Home Dossiers Tweede Wereldoorlog Voetbal in de Tweede Wereldoorlog

Voetbal in de Tweede Wereldoorlog

  • Gepubliceerd op: 28 maart 2001
  • Laatste update 29 mrt 2023
  • Auteur:
    Simon Kuper
  • 18 minuten leestijd
Voetbal in de Tweede Wereldoorlog
Hitler in de Tweede Wereldoorlog
Dossier Tweede Wereldoorlog Bekijk dossier

Nederlanders verruilen hun kostbare aardappelen voor kaartjes, Oostenrijkse supporters gaan met Duitsers op de vuist en de nazi’s hebben er een hekel aan omdat Duitsland altijd verliest. Voetbal is tijdens de Tweede Wereldoorlog meer dan een spelletje.

Op 22 juni 1941 viel het Duitse leger de Sovjet-Unie binnen. De Britse historicus A.J.P. Taylor noemt dit ‘de grootste gebeurtenis in de Tweede Wereldoorlog, veruit de grootste naar omvang, en ook de grootste wat de gevolgen betreft’. Eveneens op 22 juni 1941 vond in het Berlijnse Olympia-stadion de finale van het Duitse voetbalkampioenschap plaats. Voor 90.000 toeschouwers kwam Rapid Wien met 0-3 achter tegen Schalke 04, om alsnog met 4-3 te winnen.

Meer historische verhalen lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.


De nazi-sportleiding verklaarde nadien dat ‘de betere ploeg’ had verloren; Hitlers regime werd er altijd al van verdacht achter Schalke te staan. De samenloop van gebeurtenissen doet denken aan een fameuze notitie in het dagboek van Kafka tijdens de Eerste Wereldoorlog: ‘Duitsland viel vandaag Rusland binnen. Vanmiddag gezwommen.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Hitlers regime werd er altijd al van verdacht achter Schalke te staan

Pas de laatste jaren hebben historici in diverse Europese landen zich op het voetbal in de Tweede Wereldoorlog gestort. Het blijkt een fascinerend onderwerp. Niet alleen is het verrassend om te zien waarmee mensen zich tijdens een wereldoorlog bezig kunnen houden, maar voetbal had in de jaren dertig en veertig ook voor het eerst een politieke betekenis en werd uit nationalistische motieven gebruikt. 

Bombardementen en concentratiekampen

Wat er ook gebeurde, tijdens de Tweede Wereldoorlog werd in bijna alle landen doorgespeeld. Zelfs in het Duitsland van de totaler Krieg liep de competitie tot de zomer van 1944 door. Dat ging vaak moeizaam. Omdat soldaten van hot naar her werden gestuurd, moesten clubs vaak gastspelers gebruiken. Die konden echter niet altijd voetballen. Zo kon het bijvoorbeeld gebeuren dat wedstrijden in Gauliga op 2 november 1942 onder meer de volgende uitslagen lieten zien: 16- 1, 1-10, 17-0, 15-2 en 10-0.

Het uitstekende boek Stürmer für Hitler van Gerhard Fischer en Ulrich Lindner vermeldt dat in de kampioenswedstrijd van 1943 tussen Dresdner SC en FV Saarbrücken één speler slechts één arm had, dat er twee spelers uit het lazaret moesten worden gehaald, en dat er zestien van de tweeëntwintig soldaat waren. 

Eén speler had slechts één arm, en twee spelers moesten uit het lazaret worden gehaald

Ook bestond altijd het risico van een bombardement op het stadion. Helmut Schön, in 1974 bondscoach van het West-Duitse team dat het WK won, was destijds speler van Dresdner SC en werd voor die kampioenswedstrijd door een teamgenoot gevraagd: `Du, wenn wir morgen spielen, dann weiss das der Tommy [de Engelsman] doch, oder? Und wenn der Tommy nun einfach einen Tiefflieger schickt…’ De laatst geboekstaafde wedstrijd in nazi- Duitsland vond plaats in München op 23 april 1945, toen de geallieerden al bijna voor de stadspoorten stonden. Bayern versloeg stadsrivaal TSV 1860 met 3-2.

Zelfs in de concentratiekampen werd gevoetbald. Over Theresienstadt schreef G.L. Durlacher: `Ik zwerf door de tochtige gangen die de binnenplaatsen omgeven. De losse tegels klapperen onder mijn zolen. Door de halfronde bogen in de zwarte muren zie ik mannen lusteloos tegen een bal trappen.’ Vanaf 1943 speelden de gevangenen in Dachau regelmatig wedstrijden. Zo won in het voorjaar van 1944 een gevangenenelftal met 21-0 van de bewakers, zonder kwalijke gevolgen voor de winnaars. Zelfs in Auschwitz werd op bevel van de SS af en toe gespeeld.

