De leider van de NSB wilde voorkomen dat gevoelige documenten in handen vielen van de geallieerden. Hij verborg ze. Na de bevrijding moesten juristen en onderzoekers een ingewikkelde zoektocht ondernemen naar Musserts verdwenen archief.
Het moet rond 5 september 1944 zijn geweest. Dolle Dinsdag, de dag dat de bevrijding van Nederland op handen leek. De geallieerden stonden in Antwerpen en het gerucht ging dat ze bij Breda de grens waren overgestoken. De paniek onder de Duitsers en NSB’ers was groot, zo groot dat ze massaal naar het oosten vluchtten, tot diep in Duitsland aan toe.
Meer historische verhalen lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Mussert riep de commandant van de gemotoriseerde tak van de Weerbaarheidsafdeling (WA), Herman Eman, bij zich. Hij gaf hem opdracht om zijn ‘geheim archief’ naar Lüneburg in Noord-Duitsland te brengen. Op de vraag ‘Leider, wat moet hiermee in het uiterste geval gebeuren?’ antwoordde Mussert: ‘Ach, jongen, dit is een zeer belangrijk archief en bevat mijn correspondentie met Hitler en de Rijkscommissaris [Seyss-Inquart red.]. Hieruit zal later blijken hoe goed ik het met Nederland heb voorgehad en wat een schooiers die Duitsers zijn.’ Ook zei hij dat dit archief onder geen voorwaarde ooit mocht worden vernietigd.
Mussert: ‘Hieruit zal later blijken hoe goed ik het met Nederland heb voorgehad
Eman reed achter de vrachtwagen met daarin Musserts archief aan naar Lüneburg. Daar werd het transport opgewacht door Auke Damhof, een in Duitsland geboren NSB’er die ter plaatse de beweging vertegenwoordigde. Op advies van de lokale autoriteiten werd Musserts archief opgeborgen in de oven van een steenfabriek in de buurt van Lüchow.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Bij het uitladen zag Eman behalve archiefkasten ook een aantal kisten, Perzische tapijten, een brandkast en fotoapparatuur uit de vrachtwagen komen. Ook die gingen de koude oven in. Eman bleef tot in februari 1945 in Lüneburg, daarna keerde hij terug naar Nederland omdat zijn werkzaamheden voor de NSB in Duitsland waren opgehouden. Buurtbewoner Hermann Grote werd belast met het toezicht.
Half verkoolde papieren
Medio april 1945, twee dagen voor de komst van de geallieerden, zag Grote dat de oven door vier man werd gestookt. Een van die vier was ‘een grote, brede, blonde vent’ – de beschrijving komt overeen met het uiterlijk van Damhof. Diezelfde dag of een dag later werd de brandkast door iemand van het Duitse staatsbouwbedrijf Organisation Todt uit de oven gehaald en geopend. De inhoud werd verbrand.
Dit alles staat uitgebreid beschreven in een rapport van C. H. Hanegraaff, medewerker van het Directoraat voor de Bijzondere Rechtspleging van het ministerie van Justitie. Zijn rapport ligt in het Nationaal Archief in Den Haag. Hij schrijft dat hij in augustus 1946 twee keer naar Duitsland reisde de te achterhalen waar het ‘geheime archief’ van Mussert (en de overige archieven van de NSB en de Sicherheitsdienst) waren gebleven.
Hanegraaff vertelt ook hoe het verder ging. Een of twee dagen na de verovering van Lüneburg door de geallieerden, meldde zich een Amerikaanse inlichtingenofficier bij de fabriek. Hij sprak uitstekend Duits. Buurtbewoner Grote bracht hem naar de oven. Daar bleek de inhoud van een aantal kisten nog intact. Grote zag brieven die ondertekend waren door Hitler en andere vooraanstaande nazi’s. De officier noemde deze documenten ‘hoogst belangrijk’. Hij nam ze in beslag, laadde ze in zijn jeep en reed ermee weg.
Alles werd buiten de fabriek op een hoop gegooid.
