Home Dossiers Slag bij Waterloo Willem II en de Slag bij Waterloo 1815

Willem II en de Slag bij Waterloo 1815

  • Gepubliceerd op: 27 mei 2015
  • Laatste update 17 apr 2023
  • Auteur:
    Jeroen van Zanten
  • 14 minuten leestijd
Willem II en de Slag bij Waterloo 1815
Cover van
Dossier Slag bij Waterloo Bekijk dossier

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Historischnieuwsblad.nl? U bent al lid vanaf €1,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

De prins van Oranje, de latere Willem II, had zich heldhaftig gedragen tijdens de Slag bij Waterloo, vonden de Nederlanders. ‘Ik had het lot van Europa in handen,’ zei hij zelf. Maar de Engelsen waren blij dat hij gewond raakte, zodat hij niet meer blunders kon begaan.

De prins van Oranje is lang, hoogblond en heeft een gladde bakkes. De eerste keer dat hij in beeld verschijnt, speelt hij met enkele Britse officieren een potje cricket in een park in Brussel, terwijl de Britse opperbevelhebber Wellington en de Nederlandse stafchef Jean Victor de Constant Rebecque toekijken. De innings verlopen rampzalig. Keer op keer wordt de prins uitgegooid. ‘Dit is niet een spel dat wij Nederlanders spelen,’ zegt Constant nadat de prins hopeloos heeft verloren.

‘Het is daarom dat ik u als stafchef enkele goede Britse officieren heb toegewezen: Sharpe en Doggett. U moet van ons leren, u en de Belgen,’ antwoordt Wellington op hoge toon. Een Engelse adellijke dame mengt zich in het gesprek: ‘De prins heeft dit spel toch eerder gespeeld in Engeland?’ Constant kijkt bedremmeld naar de grond en zegt: ‘Zijne Koninklijke Hoogheid heeft […] in Oxford van alles en nog wat gespeeld, maar heeft er bitter weinig geleerd.’

Sharpe, de televisieserie waaruit deze scène komt, was tussen 1993 en 1997 in Engeland mateloos populair. Het epos was gebaseerd op de historische romans van Bernard Cornwell. De serie vertelt het verhaal van de eenvoudige, maar moedige officier Richard Sharpe ten tijde van de napoleontische oorlogen. Zijn avonturen zijn zeer vermakelijk. Historisch correct zijn ze allerminst, maar dat maakt niet uit. Al lijken in sommige afleveringen alle vooroordelen van Engelsen jegens andere Europese volkeren bevestigd te worden. Ook de Nederlanders komen er niet goed af. In de aflevering Sharpe’s Waterloo wordt de prins van Oranje niet alleen een lesje geleerd in cricket, maar ook in oorlogvoering.

De jonge Willem doodt zijn tijd met wijn en meisjes, en maakt bij Quatre-Bras en Waterloo blunder na blunder. In het heetst van de strijd jaagt hij zelfs menig soldaat de dood in. De Nederlandse en Belgische troepen deserteren ondertussen massaal. Het zijn uiteindelijk Sharpe, Wellington en het Britse leger die de overwinning veiligstellen. Na afloop kan de kijker maar één conclusie trekken: Quatre-Bras en Waterloo waren Britse overwinningen. De serie Sharpe is, kortom, een sprekend voorbeeld van de Britse toe-eigening van Waterloo.

De bedenker van Sharpe, Bernard Cornwell, baseerde zijn romans op de Britse geschiedschrijving over Waterloo en de napoleontische oorlogen. Deze kenmerkt zich sinds 1815 door een systematische ontkenning en ridiculisering van de bijdrage van andere landen aan de overwinning op Napoleon. ‘Slender Billy’, ‘Young Frog’, ‘Silly William’ – dit zijn slechts enkele van de bijnamen die Engelse historici voor de prins van Oranje, de latere koning Willem II, gebruiken.