Het voetbal ging tijdens de Tweede Wereldoorlog overal door

Ook de Britten bleven voetballen. Terwijl het Britse leger zich in juni 1940 uit het verloren Frankrijk naar Duinkerken knokte, speelden Engeland en Schotland in Glasgow een interland. Hoewel de plaatselijke politie restricties had opgelegd, kwamen er 61.000 toeschouwers opdagen.

De Engelse aanvoerder Eddie Hapgood memoreert in zijn autobiografie: `We had a tough match and only managed to hold the ancient enemy to a 1-1 draw.’ Een paar weken eerder had Engeland trouwens op Wembley tegen Wales gespeeld. `And all things considered,’ schrijft Hapgood, `it was rather wonderful that nearly fifty thousand turned up for that match.’

Ferenc Puskas, de Hongaar die na de Tweede Wereldoorlog een wereldster zou worden, maakte in 1943 al op zestienjarige leeftijd zijn debuut voor Kispest. Veel oudere spelers waren namelijk opgeroepen om met de Duitsers aan het oostfront te dienen. Op de dag dat Duitse troepen Hongarije bezetten, speelde Kispest tegen Ferencvaros. 

Veel oudere Hongaarse spelers waren opgeroepen om met de Duitsers aan het oostfront te dienen

Puskas: `Ik werd kort gedekt door de zeer ervaren verdediger Ferenc Rudas, die ook voor het nationale elftal speelde. Ik scoorde tweemaal. Oorlogsvliegtuigen vlogen tijdens de wedstrijd over het veld, maar we speelden gewoon door.’ Er waren 12.000 toeschouwers op de 19e maart 1944.

De Sovjet-Unie moest de voetbalcompetitie tijdens de Tweede Wereldoorlog vier jaar lang staken. Wel werden er veel wedstrijden gespeeld, vaak op bevel van hogerhand om het moreel op te vijzelen. Tijdens de belegering van Leningrad speelde het plaatselijke Dynamo ondanks hongersnood en het gevaar van een bombardement soms voor 8000 toeschouwers.

Het Nederlandse voetbal tijdens de Tweede Wereldoorlog

Het Nederlandse voetbal ten tijde van de Tweede Wereldoorlog heeft zo zijn eigen merkwaardigheden. Zoals overal zijn er voorbeelden van mensen die zich op de gekste tijden met voetbal bezighouden. In het archief van Sparta Rotterdam – zo goed bewaard dat een kartonnen bord met de tekst `Verboden voor joden’ er nog in zit, met punaisegaten en al – ligt een bizarre briefwisseling tussen de club en de Nederlandsche Voetbalbond uit februari 1941.

Nadat de Hermesspeler A. v.d. Tuijn in de wedstrijd Hermes DVS-Sparta van 16 februari 1941 `Boerenlul!’ had geroepen, opende de bond een strafzaak. Op 28 februari – twee dagen eerder was in Amsterdam de Februaristaking onderdrukt – schreef Sparta aan de NVB `dat slechts alleen onze speler J. Seton de uitdrukking “boerenlul” heeft gehoord, maar hij weet niet met zekerheid of de scheidsrechter of de eigen grensrechter hiermede bedoeld werd’. 

Het Nederlandse voetbal ten tijde van de Tweede Wereldoorlog heeft zo zijn eigen merkwaardigheden

Voetbal bleef in Nederland tijdens de bezetting niet alleen populair, het werd zelfs nog veel populairder dan voorheen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog  verdubbelde het bezoek aan voetbalwedstrijden ongeveer, hoewel verzetsbladen soms tot een boycot opriepen. Tweede pinksterdag 1944 was er een stormloop op de 30.000 kaartjes voor de wedstrijd om het Nederlands kampioenschap tussen De Volewijckers en Heerenveen.

Volewijckers-bestuurslid Ph.K. Corstens noteerde: `Bepaalde levensmiddelen zijn moeilijk te krijgen. De mensen gaan echter niet naar de Beemster voor zichzelf, maar louter met de bedoeling om de daar verkregen groenten en aardappelen te ruilen voor… kaartjes.’ Rond het stadion ontstond een levendige zwarte markt in kaartjes, maar agenten grepen in en arresteerden 150 verkopers. De in beslag genomen entreebewijzen deelden ze gratis uit aan omstanders.

