Home Voorspoed langs de limes

Voorspoed langs de limes

  • Gepubliceerd op: 21 juni 2021
  • Laatste update 07 aug 2023
  • Auteur:
    Key Tengeler
  • 11 minuten leestijd
Voorspoed langs de limes

De Rijn vormde de noordelijke grens van de Romeinse provincie Neder-Germanië. Langs deze limes – in het huidige Nederland en West-Duitsland – verrezen forten en nederzettingen. Daar ontmoetten kooplieden, boeren, militairen, burgers en Romeinen elkaar. De grensstreek bloeide, tot het Romeinse Rijk instortte.

Landsgrenzen zijn gekke dingen. In onze moderne wereld zijn we gewend ze als onveranderlijke en duidelijke lijnen te zien, maar in de Romeinse tijd waren ze meer vloeibaar. Natuurlijke barrières als rivieren, bergen of woestijnen maakten het makkelijker om een grens te verdedigen, maar waar de uitersten van het Romeinse Rijk zich bevonden had vooral te maken met de macht van de regerende gouverneur. Tot waar hij zijn macht, zijn imperium, kon laten gelden, daar lag de grens. In de praktijk betekende dat waarschijnlijk dat mensen er in hun dagelijks leven weinig van merkten of ze ‘binnen’ of ‘buiten’ het Romeinse Rijk woonden. Pas in 212, toen alle inwoners van het Romeinse Rijk burgerrecht kregen, werd de limes echt een harde grens. Vanaf dat moment markeerde de grens een verschil in de rechten en plichten van mensen die binnen het rijk woonden en de ‘barbaren’ die daarbuiten bivakkeerden.

De 140 kilometer lange Neder-Germaanse limes, die liep van Rheinbrohl ten zuiden van Bonn tot aan Katwijk aan Zee, was een bijzondere grens. In 89 werd de Rijn officieel de noordelijk linie van de provincie Germania Inferior (Neder-Germanië), een duidelijke afbakening tussen noord en zuid. Deze limes was in eerste instantie helemaal niet bedoeld als noord-zuidgrens, maar als aanvoerroute van oost naar west.

De Romeinen hadden vlak voor het begin van onze jaartelling voor het eerst voet gezet op het gebied dat nu tot Nederland behoort. In de eeuw die volgde werd hun aanwezigheid permanent. Langs de Rijn legden ze forten aan die langer in gebruik bleven dan langs welke andere limes ook. Het zorgde voor een bruisende regio die niet alleen een militaire grens was. Zowel in het achterland als ‘aan de overkant’ van de limes ontmoetten kooplieden en boeren, militairen en burgers, en Romeinen en ‘barbaren’ elkaar, en wisselden bloed, aardewerk en religie uit.

Caligula bij Katwijk

De Rijn was belangrijk voor de Romeinen. Ze hadden een uitgebreid netwerk van verharde wegen, maar vervoer over water was verreweg de snelste en efficiëntste manier van transport. De Rijn was daarom een enorm belangrijke transportader voor het noordwesten van het rijk. Die diende verdedigd te worden. Daarom bouwden de Romeinen wachtposten en legerkampen langs de hele oever.

De Rijn is een belangrijke transportader door het Romeinse Rijk

Maar er was nog een andere reden die de Romeinen verder westwaarts de Rijn op joeg: hebzucht. De Romeinen waren al stevig gevestigd in Noord-Frankrijk en Oost-België. Wanneer ze de Rijn tot de monding zouden beheersen, omsingelden ze daarmee heel Zuid-Nederland en West-België tussen hun wegen en de zee. Maar nog belangrijker was wat er aan de overkant van die zee lag: Britannia, een land rijk aan grondstoffen, zoals lood, tin en ijzer, en waar de inwoners gewild aardewerk en sieraden produceerden.