Onervaren en onbekwaam, zo luidde en luidt nog steeds hun oordeel over het optreden van de prins tijdens Quatre-Bras en Waterloo. Maar is dit harde oordeel over de prins terecht? Was het een godszegen, zoals sommige Britse Waterloo-auteurs schrijven, dat de jonge Willem aan zijn schouder gewoond raakte, zodat hij met zijn geblunder niet nog meer brave soldaten de dood in kon jagen?

‘Napoleon verliet het eiland Elba in maart 1815. Alles draaide om mij: ik had het Lot van Europa in mijn handen,’ herinnerde een weinig bescheiden prins van Oranje zich in 1821. Toen het nieuws van Napoleons ontsnapping op 10 maart 1815 de Nederlanden bereikte, was de jonge Willem inderdaad de eerst aangewezene geweest om te reageren.

In juli 1814 had de Britse regering hem het plaatsvervangend opperbevel over de Britse en Hannoveraanse troepen in België gegeven en hem benoemd tot generaal in het Britse leger. Totdat Wellington, die als Brits afgevaardigde onderhandelde op het Congres van Wenen, was teruggekeerd op het Brits hoofdkwartier in Brussel, rustte de verdediging van de Lage Landen op Willems schouders.

De prins was nog maar 22 jaar oud en had nog nooit zelfstandig het commando gevoerd over een grote troepenmacht. Zijn benoeming was vooral een diplomatiek gebaar. Niettemin voerde hij zijn taak als plaatsvervangend bevelhebber trouw en bekwaam uit. Toen Wellington in april 1815 in Brussel arriveerde om het commando op zich te nemen, toonde hij zich tevreden met de maatregelen die Willem had genomen. Ook de troepen hadden vertrouwen in de prins. ‘Hij toont een opmerkelijke activiteit, zowel op het hoofdkwartier als tijdens de inspecties van de troepen en de stellingen. Hij is hier geliefd en de soldaten hebben ontzag voor hem,’ berichtte de Pruisische diplomaat Roeder aan Berlijn.

De prins was jong, maar geen militair lichtgewicht. Al vanaf december 1813 was hij nauw betrokken bij de opbouw van het Nederlandse leger. In de jaren 1805-1809 had hij in Berlijn les gehad van vooruitstrevende militair denkers als Scharnhorst en Clausewitz. En in de jaren 1811 en 1813 had hij deel uitgemaakt van de staf van Wellington in Spanje en Portugal, waar op dat moment een bloedige strijd werd gevoerd tegen de Fransen. Hij maakte op het Iberisch Schiereiland verschillende veldslagen mee en bleek een verdienstelijke stafofficier.

Constant Rebecque, die hem als mentor begeleidde, rapporteerde dat Willem bij zijn vuurdoop ‘te midden van de kogels en granaten zo rustig en kalm was gebleven als een oude soldaat’. Wellington en andere Britse officieren toonden zich tevreden met de koelbloedigheid en inzet van de prins. Willem was moedig, maar tegelijkertijd ook een tikkeltje onbesuisd. Geduld was niet zijn grootste talent.

Dankzij de bravoure van de prins viel de viersprong niet in Franse handen

Maar dat ‘wilde’ pakte tijdens de gevechten bij Quatre-Bras goed uit. In de vroege ochtend van 16 juni 1815 leverden Duitse, Belgische en Nederlandse troepen onder zijn bevel bij deze viersprong een felle strijd met maarschalk Michel Ney. De Nederlandse positie was uiterst kwetsbaar. Ney had een overmacht aan troepen en daarenboven kon de prins in de beginfase van de gevechten niet beschikken over cavalerie.

Het was de bravoure van de prins die er in deze fase voor zorgde dat de viersprong niet in Franse handen viel. De jonge Willem besefte tijdens de gevechten namelijk al snel dat hij niets anders kon doen dan het ongelijke gevecht zo lang mogelijk proberen te rekken, in de hoop dat tijdig versterkingen zouden arriveren. Tijdens de gevechten schreeuwde hij ‘in alle talen’ tegen zijn officieren dat hij de betekenis van woorden als Rückzug of retraite niet kende en ook niet wilde kennen.