Ook ondergedoken joden bezochten wedstrijden. Simon de Winter, een van oorsprong Nederlandse jood die nu in Israël woont, ging bijvoorbeeld in april 1944 als kind van twaalf jaar naar de kampioenswedstrijd tussen HVV en Neptunus op het Rotterdamse Spangen. Hij was fan van Neptunus. Kinderen hadden geen persoonsbewijs nodig. 

Ook ondergedoken joden bezochten wedstrijden

Tijdens de wedstrijd hield de landwacht echter plotseling een razzia. De tribunes werden afgezet. De Winter: `Nou, wat doe je dan? Je klimt over het hek, rent het veld in, gaat naar de kleedkamers. Ze kenden me natuurlijk nog bij Neptunus, en ik heb met de bus van de spelers het terrein verlaten.’ 

Volksliefde voor het voetbal

Voetbal floreerde dus tijdens de Tweede Wereldoorlog. Over het waarom bestaan twee belangrijke theorieën, die allebei voor een deel wel zullen kloppen. De eerste beschouwt voetbal als afleiding. Wehrmacht-soldaat en voetballer Fritz Walter, die in 1954 als aanvoerder van West-Duitsland het wereldkampioenschap zou winnen, formuleerde het zo: `Voetbal maakte het overige leven – voorzover het nog leven te noemen was – draaglijk.’

De andere theorie is dat voetbal voor veel mensen eenvoudigweg interessanter was dan de grote gebeurtenissen. Dat zal zeker het geval zijn geweest in een land als Nederland, waar de oorlog zich voor de meeste inwoners zonder terreur maar met weinig recreatiemogelijkheden voltrok. Het leven was vrij saai. In de woorden van Puskas, die als Hongaar de oorlog ook voornamelijk op een zijtoneel uitzat: `Ik was zo met het spel bezig dat ik het [de oorlog] vaak volledig vergat.’ 

Voetbal als propagandamiddel in de Tweede Wereldoorlog

Een spel dat voor zoveel mensen zo belangrijk is, wordt meer dan een spel. Benito Mussolini was in de jaren twintig waarschijnlijk de eerste politieke leider die de propagandamogelijkheden van het voetbal inzag. Zelf was hij geen grote voetbalfan. Daarvoor was hij, net als Jozef Stalin, Adolf Hitler en Winston Churchill, te oud, want pas in de eerste decennia van de twintigste eeuw werd voetbal een algemene volkshartstocht. 

Een spel dat voor zoveel mensen zo belangrijk is, wordt meer dan een spel

Als fascist kon de Italiaanse leider de symboliek van het voetbal echter niet ontgaan. De sport `mobiliseerde’ grote delen van `het volk’, zette landen tegenover elkaar en draaide om fysieke superioriteit. Fascistische propaganda schreef de Italiaanse triomf op het wereldkampioenschap van 1934 toe aan `de mannelijke energieën van een bruisende vitaliteit in het Italië van Mussolini’. In 1938 won Italië het wereldkampioenschap weer.

De nazi’s hadden zich ongetwijfeld even hard op het voetbal geworpen, ware het niet dat het Duitse elftal in de Hitler-tijd vrij slecht was. De enige voetbalwedstrijd die Hitler ooit bezocht was Duitsland-Noorwegen op de Berlijnse Olympiade van 1936, die eindigde in een thuisnederlaag. Na de annexatie van Oostenrijk, dat in die jaren een zogenoemd Wunderteambezat, hoopten de nazi’s eindelijk een goede nationale ploeg te kunnen vormen. 

Duitsland versus Oostenrijk

Maar de Duitse en Oostenrijkse spelstijlen waren niet te verenigen. In september 1942 verloor Duitsland thuis van Zweden. Goebbels noteerde: `Honderdduizend man hebben het stadion gedeprimeerd verlaten. Het winnen van deze wedstrijd gaat hun meer aan het hart dan de verovering van de een of andere stad in het oosten.’ Om meer nederlagen te voorkomen, verbood hij verdere interlandwedstrijden.

Volgens een bekende theorie zou voetbal `opium voor het volk’ zijn. En ongetwijfeld proberen veel regimes met voetbal burgers voor zich te winnen, maar het is twijfelachtig of dit hun lukt. Ook onderdrukte groepen gebruiken het voetbal. Een van de weinige veilige plekken om in een dictatuur massale ontevredenheid te uiten is immers het voetbalstadion. Dat geldt nu voor Irak onder Saddam Hoessein en voor Libië onder Mohammed Gaddhafi, het gold ook al voor de Sovjet-Unie en het Derde Rijk.

