De meeste oorlogsfilms gaan over mannen, maar Het verloren transport nu eens niet. De film is geïnspireerd op het laatste treintransport van gevangenen uit Bergen-Belsen in 1945 en vertelt een geïdealiseerd verhaal over vrouwelijke empathie en mededogen in oorlogstijd.
Eerst de feiten: op 10 april 1945 propten de nazi’s in Bergen-Belsen, bang voor de oprukkende geallieerden, de laatste 2400 Joodse gevangenen uit het kamp in treinwagons met als bestemming Theresienstadt. Na elf dagen van ontberingen kwam de trein tot stilstand bij het dorpje Tröblitz. De Duitse bewakers vluchtten en het Rode Leger bevrijdde de gevangenen, van wie er 200 de reis niet overleefd hadden. In de weken erna stierven nog eens ruim 300 van hen aan vlektyfus.
Meer recensies van historische films lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Tegen deze achtergrond gaat het meteen mis in het begin van Het verloren transport. In een stilstaande trein schuift een deur van een goederenwagon open. We zien een jonge vrouw, die niet oogt niet als een wanhopige ondervoede gevangene, maar als een gezonde treinreiziger. Als ze uitstapt ontmoet ze een vrouwelijke Russische scherpschutter en later in het dorp een Duitse tiener. Al snel is duidelijk dat de drie vrouwen – nogal schematisch – voor drie drijfveren staan: de Russin handelt uit wraak, de Joodse gevangene uit overlevingsinstinct en de Duitse tiener uit naïeve onwetendheid. Langzaam krijgen de vrouwen begrip voor elkaars situatie en aan het einde nemen ze als vriendinnen afscheid van elkaar. We begrijpen het punt dat Het verloren transport wil maken, maar het drama vertelt een van de werkelijkheid losgezongen verhaal over vrouwelijke solidariteit.