Kolonel Bernhard van Saksen-Weimar schreef later aan zijn vader dat de prins zich voortdurend in de voorste lijn begaf en de troepen geestdriftig aanvoerde: ‘Die goede prins had de ongelukkige, edele zucht om steeds in het tirailleursvuur te blijven; waar hij niet henen ging daar zond hij mij, zoodat ik verscheiden uren het benijdenswaardig geluk had onder de oogen van zijn Koninklijke Hoogheid de tirailleurlinie te kommanderen.’ Het was deze bij nader inzien wellicht ietwat roekeloze standvastigheid die ervoor zorgde dat de Belgen, Nassauers en Nederlanders bij Quatre-Bras standhielden tegen Neys overmacht en Wellington de tijd kreeg versterkingen aan te voeren.

Bij Waterloo, op 18 juni 1815, speelde Willem een veel bescheidener rol dan bij Quatre-Bras. Tijdens de gevechten had hij het commando over de Britse troepen in het centrum, iets ten noordwesten van de hoeve La Haye Sainte. Dit bleek na afloop een van de posities op het slagveld waar het hardst om gevochten was. Wellington zei een dag na Waterloo dat Willem tot hij in zijn schouder werd geraakt de ‘bewegingen’ zo goed dirigeerde dat het niet nodig was hem ‘bevelen toe te zenden’.

‘Ik was de held van de dag. Niemand was populairder dan ik’

De Oranjes gebruikten het moedige optreden van de prins bij Quatre-Bras en Waterloo ongegeneerd als propagandamiddel. In opdracht van koning Willem I werden er penningen geslagen en prijsvragen voor genreschilderijen en heldenproza uitgeschreven. 18 juni werd een nationale feestdag – Waterloo-dag. De van zijn wond herstellende prins was niet minder bescheiden dan zijn vader: ‘Ik was de held van de dag. Niemand was populairder dan ik.’

Anno nu doen deze heldenverering en dit Nederlands nationalisme wat vreemd aan. In de context van het Verenigd Koninkrijk was het echter wel begrijpelijk. De net in hun macht herstelde Oranjes zagen Waterloo als hét vestigingsmoment van hun dynastie. ‘De heldenrol van mijn kleinzoon; het heeft het Koningshuis daadwerkelijk gevestigd en een vaste grond onder de voeten gegeven,’ schreef prinses Wilhelmina van Pruisen aan haar nicht Maria Paulowna.

Het uitmelken van Waterloo door Willem I werd in andere landen niet erg gewaardeerd. De Nederlandse mythevorming concurreerde vooral met de Britse toe-eigening van Waterloo. Willems heldenstatus werd hier al snel het slachtoffer van. Volgens Britse historici en schrijvers streed Wellington bij Waterloo niet alleen tegen de Fransen, maar ook tegen de incompetentie van de ‘buitenlandse troepen en officieren’ onder zijn commando. Waterloo was een Britse overwinning. De prins van Oranje had hieraan slechts een kleine bijdrage geleverd.

De Britse toe-eigening van Waterloo wordt het meest duidelijk in de wijze waarop Engelse historici in de loop van de negentiende eeuw de bijdrage van Willem en het Nederlandse leger aan de slag bij Quatre-Bras hebben beschreven. Door een moedige en tactische inzet van Belgische en Nederlandse troepen wist de Nederlandse staf op 16 juni te voorkomen dat Ney dit strategisch belangrijke kruispunt in handen kreeg. Ze vertraagden hiermee de opmars van de Fransen richting Brussel.

Wellington had aanvankelijk het belang van Quatre-Bras over het hoofd gezien. Op de avond van 15 juni was hij nietsvermoedend naar een galabal bij de hertog en hertogin van Richmond gegaan. Hij realiseerde zich niet dat een verovering van de viersprong betekende dat Napoleon vrijwel ongehinderd Brussel zou kunnen bereiken. Geluk voor de hertog was dat de Nederlandse stafchef Constant Rebecque en generaal Perponcher-Sedlnitsky tegen zijn bevelen Quatre-Bras hadden laten bewaken door majoor Von Normann en het regiment van Van Saksen-Weimar. Als dit niet was gebeurd, dan hadden de geallieerden nooit een overwinning behaald, omdat Wellington geen positie had kunnen innemen bij Waterloo.