Volgens een bekende theorie zou voetbal ‘opium voor het volk’ zijn

Tijdens het referendum van 10 april 1938 stemde volgens de officiële telling 99,75 procent van de Oostenrijkers voor aansluiting bij het Derde Rijk. Maar het vriendschappelijke Anschlussspiel tussen Duitsland en Oostenrijk op 3 april onthulde een andere houding. Oostenrijk won met 2-0, en de 60.000 toeschouwers in Wenen vierden de winst zo uitbundig dat Reichssportführer Von Tschammer und Osten zijn bevreemding over dit ‘nationalisme’ niet kon onderdrukken.
        
In de jaren daarop braken er bij wedstrijden tussen teams uit Oostenrijk en het Altreichvaak gevechten uit. Zo berichtte de Sicherheitsdienst van de SS na de bekerwedstrijd Rapid Wien-Fürth in 1940: ‘De rellen begonnen toen de scheidsrechter het veld betrad en bekend werd dat hij uit Berlijn kwam. Hij werd met gefluit en gejoel ontvangen. Er waren genoeg vijandige elementen onder het publiek die erin slaagden met het parool Gegen die Altreichsdeutschen ook goedwillenden en partijgenoten mee te slepen.’

Fischer en Lindner vermelden ook de wedstrijd Admira Wien-Schalke 04 van 17 november 1940, waarin de scheidsrechter uit Dresden zijn mede-Altreichsdeutschen van Schalke zou hebben geholpen. Er waren anti-Duitse spreekkoren en knokpartijen, de teambus van Schalke werd afgebroken, en alle banden van de limousine van Gauleiter Baldur von Schirach werden doorgesneden. Dergelijke anti-Duitse agressie kon zich alleen rond het voetbal manifesteren. 

Voetbal als verzet in de Tweede Wereldoorlog

Het bekendste verhaal over `voetbal als verzet’ komt uit de Oekraïne. Decennialang is dit verhaal over de `doodswedstrijd’ van Kiev een duistere mythe gebleven. Er zou tijdens de Tweede Wereldoorlog een wedstrijd hebben plaatsgevonden tussen Oekraïners en de Duitse bezetters, met op de tribune alleen Duitse soldaten. De thuisploeg zou de leiding hebben genomen, waarop de toeschouwers hen met mitrailleurvuur bestookten.

Vele spelers raakten gewond, maar toch wonnen de Oekraïners. Na het laatste fluitsignaal werd de hele Oekraïense ploeg geëxecuteerd. Deze versie van het verhaal werd mij in 1992 door een official van de voetbalploeg Dynamo Kiev verteld. Maar hij voegde eraan toe dat ik het niet moest opschrijven, omdat het niet waar zou zijn. 

Na het laatste fluitsignaal werd de hele Oekraïense ploeg geëxecuteerd

De Britse journalist Andy Dougan is op deze mythe gedoken. Dit jaar publiceerde hij het boek Dynamo Kiev. Sterven voor de eer van het vaderland, dat de waarheid enigszins boven tafel haalt. Het blijkt dat de nazi’s in juni 1942 het plaatselijke voetbal weer toelieten. In deze fase probeerden ze de veelal anti-Sovjet-gezinde bevolking voor zich te winnen. Enige voormalige Dynamo-spelers, die werk hadden gevonden in een bakkerij, richtten een ploeg op met de naam FC Start.

Start speelde in een toevallig gevonden tenue met rode shirts, waarin velen een verwijzing naar de Sovjet-Unie zagen. Met hoge scores versloeg het eerst teams van Hongaarse en Roemeense soldaten. Op 17 juli 1942 won het met 6-0 van PGS, een ploeg Duitse militairen. Op 6 augustus werd het 5-1 voor Start tegen het ijzersterk geachte Duitse `Flakelf’. Drie dagen later vond een revanchewedstrijd plaats. De scheidsrechter was een SS’er en de Duitse spelers mochten ongebreidelde overtredingen begaan, maar toegejuicht door een vol stadion – ook de Hongaarse soldaten waren voor Start – wonnen de Oekraïners met 5-3.

