Home Suzanna Jansen over Het pauperparadijs

Suzanna Jansen over Het pauperparadijs

  • Gepubliceerd op: 22 juni 2009
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Geertje Dekkers

Suzanna Jansen schreef een geschiedenis van het armengesticht Veenhuizen, aan de hand van de verhalen in haar eigen familie. Projecten als Veenhuizen hielpen niet, meent Jansen, en ook huidige politici willen het armoedeprobleem soms te snel oplossen. ‘Het kostte mijn familie drie generaties om ons aan de erfenis van de armoede te onttrekken.’

‘Het onderzoek voor mijn boek begon met de vondst van een bidprentje van mijn overgrootmoeder op de zolder van mijn ouders,’ zegt journalist Suzanna Jansen. Recent verscheen haar eerste boek Het pauperparadijs, over twee eeuwen armoede, verteld aan de hand van de geschiedenis van haar familie.

Jansens overgrootmoeder, Helena Gijben, was volgens het bidprentje geboren in Norg, ‘nabij Assen’. Jansen: ‘Mijn moeder vertelde dat Helena door haar familie was onterfd omdat ze als protestants meisje was getrouwd met een katholiek. Dat moest verklaren waarom de familie arm was geworden.’ Ze besloot verder in de geschiedenis van haar familie te duiken.

‘Toen kwam ik erachter dat het verhaal over de onterving niet klopte,’ vertelt Jansen. ‘Mijn overgrootmoeder is nooit verstoten. Dat verhaal is in de wereld geholpen om haar echte achtergrond te verhullen. Ze was namelijk geboren in een armengesticht in Veenhuizen, waar in de negentiende eeuw werd geprobeerd paupers op te voeden tot nette burgers. Veenhuizen had zo’n slechte naam dat iedereen die daarvandaan kwam dat probeerde te verbergen; anders werd je direct door de buitenwereld veroordeeld en maakte je helemaal geen kans om een nieuw bestaan op te bouwen.’

‘Dat ze loog over haar achtergrond is veelzeggend,’ vindt Jansen. ‘Het laat zien hoe groot de schande was. De omgeving liet in die tijd duidelijk merken dat armoede iets was om je voor te schamen. Dat tastte het zelfvertrouwen aan, en daarom trok mijn familie een rookgordijn op.’

Jansen bedacht pas relatief laat dat haar familie onderwerp van het boek zou worden. ‘Het pauperparadijs zou eerst alleen over Veenhuizen gaan. Ik heb nog in de archieven gezocht naar geschikte personages die daar hadden gewoond. Pas toen zag ik dat de geschiedenis van mijn eigen familie precies illustreerde waar het mij om ging: hoe armoede van generatie op generatie wordt overgedragen.’

‘Een onzichtbaar elastiek’ noemt Jansen het mechanisme van de armoede: ‘Het is heel moeilijk om daaraan te ontsnappen.’ Projecten als het armoedegesticht in Veenhuizen hielpen volgens haar niet. ‘Veenhuizen was bedoeld om het armoedeprobleem op te lossen,’ licht Jansen toe. De inititatiefnemer, Johannes van den Bosch, bouwde in 1823 drie gestichten in het Drentse veengebied. Jansen: ‘Daarmee bood hij paupers uit de grote steden een huis en werk: de bewoners moesten het onontgonnen veengebied bewerken.’

Van den Bosch verwachtte dat hij de paupers in het gesticht met tucht en discipline kon drillen tot beschaafde burgers die zelf in hun onderhoud konden voorzien. Maar dat lukte niet. ‘Dat kwam doordat het regime in Veenhuizen de inwoners alle zelfstandigheid ontnam,’ stelt Jansen. ‘Het gesticht bepaalde welke kleren ze droegen, op welk tijdstip ze aten, hoe ze hun kinderen opvoedden. Dat gebeurde met de beste bedoelingen, om de bewoners vooruit te helpen. Maar het werkte averechts. Bewoners die het gesticht verlieten wisten niet hoe ze voor zichzelf moesten zorgen, hoe ze zelf beslissingen moesten nemen. Dat gebeurt als je mensen alle eigen verantwoordelijkheid en initiatief uit handen neemt.’

Dat gevaar loert ook vandaag de dag nog, beklemtoont Jansen: ‘Bestuurders zijn vaak geneigd te denken dat mensen die arm zijn niet voor zichzelf kunnen denken. Politici willen het probleem het liefst binnen hun ambtstermijn van vier jaar oplossen, en als dat niet lukt ontstaat er een frustratie die de roep om strengere maatregelen aanwakkert. Maar die werken niet. Het kost tijd om mensen uit de armoede te halen.’

Daarom is Het pauperparadijs historisch, maar ook actueel. In het boek staan beschrijvingen van het verleden en reportages uit het heden dan ook naast elkaar. Jansen: ‘Ik wil duidelijk maken hoe het verleden doorwerkt in het heden. Ik heb zelf lang het gevoel gehad dat niet alles voor mij was weggelegd. Een huis kopen was bijvoorbeeld alleen iets voor de rijken. Toen mijn man en ik een huis kochten in de Jordaan – niet de goedkoopste buurt –, heb ik lang de neiging gehad verantwoording af te leggen over onze financiën. Zo diep zat de erfenis van de armoede blijkbaar in me.

Er gaat tijd overheen om je daaraan te ontrekken. De Engelsen zeggen: “It takes three generations te raise a gentleman.” In mijn familie duurde het ook drie generaties. Het begon met mijn oma, die een paar van haar kinderen naar de mulo stuurde. Ze verhuisde zelfs naar een slechtere buurt om dichter bij de school te gaan wonen. Mijn moeder trouwde vervolgens met een man die een stabiele achtergrond had.

En weer een generatie later hebben mijn zussen allemaal op universitair niveau gestudeerd. Via allerlei omwegen, want ze werden vanwege het opleidingsniveau van mijn ouders eerst naar de mulo gestuurd.’ Dat gebeurde vanuit de gedachte dat dubbeltjes nu eenmaal geen kwartjes konden worden, zegt Jansen. Toen zijzelf een middelbare school moest kiezen, braken haar ouders met dat idee. ‘Ik had mijn Citotoets op vwo-niveau gemaakt, maar kreeg van school een mavo-advies. Daar zijn ze toen voor het eerst tegen ingegaan.’

Suzanna Jansen, Het pauperparadijs. Een familiegeschiedenis. 255 p. Balans, € 17,95

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.