De antieke schrijver Suetonius schrijft dat keizer Caligula al in 39 of 40 n.Chr. op het Katwijkse strand stond voor ‘de Oceaan’. Hij bleek alleen niet in staat de Noordzee over te steken. In plaats daarvan stelde Caligula zijn leger in slagorde op het strand op en bracht de belegeringswerktuigen in stelling. ‘Plotseling gaf hij bevel schelpen te verzamelen, die hij “krijgsbuit van de Oceaan, verschuldigd aan Capitool en Palatijn” noemde,’ schrijft Suetonius. Daarna organiseerde de keizer een triomftocht onderweg naar Rome waarin de indrukwekkendste van de overgelopen barbaren en enkele als Germanen verklede lokale aristocraten als gevangenen werden meegevoerd.

Schrijvers zoals Suetonius beweren aan de hand van dit soort verhalen graag dat keizer Caligula een gestoorde gek was, maar in werkelijkheid heeft er achter deze poging waarschijnlijk een veel degelijker organisatie gezeten. Er bestonden al Romeinse forten, castella, bij Nijmegen en Vechten, maar rond het jaar 40 verschenen er ook forten bij Utrecht, Woerden, Bodegraven, Alphen, Leiden en Valkenburg (in het huidige Zuid-Holland). Het is goed mogelijk dat deze forten werden gebouwd als voorbereiding op de invasie van Britannia om de aanvoerroute van soldaten en goederen te beschermen. In 2020 ontdekten archeologen dat het fort bij Valkenburg zelfs veel groter was dan eerder gedacht. Hier lag naast een normaal castellum van 100 bij 120 meter ook een castra van 440 bij 440 meter – genoeg plek voor duizenden soldaten. Het is na een castra in Nijmegen verreweg de grootste legerplaats die in Nederland is gevonden.

De Romeinse keizer Caligula heeft voorbereidingen getroffen voor de invasie van Britannia. Op de foto Malcolm McDowell in de film Caligula uit 1979.

Kanaal tussen Rijn en Maas

Waarom de campagne van Caligula strandde bij de Noordzee is onbekend. Misschien dat hij graag snel terug naar Rome wilde, omdat de politiek in de hoofdstad zijn aandacht nodig had. Of misschien was de bouw van de Rijn-forten een toekomstinvestering, een die zijn opvolger Claudius pas wist te verzilveren. Het kan ook zijn dat het Claudius zelf was die de castra bij Valkenburg neerzette in voorbereiding op zijn invasie. In het jaar 43 voer hij met drie divisies het Kanaal over. Historici gaan ervan uit dat hij de oversteek maakte vanaf Boulogne in Frankrijk. Mogelijk vertrokken vanaf Valkenburg Bataafse hulptroepen om de hoofdmacht bij te staan.

Groot marskamp aangetroffen

Ook ten noorden van de Neder-Germaanse limes zijn forten gevonden, zogeheten ‘marskampen’. Wanneer de Romeinen op expeditie gingen naar het noorden, bouwden ze aan het eind van een dagmars van ongeveer dertig kilometer een tijdelijk kamp.

Bij Ermelo liggen er twee, waarvan het eerste geschikt was voor 6000 tot 8000 manschappen. Dat is ongeveer een derde van de totale strijdmacht aan de Neder-Germaanse limes. Archeologen en historici denken dat de Romeinen rond 173 misschien op weg waren naar het Flevomeer om de zeerovende Chauken een lesje te leren.

Een alternatieve of extra verklaring voor het grote fort bij Valkenburg is te vinden in de eerste door mensen gemaakte waterweg in Nederland: het zogenoemde Kanaal van Corbulo tussen de Rijn en de Maas. In 47 verbood keizer Claudius de Romeinse generaals verdere expedities tegen de Germaanse stammen te ondernemen. Volgens Tacitus deed hij dat ‘wel zo radicaal dat hij het bevel gaf de bezettingen terug te trekken op onze oever van de Rijn’. De manschappen aan de limes hadden dus geen militaire campagnes meer ophanden. Generaal Corbulo maakte van die lege handen gebruik door ze een kanaal te laten graven tussen de twee rivieren, zodat de uitwisseling van troepen, materieel en voorraden tussen Zuid- en Midden-Nederland niet meer langs de door zeerovers geteisterde Noordzeekust hoefde te lopen.