In de Britse geschiedschrijving worden vele verklaringen gegeven. Dat Wellington Ney bewust in de val zou hebben gelokt is er een van. Toch lijkt het er echt op dat Wellington zich op 15 juni heeft vergist in de snelheid waarmee de Fransen oprukten en hij inderdaad geluk heeft gehad met het militaire inzicht van Constant en Perponcher. Het aandeel van deze Nederlandse stafofficieren wordt in veel Britse Waterloo-boeken niet eens genoemd.

‘De Belgen en Nederlanders hadden Wellington alleen voor de voeten gelopen’

Het bleef niet bij vergoelijking van Wellingtons optreden. Halverwege de jaren veertig van de negentiende eeuw beweerde de Engelse luitenant William Siborne in zijn History of the War in France and Belgium dat veel Belgisch-Nederlandse troepen bij Quatre-Bras waren gedeserteerd en de prins van Oranje bij de aanvallen van Franse kurassiers op het bos van Bossu diverse keren had nagelaten het bevel te geven om carrés te vormen. Hierdoor zouden er bij Quatre-Bras onnodig veel geallieerde – met name Duitse en Engelse – soldaten zijn gesneuveld. De onervarenheid van de Nederlandse troepen, stelde Siborne, zou ook bij Waterloo een rol hebben gespeeld. Siborne beschuldigde de Nederlandse troepen tevens van lafheid. Zo schreef hij dat de troepen van kapitein Willem van Bijlandt tijdens de gevechten massaal waren gevlucht. Het optreden van de Belgische officier Van Merlen en de Belgisch-Nederlandse cavalerie deed hij af als ‘uiterlijk vertoon’ dat weinig bijdroeg aan de strijd. Volgens Siborne had Wellington weinig profijt gehad van de Belgisch-Nederlandse troepen.

In 1846 voelde de Nederlandse luitenant-generaal Willem Jan Knoop zich geroepen om op Sibornes ‘beschuldigingen tegen het Nederlandsche leger’ te reageren. In een brochure met de veelzeggende titel Beschouwingen over Siborne’s Geschiedenis van den oorlog van 1815 wees hij de auteur op de vele fouten en tegenstrijdigheden in zijn boek. Siborne maakte zich volgens Knoop niet alleen schuldig aan onzorgvuldige, maar ook aan partijdige geschiedschrijving. Diens boek kenmerkte zich door ‘een geest van afgunst’ en trachtte ‘Engelands roem te vermeerderen’ ten koste van de ‘eer van andere volkeren’. Knoop kreeg veel bijval in Nederland. De weerlegging van Siborne, schreef een tijdgenoot, deed ‘onder het jongere geslacht de vaderlandsche snaar geweldig trillen’. De brochure werd in het Frans en Duits vertaald en werd vooral in België goed ontvangen. In Engeland werd ze echter voor kennisgeving aangenomen.

Na de dood van Knoop in 1894 nam diens leerling François de Bas de rol van verdediger van de Nederlandse eer bij Waterloo over. In opdracht van regentes Emma en de minister van Oorlog reisde Bas in het voorjaar van 1897 zelfs naar Londen om het archief van Siborne te raadplegen. Al snel zag hij dat de Britse luitenant uiterst selectief te werk was gegaan en bronnen die zijn verhaal weerspraken terzijde had geschoven. ‘De gevolgen van deze willekeurige’ werkwijze, schreef Bas, waren ‘talrijke misstellingen en onwaarheden’ over de Nederlandse troepen.

De Nederlandse pogingen om Waterloo uit handen van de Britse geschiedschrijving te redden, hadden in eigen land meer succes dan daarbuiten. In 1891 publiceerde de zoon van Siborne onder de titel The Waterloo Letters een selectie uit de brieven van veteranen die zijn vader had verzameld. Mede door deze uitgave bleef Siborne in het Engelse taalgebied de meest gelezen en geciteerde auteur.