In september 1945 keerde de bedrijfsleider van de fabriek terug uit krijgsgevangenschap. Hij trof in de oven ‘een grote rommel van half verbrande en half verkoolde papieren, geblakerde kisten en een opengebroken brandkast’. Alles werd buiten de fabriek op een hoop gegooid.
Verkeerde officier
Bijna een jaar later kwam Hanegraaff met twee medewerkers naar Duitsland. Tijdens de eerste reis hoorden ze dat het SD-archief en een geheim ledenarchief van de NSB medio april 1945 in Uelzen waren verbrand. Het gewone NSB-ledenarchief had hetzelfde lot ondergaan in de cv-ketel van een verpleeginrichting in Lüneburg. Maar wat was er over van het geheime archief van Mussert? Om daarachter te komen moest Hanegraaff naar de steenfabriek.
Hanegraaff nam Eman mee, omdat die tijdens een verhoor in Nederland had gezegd dat hij de steenfabriek wel kon terugvinden. Dat klopte. In zijn rapport schrijft van Hanegraaff dat de plek die Eman aanwees, was gelegen langs de grote weg tussen Uelzen en Lüchow ‘ter hoogte van Zarenthien en Dommathien’. De locatie is nog altijd gemakkelijk online terug te vinden. Ziegelei (steenfabriek) Kröte was van 1937 tot 1969 in gebruik. De gebouwen staan er nog steeds. ‘Op de weg tussen Uelzen en Lüchow werd gestopt bij een grote steenfabriek langs de grote weg, welke de gezochte bleek te zijn,’ schrijft Hanegraaff in zijn rapport. ‘Eman liep regelrecht naar de oven waar de boel was geweest, hetgeen later bevestigd werd door het daar nog aanwezige personeel.’
Buiten de fabriek vond Hanegraaff de resten van het archief die de Amerikaanse inlichtingenofficier had laten liggen, waaronder twee affiches met spotprenten, een fragment van briefpapier met de opdruk ‘Bureau van den Leider’ en een rapport of brief waarin over de Nederlandsche Unie werd gesproken. De Nederlandse autoriteiten gingen vervolgens op zoek naar de Amerikaan, die de belangrijkste delen van Musserts archief had meegenomen. In 1947 meende de ambassade in Washington hem te hebben opgespoord, maar het was de verkeerde. Deze officier zei dat hij aan het eind van de oorlog wel in Uelzen en Lüchow was geweest, maar was nooit bij de fabriek geweest. Hij moest zijn verward met een ander.
Liep het spoor dood bij de onbekende Amerikaanse officier? In 1949 maakte Loe de Jong, de directeur van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie (RIOD), een dienstreis naar de VS. Hij kreeg toestemming om in het Amerikaanse ministerie van Defensie in Washington de German Military Document Section te bezoeken. Zijn interesse ging in de eerste plaats uit naar documenten van de Duitse legerleiding, maar hij ontdekte bij toeval ook brokstukken van andere voor Nederland interessante archieven. In een notitie voor de directie van het RIOD schrijft hij: ‘Zelf vind ik de vondst (eindelijk!) van het in 1945 door een Amerikaanse officier geredde deel van het verbrande archief van Mussert het aardigst – wetenschappelijk is het zeker niet het belangrijkst, maar dat was materiaal waarvan ik nu nooit gedacht had dat we het ooit nog terug zouden vinden en waarvoor we ons al zoveel vergeefse moeite gegeven hadden.’
Lidmaatschap van Joseph Luns
De bewuste documenten lagen in kisten, die hoogstwaarschijnlijk nog niet waren uitgezocht. De Jong ontdekte ‘een map met verschillende stukken, gedeeltelijk afkomstig van het Bureau van Mussert, met onder andere correspondentie tussen Mussert en de leider van het Vlaamse Nationaal Verbond. Deze stukken waren licht geschroeid.’ Ook vond hij een register met de titel ‘Leden zonder Groepsindeling’ met namen, beroepen en woonplaatsen van de 2800 NSB-leden die zich als eerste hadden aangemeld. ‘Vele namen zijn doorgeschrapt,’ schrijft De Jong.