Een paar weken later verscheen de Gestapo in de bakkerij. Alle Start-spelers die ze konden vinden, werden afgevoerd naar het Gestapo-hoofdkwartier aan de Korolenko-straat. Eén van hen, een officier in Stalins veiligheidsdienst NKVD, werd daar vermoord. De rest ging door naar het werkkamp Siretz bij Babi Yar. Ze werden niet meteen geëxecuteerd, maar bij Duitse vergeldingsmaatregelen op 23 februari 1944 kregen drie van hen alsnog de kogel. 

NSB-meisjes

Rond het Nederlandse voetbal in de Tweede Wereldoorlog valt nauwelijks een noemenswaardige verzetsdaad te vermelden. Een veteranenelftal van Ajax moet in de eerste dagen van de bezetting een wedstrijd hebben gespeeld tegen Duitse soldaten die in het toenmalige stadion De Meer bivakkeerden. De veteranen wonnen met 14-1. De Ajax-historicus Evert Vermeer spreekt van een `alleszins bevredigende’ uitslag. Maar een heldendaad à la Kiev was het niet. 

Rond het Nederlandse voetbal in de Tweede Wereldoorlog valt nauwelijks een noemenswaardige verzetsdaad te vermelden

Soms wordt er in Nederland gespeculeerd dat deze of gene sportclub `fout’ zou zijn geweest in de oorlog. De waarheid is dat zo ongeveer alle clubs volledig met de Duitsers collaboreerden. Alle verenigingen royeerden in de herfst van 1941 bijvoorbeeld hun joodse leden. De keren dat de medewerking stokte, waren er slechts weinig. Nadat PEC Zwolle bijvoorbeeld twee `NSB-meisjes’ als lid had afgewezen, werd de club op initiatief van de SD ontbonden en werd clubsecretaris Wim Peters in kamp Vught geïnterneerd.

Bij Unitas in Delft werd in 1941 besloten een NSB’er niet tot bestuurslid te benoemen. Uiteindelijk werd de club door de autoriteiten ontbonden, meldt de sporthistoricus Jurryt van de Vooren. Maar het jaar daarop trad een geheel nieuw bestuur aan, en werd Unitas weer geaccepteerd en toegelaten tot de Tweede Klasse. Slachtoffer van dit conflict werd het prominente lid Huub Sterkenburg, die in een concentratiekamp stierf.

Aan het eind van de Tweede Wereldoorlog heeft de British Council een propagandafilm gemaakt om in de bevrijde landen van Europa te tonen. Onderwerp was het Britse voetbal. Het draaiboek vermeldt dat de film moet eindigen met beelden van de Engelse bekerfinale. De laatste scènes moeten spelers tonen die naar de kleedkamers hollen, fans die het veld op rennen en de winnende ploeg die de beker uitgereikt krijgt.

Britse film over voetbal in de Tweede Wereldoorlog

De commentator – hiervoor had men Eddie Hapgood op het oog – moet tot slot praten over ‘the great part that Assocation Football plays in the recreational life of Great Britain. From Britain, he concludes, the game has gone out to all the countries of the world. It has become international; is understood everywhere and helps to spread that common understanding among all peoples that the world of today needs so much’. 

Blijkbaar was het voetbal in de Tweede Wereldoorlog voor regeringen en grote bevolkingsgroepen meer dan een spelletje

Blijkbaar was het voetbal in de Tweede Wereldoorlog voor regeringen en grote bevolkingsgroepen meer dan een spelletje. Decennialang is dit echter genegeerd, omdat historici weinig interesse toonden voor populaire cultuur. De participanten zelf hielden veelal hun mond. Zo wijdt de befaamde Nederlandse voetballer Faas Wilkes in zijn autobiografie slechts twee zinnen aan de oorlog, en heeft de Deutscher Fußballbund pas vorig jaar een onafhankelijke historicus toegang tot zijn archieven gegeven. En dat terwijl ook in de belangrijkste momenten van de Tweede Wereldoorlog tienduizenden mensen – onder wie dictators in allerlei landen – zich op het voetbal stortten.

Vluchten voor de hongerwinter

‘Lieve vader en moeder’ schreef jeugdspeler Bertus Moehring van Blauw Wit op 9 maart 1945 vanuit Heerenveen, waar hij samen met zo’n tachtig Amsterdamse jongens verbleef om de Hongerwinter te ontvluchten. ‘We hebben met 3-2 gewonnen en ik heb ook nog een goal gezet.’ Het was een barmhartig gebaar van Heerenveen om jeugdspelers van Ajax, De Volewijckers, DWS en Blauw Wit – de vier hoofdstedelijke eersteklassers – voor een jaar uit de oorlogsellende te halen en onder te brengen bij gastgezinnen, waaronder dat van voetballegende Abe Lenstra.