In 1899 probeerde de Schotse schrijver sir Herbert Maxwell de hegemonie van Siborne te doorbreken door in zijn biografie van Wellington te wijzen op de bijdrage van de Nederlandse en Belgische troepen aan de overwinning bij Waterloo. Zijn aanval op Siborne werd echter gezien als un-British, als een aanranding van de goede reputatie van het Britse leger.

Charles Oman, hoogleraar moderne geschiedenis aan de universiteit van Oxford, maakte korte metten met Maxwells nuancering. De Belgen en Nederlanders, schreef hij, hadden Wellington alleen maar voor de voeten gelopen. Daarenboven bleek volgens Oman uit de door Siborne verzamelde ooggetuigenverslagen zonneklaar dat veel Nederlandse en Belgische officieren stiekem sympathiseerden met Napoleon.

Bas en T’Serclaes de Wommerson probeerden de beschuldigen van Oman te weerleggen, maar omdat ze hun vierdelige studie in het Frans publiceerden werden hun tegenargumenten in Engeland niet opgemerkt. Tot ver in de twintigste eeuw hebben Britse historici en schrijvers zich op het werk van Siborne gebaseerd. Dientengevolge blijven ook nu nog veel Waterloo-vorsers zich met een zekere dedain uitlaten over de prins van Oranje en de Nederlandse en Belgische bijdrage aan de strijd.

Dit is vreemd. Want wie Sibornes werk erop naslaat en goed leest, vindt toch ook waardering voor de Nederlanders. Over het optreden van de prins bij Quatre-Bras schreef hij: ‘He presented in his own person so brilliant and heroic an example, that for a considerable time the Battalion maintained its ground most bravely against the far superior number of the Enemy.’

Was ‘Silly Billy’ een held? Als moedig en ietwat onbesuisd officier heeft hij in elk geval een verdienstelijke bijdrage geleverd aan de campagne van 1815 tegen Napoleon. Een volslagen idioot, zoals hij in Sharpe’s Waterloo en in veel Engelse Waterloo-boeken wordt neergezet, was hij niet.

Meer weten

Over Siborne bestaan verschillende studies: Malcolm Balen, A Model Victory (2012) en Peter Hofschröer, Wellington’s Smallest Victory (2005). Een ‘ander’ Brits geluid over Waterloo is te vinden in David Hamilton-Williams, Waterloo. New Perspectives (1996). In dit boek wordt de Britse toe-eigening ‘ontmaskerd’.

Een recent boek waarin de Nederlanders worden bekritiseerd is Wellington at Waterloo (2011) van Jac Weller. Goede recente studies waarin afstand wordt genomen van de eenzijdige Britse Waterloo-geschiedschrijving zijn Jeremy Black, The Battle of Waterloo (2010), Allan Forrest, Waterloo (2015) en Johan Op de Beeck, Waterloo. De laatste 100 dagen van Napoleon (2014).

R.E. Foster schreef Wellington and Waterloo, The Duke, The Battle and Posterity (2014), over Wellingtons en de Britse toe-eigening. Voor een analyse van Waterloo en Europees nationalisme zie Jasper Heinzen, ‘A Negotiated Truce: The Battle of Waterloo in European Memory’, in History & Memory (nr. 1, 2014).

Bekijk Sharpe’s Waterloo, waarin officier de Britse officier Sharpe onder leiding van de Prins van Oranje ten strijde trekt tegen de Fransen.

Britten hebben de neiging Napoleon als totalitaire dictator te zien, maar volgens historicus Andrew Roberts was hij juist een groot hervormer.

Lees een interview met Roberts.

Ga naar historischnieuwsblad.nl/waterloo voor alles over de beroemde slag, zoals informatie over de enorme reconstructie die deze maand wordt opgevoerd en een interview met Jeroen van Zanten over Willem II: ‘Hij voelde zich niet thuis in Nederland.’