogelijk om op te vangen wat de twee tegen elkaar zeiden. Niet dat de Sovjets nog om bewijsmateriaal verlegen zaten; de spionageactiviteiten van de Nederlanders in de afgelopen maand waren ruimschoots gedocumenteerd.

Na hun aanhouding en uitgebreide verhoren door de KGB kwam het in oktober 1961 tot een proces voor een militaire rechtbank in Kiev. Deze veroordeelde Reydon en De Jager tot een gevangenisstraf van dertien jaar. Hun auto, apparatuur en tal van persoonlijke bezittingen, zoals horloges, namen de Sovjetautoriteiten in beslag. De gouden trouwring van Reydon met inscriptie ‘25.XII.1956’ werd naar Moskou opgestuurd en verviel aan de staatskas.

    Ze reisden in een kleine Renault 4CV, die De Jager in november 1960 tweedehands voor 2000 gulden had gekocht

Voor de KGB was de operatie tegen de twee Nederlandse spionnen een groot succes. Het betrokken team maakte over deze zaak een brochure, zodat andere afdelingen van de KGB in Oekraïne er lering uit konden trekken. Het is opvallend dat de twee hierin als ‘NAVO-agenten’ worden opgevoerd, terwijl die organisatie nooit een eigen inlichtingendienst heeft gehad. De Nederlandse achtergrond van Reydon en De Jager komt uitvoerig aan de orde, maar de BID blijft in de brochure onvermeld.

De spionagemissie van Evert Reydon en Louw de Jager was een pijnlijke mislukking. Allereerst natuurlijk voor de twee hoofdpersonen in het drama, maar zeker ook voor de BID. De Nederlandse inlichtingendienst had de twee mannen op een onmogelijke missie gestuurd. Het Inspector Clouseau-gehalte wordt nog aanzienlijk vergroot door het gegeven dat rond diezelfde tijd diverse andere jonge, westerse ‘toeristen’ bij soortgelijke spionageacties in Oekraïne door de KGB werden gearresteerd. De behoefte bij westerse inlichtingendiensten aan informatie over de Sovjet-Unie was echter groot en het lot van individuele agenten werd daaraan ondergeschikt gemaakt.

Tot hun grote geluk werden Reydon en De Jager al in december 1963 vrijgelaten door de Sovjetautoriteiten en konden ze naar Nederland uitreizen. Volgens het KGB-verslag had de BID-functionaris Otto aan Reydon beloofd dat tijdens de missie wekelijks 120 gulden zou worden uitgekeerd aan zijn vrouw. Of uitbetaling daarvan is voortgezet tijdens de ruim twee jaar dat Reydon uiteindelijk zou wegblijven, is niet bekend. Na hun terugkeer uit de Sovjet-Unie 1963 bood de Nederlandse overheid beiden een belastingvrije som van 28.000 gulden aan. Maar De Jager weigerde; mogelijk voelde hij zich door de Nederlandse overheid verraden.

Ben de Jong is gastonderzoeker bij het Institute of Security and Global Affairs (ISGA) van de Universiteit Leiden.

Opruiming in Kiev
KGB-archief vrijgegeven
Dit artikel is gebaseerd op recent vrijgegeven materiaal uit het archief van de Oekraïense veiligheidsdienst, SBOe. Deze dienst is de laatste jaren bezig grote delen van het oude KGB-archief, voor zover dat in Kiev berust, vrij te geven. Daardoor is sinds kort ook een KGB-dossier over de zaak van Evert Reydon en Louw de Jager beschikbaar. Het dossier bevat een brochure die de KGB heeft gemaakt als lesmateriaal, getiteld: Overzicht van de operationele maatregelen inzake de afhandeling en ontmaskering van de agenten van de NAVO-inlichtingendienst Reydon en De Jager.

De ironie wil dat in Nederland de archieven van de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) en de Buitenlandse Inlichtingendienst (BID) over deze zaak gesloten blijven. Een groot deel van het BID-archief is zelfs vernietigd.

Nauwe samenwerking CIA
Eerste inlichtingendienst
De Buitenlandse Inlichtingendienst (BID) heeft in Nederland onder die naam bestaan van 1949 tot 1972. Aanvankelijk viel de dienst onder het ministerie van Algemene Zaken, later onder dat van Defensie. De BID en de Inlichtingendienst Buitenland (IDB), zijn opvolger van 1972 tot 1994, hebben in politiek gewicht en personeelsomvang altijd sterk in de schaduw gestaan van de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD). Alle drie de diensten werkten tijdens de Koude Oorlog nauw samen met de CIA.

Meer weten
Villa Maarheeze. De geschiedenis van de Inlichtingendienst Buitenland
(1998) van Bob de Graaff en Cees Wiebes.
Samen met de CIA. Operaties achter het IJzeren Gordijn (2016) van Cees Wiebes.
Frontdienst. De BVD in de Koude Oorlog (2007) van Dick Engelen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 12 - 2018