Twintig jaar geleden nodigde Wouter Gortzak van Het Parool me uit in zijn bescheiden hoofdredactioneel vertrek. Hij wilde ‘iets voor kinderen’ in zijn krant. Ik was destijds redacteur van prachtbladen als Okki en Taptoe en daar erg gelukkig. Dus zei ik onbevangen dat ik wel wilde komen, maar alleen als ik een jongerenpagina per dag ter beschikking kreeg. Tot mijn verbazing ging hij akkoord.
Er waren twee kleine problemen. Ten eerste was ik lid van de CPN; ik was van plan dat te blijven en Het Parool had weinig warme gevoelens voor deze partij. Daarbij had ik twee bijzonder vervelende jaren bij de Volkskrant gewerkt. Daar heerste een arrogante katholieke corpsballencultuur die ik versleet voor het algemeen journalistieke milieu. Van dat CPN-lidmaatschap maakte Gortzak geen punt, hij adviseerde me alleen om het gesprekje met personeelszaken dat binnenkort zou volgen niet te voeren in een t-shirt met een hamer en een sikkel erop. Dat was redelijk. Veel later zei hij dat één communist op een redactie best te doen is, maar dat je er geen vijf van moest hebben. Hij kon het weten, hij kwam zelf uit die kringen.
Dat andere probleem moest ik zelf oplossen. Ik besloot mezelf maar eens stevig te presenteren, ik zou niet meer over me laten lopen. Mijn nieuwe collega’s keken me die eerste paar dagen met verbijstering aan. Had Gortzak een gek binnengehaald? Fotoredacteur Bert Sprenkelink informeerde voorzichtig of ik mijn valium wel bij me had. Ik realiseerde me dat ik in mijn geldingsdrang misschien wat overdreef, voortaan ging ik maar gewoon doen.
Dat is goed bevallen. De redactie van Het Parool bleek een buitengewoon aimabel, ontspannen en geestig gezelschap te zijn met een afkeer van gewichtigdoenerij. Toch dreigde na een maand of twee een journalistiek conflict. De krant had in het hoofdredactioneel commentaar, traditiegetrouw verschijnend onder het kopje ‘vrij, onverveerd’ gepleit voor verlaging van het minimumjeugdloon. Dat kon ik niet over mijn kant laten gaan. Op mijn pagina had ik een eigen commentaarrubriek ‘vrij en niet bang’ en daarin ging ik duidelijk maken dat juist een verhoging op zijn plaats was.
Kon de krant met twee tongen spreken was de vraag. De hoofdredactie ging in conclaaf. Ik wist niet wat ik zou doen als mij de mond gesnoerd werd. Zou ik dapper genoeg zijn om te vertrekken? Om mezelf tot flinkheid te dwingen hield ik mijn jas aan, dan kon ik zo weglopen. Ik heb de keus niet hoeven maken, mijn commentaar ging mee. En daarmee werd Het Parool echt mijn krant. Niet alleen aardig en geestig, maar ook liberaal.
We gaan de krant nu buiten het concern PCM maken. Dat zal moeilijk worden, maar dat is niet nieuw. Zoals collega Frans Peeters zei: ‘De rand van de afgrond is al twintig jaar onze natuurlijke biotoop. Maar daar groeit de edelweis.’
Dit artikel is exclusief voor abonnees