Een van die geschrapte namen was die van de latere KVP-politicus Joseph Luns. De Jong bevestigde in 1979 tegen het Algemeen Dagblad dat Luns – op dat moment secretaris-generaal van de NAVO – in zijn studententijd lid van de NSB was geweest. Het veroorzaakte een relletje, mede omdat Luns hardnekkig ontkende. De Jong zelf vond het niet van belang, omdat tienduizenden andere Nederlanders in de vroege jaren 30 ook lid van de NSB waren geweest, daar spijt van hadden gekregen en al voor het uitbreken van de oorlog hun lidmaatschap hadden opgezegd.
Loe de Jong: ‘Vele namen zijn doorgeschrapt’
Alle documenten die De Jong vond in Washington, zijn vandaag de dag te vinden in het archief van het NIOD. Zoals correspondentie van Mussert met Hitler en Seyss-Inquart, waar Mussert met Eman over sprak, en ook correspondentie met Himmler, Goebbels en Hess, de vooraanstaande nazi’s waar de eerdergenoemde buurtbewoner Grote het over had. Maar er zijn geen stukken bij die je zou verwachten aan te treffen in een privéarchief. Het NIOD bewaart wel degelijk privédocumenten van Mussert: schoolrapporten, een getuigschrift van deelname aan een schietoefening in 1912, enkele NSB-lidmaatschapskaarten (als leider had hij natuurlijk ‘stamboeknummer’ 1) en brieven van het echtpaar Mussert uit hun verlovingstijd.
Liefdesbrieven
Deze persoonlijke documenten zijn van her en der bijeengebracht door rechercheurs van de naoorlogse politieke opsporingsdiensten. Waar zij vandaan hebben is niet bekend, vermoedelijk van overal en nergens. Mussert heeft aan het eind van de oorlog privébezittingen en privédocumenten op meerdere plaatsen in het land ondergebracht. Een huisknecht van Mussert verklaarde in het onderzoek naar het verdwenen ledenarchief dat Mussert aan het eind van de oorlog persoonlijke bezittingen – goederen, kisten en ‘pakken’ – naar Den Haag, Bussum, Balkbrug, Stroe en Utrecht heeft laten brengen. Musserts secretaresse Stien van Bilderbeek verklaarde dat een ‘privéarchief’ van Mussert naar Den Haag was verzonden.
Af en toe duikt er nog iets op. In 1980 gaf een onbekend gebleven man een fotoalbum, liefdesbrieven en andere documenten van het echtpaar Mussert af bij het gemeentearchief in Nijmegen. Hoe hij daaraan kwam, is niet bekend. Het Regionaal Archief Nijmegen droeg ze in 2012 over aan het NIOD. De regionale omroep Rijnmond schreef in 2014 dat iemand een telefoonklapper van Mussert in bruikleen had gegeven aan het OorlogsVerzetsMuseum Rotterdam. In 2020 sprak de NOS met een man die van zijn vader een kistje had geërfd met spullen die van Mussert zijn geweest. Het ging om privéfoto’s, brieven, zijn NSB-lidmaatschapskaart voor 1943/1944 en ook een boekje met tekeningen die hij in 1915 maakte toen hij in een militair ziekenhuis lag. En zelfs een identificatieplaatje uit de korte tijd dat hij in het leger zat. De eigenaar had geen idee hoe zijn vader eraan gekomen was.
Misschien komt er in de toekomst nog meer boven water. Zoals het gouden vulpotlood met de inscriptie ‘Hou Zee, 28 april 1934’ dat Mussert in 1934 van de Amsterdamse Jeugdstorm cadeau had gekregen. Het lag in de brandkast die in mei 1945 in de tuin van een nicht in Bussum werd opgegraven. Een politie-inspecteur die bij de opgraving betrokken was, kreeg toestemming om hem te verkopen. Wie weet ligt hij nog ergens in een la.