Hoe is het in vredesnaam mogelijk dat een klein eilandje met ongeveer net zoveel inwoners als de stad Utrecht zich niet alleen weet te plaatsen voor het EK (ten koste van Nederland), maar zelfs weet door te dringen tot de kwartfinales en Engeland verslagen achter zich laat?
Als een kleine David die alle Goliaths van de grasmat overrompelt is het IJslandse elftal ondertussen door de internationale media verheven tot publiekslieveling. En ook de dertigduizend supporters (tien procent van de totale IJslandse bevolking) die voor dit gebeuren op Frankrijk zijn neergedaald hebben in rap tempo furore gemaakt.
Viking-strijdlied
In de straten van Saint-Étienne en Nice boezemden zij de lokale bevolking en andere supporters angst in met hun ‘Viking-strijdlied’, waarbij alle fans tegelijk als een goed geoliede vechtmachine de armen boven zich uitstrekken, in hun handen klappen, en een angstaanjagende oerkreet (‘oeh!’) ten gehore brengen. Deze simpele handeling wordt steeds sneller achter elkaar herhaald, totdat de opgebouwde spanning uiteindelijk ontlading vindt in een denderend applaus.
Erg eenvoudig, maar ook erg indrukwekkend. Bij de toeschouwer rijzen de nekharen te berge, en dienen associaties met de onbevreesde Vikinghordes van weleer zich als vanzelf aan. De oerklank lijkt te weergalmen uit de diepten van een donker verleden, toen de kusten van Europa geteisterd werden door dragonders en geen enkele stad veilig was voor het geweld van de genadeloze Noorman. Gelukkig is de moderne IJslandse voetbalfan een stuk vredelievender dan zijn plunderende voorouder van duizend jaar geleden, maar dat maakt die strijdkreet er niet minder intimiderend op.
Bij de toeschouwer rijzen de nekharen te berge, en dienen associaties met de onbevreesde Vikinghordes van weleer zich als vanzelf aan.
De pers had de link met de Vikingen snel gelegd, en zag dit ritueel als een Oudnoordse variant van de zogenaamde haka: een oude Maori-traditie waarmee het rugbyteam van Nieuw-Zeeland de tegenstander voorafgaand aan iedere wedstrijd de nodige angst inboezemt. Primitief en authentiek, en dus een directe link met de heldenmoed van de Vikingen. Zoiets moet haast wel heel erg oud zijn.
Sparta
Nou, niet dus. De Vikingen zullen vast het nodige ten gehore gebracht hebben voordat ze een stad of een klooster aanvielen, maar de wortels van het moderne strijdlied liggen heel ergens anders. Het werd op IJsland voor het eerst ingezet door de supporters van Stjarnan, een club uit een voorstad van Reykjavík. Zij hadden het kunstje waarschijnlijk afgekeken van de fans van Motherwell FC, uit Schotland.
Zoals zo vaak met dit soort dingen is het precieze traject van beïnvloeding moeilijk te achterhalen, maar het heeft er alle schijn van dat de oorsprong van dit ritueel veel eerder in Sparta dan bij de Vikingen gezocht moet worden. En dan bedoel ik niet het échte Sparta van de Griekse oudheid, maar het Sparta van het witte doek, zoals verbeeld door regisseur Zack Snyder in zijn epische actiefilm 300, uit 2006. De titel van die film verwijst naar het kleine groepje Spartaanse strijders dat dapper weerstand bood tegen het gigantische leger van de binnenvallende Perzen in de vijfde eeuw voor Christus.
De wortels van het moderne strijdlied liggen niet bij de Vikingen, maar eerder bij de Spartanen
Hoewel de Spartanen een zekere dood wachtte, gingen ze de vijand onbevreesd te lijf en vormden ze een bron van inspiratie voor de andere Griekse stadstaten, die zich daarop verenigden om de Perzische dreiging het hoofd te bieden. De Spartaanse strijdkreet uit de film lijkt verdacht veel op die van de IJslandse voetbalfans, ook als het geluid van speren die tegen de eigen schild geslagen worden vervangen is door een simpele klap met de handen.
Heldendom
Kortom, het ‘Vikinglied’ van de IJslanders heeft helemaal niets met de Vikingen te maken. Wel met strijdlustige bebaarde mannen met speren en bijlen, en (niet onbelangrijk in deze context) met een kleine minderheid, een underdog (300 Spartanen, 300.000 IJslanders) die niet zwicht voor het overwicht van de vijand en onbevreesd de allergrootsten (Ronaldo, Rooney) te lijf gaat, against all odds. Onversneden heldendom dus, ongeacht de minieme kans op succes.
Het lied heeft wel veel te maken met strijdlustige bebaarde mannen met speren en bijlen, en niet onbelangrijk: een kleine minderheid
Mede om die reden werd het ritueel van de Stjarnan-fans overgenomen door de officiële supportersvereniging van IJslands nationale elftal, om deze zomer in de straten en stadions van Frankrijk voor het beleefd te worden als iets ‘typisch IJslands’. Het is dus geen eeuwenoude Vikingtraditie, maar dat had het wel kunnen zijn. En eigenlijk wil iedereen dat ook het liefst geloven; zowel de IJslanders zelf (die natuurlijk dondersgoed weten dat hun strijdlied hartstikke nieuw is) als de aangenaam bevreesde omstanders worden liever geraakt door iets authentieks dan door een bedenksel uit Hollywood.
Invented tradition
En in dat ‘willen geloven’ ligt precies de kracht van het verschijnsel dat de befaamde historici Eric Hobsbawm en Terence Ranger ‘invented tradition’ (uitgevonden traditie) hebben genoemd: uitingen van culturele identiteit die heel recentelijk bedacht zijn, maar die wel worden gepresenteerd als eeuwenoud en authentiek. Zo vormt het IJslandse strijdlied een moderne variant van de Schotse kilt, die nog maar een paar eeuwen jong was toen hij in de negentiende eeuw door Schotse nationalisten werd aangeprezen als de authentieke nationale klederdracht, geworteld in oeroude Keltische tradities.
Er is niets internationalers dan de constructie van nationale identiteit
En op een handvol kritische historici na lijkt iedereen dat ook te geloven, omdat men zich nu eenmaal graag laat betoveren door uitingen van nationale grootsheid uit een ver verleden, zowel binnen als buiten het stadion. Authentiek of verzonnen. En zo kan een strijdkreet uit een Amerikaanse actiefilm van amper tien jaar oud over het oude Sparta, via Schotse voetbalclubs en een voorstad van Reykjavík uiteindelijk in Frankrijk uitgroeien tot iets typisch IJslands: wonderlijk maar waar. Er is niets internationalers dan de constructie van nationale identiteit.
Simon Halink schrijft momenteel een proefschrift over IJslands nationalisme in de negentiende en twintigste eeuw.
Dit artikel is exclusief voor abonnees