Het was ook bijzonder praktisch, want de jeugd van Heerenveen kon weer voetballen, terwijl dat in de Tweede Wereldoorlog geen gewoonte meer was. Een kleine competitie werd na een beslissingswedstrijd tegen DWS door Heerenveen I gewonnen. Het Blauw Wit van Moehring werd vijfde, maar belangrijker voor alle Amsterdamse jongetjes was het prachtige gebaar van Heerenveen om deze hulp te bieden tijdens het zwaarste oorlogsjaar.

Rob Been van Ajax (later werd hij clubbestuurder) vond het zelfs verschrikkelijk om weer naar huis terug te keren. ‘Al die hoge huizen en brede straten benauwden me. Ik kreeg bijna heimwee naar Heerenveen.’ Jan Hobby van DWS pakte samen met zijn broer een week na zijn thuiskomst de boot terug naar het Noorden om zo snel mogelijk weer bij zijn pleegfamilie te zijn. Nu, 56 jaar later, ziet Hobby zijn oude pleegfamilie nog steeds met grote regelmaat. Hij spreekt inmiddels redelijk Fries.

Vitesse in de oorlog

Het clubhuis van Vitesse lag niet ver van de plek waar op 17 september 1944 de Slag om Arnhem begon. De verwoestingen waren enorm en veel inwoners zochten een tijdelijk onderkomen. Zoals Louis Rikken die hierover schreef in het boek Monnikenhuize, afscheid van een voetbalstadion. Samen met familie en buren, allen fanatieke supporters van Vitesse, verkaste hij naar het clubhuis dat toen leeg stond. Hier vonden in deze bange dagen 38 mensen onderdak. Rikken: ‘Dat clubhuis was snel geregeld. Ik vond het prachtig, een groot avontuur. Het leek net een vakantiekolonie.’

Jongeren hadden eigenlijk niet zo’n besef van de oorlog, zeker niet als ze met z’n allen in een voetbalclubhuis zaten. Rikken: ‘Overdag waren we voornamelijk aan het voetballen. Nee, ik was geen lid van Vitesse. Ik had dat wel geprobeerd, maar ik kwam niet door de ballotage omdat mijn vader werkloos was. Vitesse was een club van standing.’

Na een week evacueerden de Duitsers de stad en was het avontuur weer afgelopen. Rikken belandde daarna in het naburige Velp en Rheden en uiteindelijk in Friesland. Na de oorlog keerde iedereen terug, maar het clubhuis stond er toen niet meer. Op 17 april, een dag na de bevrijding van de stad, brandde het af. Nog steeds weet niemand wat of wie de brand heeft veroorzaakt. 

Karel Lotsy: fout in en na de oorlog

Na de Tweede Wereldoorlog royeerden veel voetbalclubs spelers die lid waren geweest van de NSB. Iets later deed de KNVB hetzelfde, waarbij ook nog op drie andere dingen werd gelet: of een speler of bestuurder in Duitsland had gespeeld, of hij wedstrijden tegen Duitsers had georganiseerd en of hij bestuursfuncties uit handen van de Duitsers had aanvaard. Dat leverde belachelijke situaties op, waarbij toenmalig KNVB-voorzitter Karel Lotsy zich schandalig heeft gedragen. Bij Feyenoord bijvoorbeeld werden spelers geschorst wegens het spelen in Duitsland nadat ze door diezelfde Duitsers waren afgevoerd.

Eén speler had de voetbalbond in maart 1943 zelfs officieel gevraagd of hij zich mocht inschrijven voor een Duitse club. Geen probleem, zei de bond onder leiding van Lotsy. Ruim twee jaar werd diezelfde speler door Lotsy geschorst. Maar het kon nog erger: één Feyenoorder had zelfs twee keer de goedkeuring verkregen van de bond. In juni 1943 mocht hij zich inschrijven voor het Berlijnse S.V. Nordwet 1912 en in november dat jaar, na een gedwongen verhuizing, voor een andere Duitse club. Deze dubbele officiële goedkeurig was na de oorlog goed voor een forse schorsing.

Oud-international Bram Appel wilde na de oorlog niets meer met Lotsy te maken hebben toen ook hij gestraft werd voor onder meer het spelen van een pseudo-interland in Duitsland met Nederlandse krijgsgevangen. Lotsy zelf zat toen tussen de Duitse organisatoren op de eretribune. Zelf werd Lotsy nooit gestraft.