De Romeinen begonnen met graven in de buurt van Leiden (of misschien al in Valkenburg) en gingen helemaal door tot aan Naaldwijk. Na drie jaar was het kanaal klaar. Ergens in de volgende twee decennia werd de castra bij Valkenburg ontmanteld. De invasie van Britannia was geweest en het kanaal was gegraven. De manschappen waren hier niet meer nodig.

Reconstructie van Castellum Valkenburg. In 2020 bleek het veel groter dan gedacht.

Smeltkroes

De Romeinse aanwezigheid langs de limes bestond uit meer dan militaire forten langs de Rijn. In Nijmegen en Heerlen werden imponerende tempels, badhuizen en boerderijen gebouwd, en in de buurt van de Rijn-forten ontstonden nederzettingen, vici, waar boeren, handelaren en ambachtslieden woonden die de militairen van de benodigde goederen voorzagen. In deze kampdorpen dreven inheemse bewoners en Romeinse migranten handel, aanbaden ze hun goden en spendeerden ze hun vrije tijd. Soms vestigden veteranen van het leger zich zelfs in deze dorpen en vonden een vrouw bij de inheemse bevolking.

In Nijmegen en Heerlen verrijzen imponerende tempels, badhuizen en boerderijen

De grenszone werd zo een smeltkroes van verschillende culturele invloeden. Dat werd nog eens versterkt door de internationale organisatie van het Romeinse Rijk. De Romeinen importeerden goederen, mensen en bouwmateriaal uit het hele rijk. In twee amforen in Utrecht werden bijvoorbeeld sporen van Spaanse olijfolie gevonden. Twee inscripties uit Maurik vertellen van het Cohors II Thracum Equitata en het Cohors II Hispanorum Equitata, twee infanterie-eenheden met extra ruiters (equitata) uit respectievelijk het zuidoosten van de Balkan (Thracië) en Spanje (Hispania). Het bouwmateriaal tufsteen werd ingevoerd vanuit de Duitse Eifel.

Niet alles werd geïmporteerd. Voedsel werd wel zo veel mogelijk verbouwd in de directe omgeving van de forten. Daarnaast stonden er grote aardewerk- en dakpanfabrieken in Nijmegen en Heerlen. Dakpannen met het stempel ‘LXG’ (Legio Decima Gemina) van het in Nijmegen gestationeerde Tiende Legioen ‘Tweeling’ zijn gevonden in heel Germania Inferior. In Heerlen werd aardewerk gemaakt van hoge kwaliteit. Hiervoor werd lokale fijne witte klei gebruikt om potten te maken die qua vorm overeenkwamen met de Italiaanse terra sigilata. In Italië gebruikte men echter rode klei. Om toch mee te doen met die mode schilderden de pottenbakkers van Heerlen hun witte aardewerk na het bakken alsnog rood.

Om mee te doen met de mode schilderen de pottenbakkers van Heerlen hun witte aardewerk rood

Ook op het gebied van religie bestonden interessante culturele mengvormen. Zo werd de oppergod van de inheemse Bataven vereerd als ‘Hercules Magusanus’ en zijn er tal van altaren gevonden voor de inheemse godin Nehalennia. Zeelieden en handelaren dankten haar met een altaar voor een behouden vaart met een inscriptie in een typisch Romeinse formulering.

Op hun beurt namen Bataven die in dienst traden van het Romeinse leger hun goden mee naar andere plekken in het Romeinse Rijk. Bij de Muur van Hadrianus in Britannia werd bijvoorbeeld een dankbetuiging gevonden aan de godin Viradectis, die bekend is uit de buurt van het Vlaamse Tongeren. In de inscriptie wordt de afkorting V.S.L.M. gebruikt: votum solvit libens merito, wat ‘belofte die [de godin] graag en naar behoren heeft waargemaakt’ betekent. Blijkbaar was deze Latijnse formule al zo ingeburgerd dat Bataafse soldaten aan het Britse front hiermee hun thuisgodin konden bedanken.

Archeologisch Park Xanten – even over de grens bij Nijmegen – is gebouwd op resten van de Romeinse Colonia Ulpia Traiana.

Onzekere verdediging

Afgaand op de groeiende hoeveelheid vondsten uit de tweede eeuw was dit een bloeiperiode voor de nederzettingen langs de Neder-Germaanse limes. In 2018 werden tijdens werkzaamheden voor de Rijnland-route bij Valkenburg bijna 500 zware eikenhouten palen gevonden. Deze vormden de fundering voor een vier meter brede grensweg die rond 125 is aangelegd – limes betekent oorspronkelijk ‘grenspad’. Deze weg droeg bij aan de voorspoed van de grenszone.

Romeinen ook in Friesland en Groningen

 Aan de oever van de Rijn in Rijswijk (Gelderland) herinnert het kunstwerk Tot hier van Jan Kleingeld aan de uiterste rand van het Romeinse Rijk. Het klinkt alsof hier de invloed van de Romeinen is gestopt, maar dat is niet zo. Tot op de terpen van Friesland en Groningen zijn vele Romeinse voorwerpen gevonden, zoals munten, aardewerk en godenbeeldjes.

Niet alleen spullen, ook de rechtscultuur reisde naar het noorden. Op een schrijfplankje uit een Friese terp in Tolsum staat een schuldverklaring tussen een onbekende Romeinse verstrekker en een geldlener genaamd Carus, gedateerd op 23 februari 29. Carus was een slaaf van Julia Secunda, mogelijk de vrouw van de tribuun Titus Cassius van het Vijfde Legioen. Zij trad op als getuige van de overeenkomst.

Maar in de loop van de derde eeuw werd het leven aan dit noordelijke uiteinde van het Romeinse Rijk onzekerder. De Rijn-forten stonden geheel of gedeeltelijk leeg en invallen van noordelijke volken namen toe. Toch duurde het nog ruim honderd jaar voordat de laatste Romeinse soldaten van de limes vertrokken. Medekeizer Constantijn I Chlorus, de vader van de latere Constantijn de Grote, boekte aan het eind van de derde eeuw nog grote overwinningen in de regio vanuit zijn residentie in Trier. In een openbare brief schrijft keizer Julianus met enige overdrijving dat hij in 359 met maar liefst 600 schepen over de Rijn voer vanuit Britannia. Ten slotte versterkte keizer Valentinianus volgens de antieke historicus Ammianus Marcellinus tussen 365 en 374 de hele Rijn-linie vanaf Raetia ‘tot aan de engte van de oceaan met zware wallen, hoogbemuurde vestingen en forten en reeksen torens op geschikte en gunstige plaatsen zo ver het Gallische gebied zich uitstrekte’.

Pas toen in 406 grote groepen Germanen bij Mainz het rijk binnendromden en Visigoten in 410 Rome plunderden, vertrokken de Romeinen definitief van de Neder-Germaanse limes. Met de soldaten verdween ook de economische voorspoed, terwijl plunderende volken er nog een schepje bovenop deden en de inheemse boeren verdreven of doden. Het grensgebied van de Neder-Germaanse limes keerde terug naar de situatie van vóór de Romeinen, met kleine gemeenschappen van boeren en handwerkslieden. De regio had even ‘rust’, tot de Franken kwamen en een nieuw rijk bouwden op de ruïnes van Rome.

Meer weten

  • Grens van het Romeinse Rijk. De limes in Gelderland (2016) door Paul van der Heijden brengt onderzoek in beeld.
  • Grens van het Romeinse Rijk. De limes in Zuid-Holland (2018) door Evert van Ginkel en Wouter Klaas Vos.
  • Romeinen.nl door RomeinenNU en Romeinse Limes Nederland biedt informatie over Romeinse vondsten.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 7 - 2021