Op 31 augustus 1980 maakt vakbondsleider Lech Walesa bekend dat de Poolse communistische regering alle eisen van de stakende arbeiders in Gdansk heeft ingewilligd. Vakbond Solidarnosc is daarmee legaal. Mensenrechtenactivist Jan Minkiewicz: ‘De communisten plaatsten hun handtekening onder een akkoord waarin was vastgelegd dat zij niet meer het machtsmonopolie hadden. Zoiets was niet eerder vertoond.’
‘De onlusten begonnen aan het eind van de zomer, net na mijn vertrek in juni 1980. Het land verkeerde in een sociale en economische chaos. Het gistte. Van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat stonden mensen in meterslange rijen voor de winkels. In het hotel moest je je eigen koffie meenemen. Die kon je dan met een naamsticker bij de barman achterlaten. Als de Communistische Partij in 1979 of begin 1980 iets had gedaan aan de economische malaise, was de angel uit het onbehagen gehaald. Maar de communisten wisten het ook niet meer. Bij gebrek aan goede ideeën dachten ze: we grijpen hard in, zeggen een beetje toe en dan gaat het wel weer over. Maar de maat was vol. Met cosmetische hervormingen nam de bevolking niet langer genoegen.’
Jan Minkiewicz (59) staat op, gebaart en praat in één adem verder. De geschiedenis van Solidarnosc (Solidariteit) is een verhaal dat zich graag laat vertellen. Noem het de zoete wraak van de overwinning. Minkiewicz, kind van Poolse ouders maar grootgebracht in Nederland, weet er alles van. Als medeoprichter van de Stichting voor Mensenrechten in Polen (Merpol) en woordvoerder van Solidarnosc in Nederland was hij jarenlang ongewenst in Polen. Een geheim ambtsbericht uit 1988 stelt: ‘Minkiewicz beoefent anti-Poolse activiteiten en wordt verdacht van banden met westerse veiligheidsdiensten.’ Twee keer, vermoedt hij, verschafte de Poolse geheime dienst zich heimelijk toegang tot zijn etage in Amsterdam. ‘Op zoek, denk ik, naar het adressenboekje met contactpersonen in Polen. Ze hebben het nooit gevonden. Een paar Solidarnosc-buttons, dat is alles wat ze hebben meegenomen.’
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Zijn contacten met Poolse dissidenten voeren terug tot de jaren zeventig, toen hij met zijn Poolse echtgenote voor langere perioden in Polen woonde. ‘Ik studeerde politicologie, specialisatie Ruslandkunde, en probeerde uit te vinden hoe het communistische systeem in Polen werkte. Zo kwam ik in contact met kritische intellectuelen. Die trachtten allen op hun eigen manier het communistische systeem te ondermijnen.
Een mooi voorbeeld waren de wetenschappers die alcoholgebruik op het platteland onderzochten. Dat was een daad van verzet, aangezien structureel onderzoek naar alcoholgebruik verboden was. Alcoholisme was een groot probleem in Polen en werd door de communisten bewust in stand gehouden om het platteland dom te houden. Sociologen mochten er slechts op lokaal niveau onderzoek naar doen. Als naar voren kwam dat er in een bepaalde provincie een ernstig alcoholprobleem was, lag dat zogenaamd aan een zwakke schakel binnen de plaatselijke partij. Met het ontslag van de lokale partijleider beweerde het regime dan het probleem te hebben opgelost.’
Luie studenten
Polen struikelde in die jaren van de ene economische crisis naar de volgende. Een prijsverhoging leidde in december 1970 tot massale stakingen aan de Baltische kust. De regering greep met geweld in en veroorzaakte een bloedbad. Partijleider Wladyslaw Gomulka moest wijken voor Edward Gierek. Minkiewicz: ‘Doordat Gierek als mijnwerker in Nederland en Frankrijk had gewerkt, was het beeld ontstaan dat hij westers georiënteerd was. Moskou gebruikte hem als venster op het Westen, met Polen als experiment.
Onder Giereks bewind ging Polen enorme leningen aan bij het Westen. Dat geld werd niet gebruikt voor investeringen, maar voor de aanschaf van westerse consumptiegoederen. Begin jaren zeventig raakten de etalages opeens gevuld met de nieuwste producten. Maar achter die schijnbare welvaart ging een volledig uitgeholde economie schuil. Dat bleek wel toen het Westen na de oliecrisis van 1973 de leningen terug wilde. Polen gleed af naar de zoveelste crisis.’
In de zomer van 1976 brak een arbeidersopstand uit. Aanleiding was ook nu weer een prijsverhoging: van 69 procent. Tijdens de studentenopstand van 1968 hadden studenten zich tot de arbeiders gewend voor steun, maar die weigerden onder druk van de regering. Sterker nog: ze gingen zelfs de straat op met de leus dat die luie studenten maar eens aan het werk moesten. Toen de arbeiders tijdens de massale stakingen twee jaar later een beroep deden op de studenten, gaven dezen op hun beurt geen gehoor. Uit die ervaringen ontstond het Comité voor de Verdediging van Arbeiders (KOR). KOR-oprichter Jacek Kuron zei: ‘We moeten de groepen bij elkaar krijgen.’ Met als gevolg dat de intellectuelen van KOR na de bruut uit elkaar geslagen stakingen in 1976 universiteiten bezochten om studenten te werven die met alternatieve loonzakjes langs wilden gaan bij familieleden van gearresteerde arbeiders.
Onder leiding van paus Johannes Paulus II betoonde ook de katholieke kerk zich solidair met de vele onofficiële oppositiegroepen die tussen 1976 en 1980 ontstonden. Dat leidde in de late zomer van 1980 tot een massale oppositiebeweging.
Hoe groot de onvrede dan is, blijkt wel uit de directe aanleiding tot de stakingen. Die is namelijk weinig spectaculair: de plaatselijke introductie, op 1 juli 1980, van een geringe prijsverhoging voor vlees(producten). In verschillende fabrieken leggen arbeiders het werk neer en worden stakingscomités opgericht. Omdat de stakingscomités niet landelijk georganiseerd noch gecoördineerd zijn, verschillen de eisen en de toezeggingen. Met als gevolg dat arbeiders die begin juli tevreden zijn met een loonsverhoging van 5 procent, eind juli het werk opnieuw neerleggen als blijkt dat een staking elders 10 procent loonsverhoging heeft opgeleverd. Zo blijft de stakingsgolf in beweging.
Elektromonteur
In de ochtend van 14 augustus bereikt de golf de Lenin-scheepswerf in Gdansk, waar de staking zich verder uitbreidt. Naast loonsverhoging eisen de arbeiders dat kraandrijfster Anna Walentynowicz opnieuw in dienst genomen wordt. Walentynowicz is een week eerder ontslagen, vijf maanden voor haar pensioen. Ze heeft een leidende rol gespeeld bij de stakingen van 1970 en 1976. Ook is ze betrokken geweest bij de oprichting van de Vrije Vakbond aan de Kust. De zesendertigjarige elektromonteur Lech Walesa, vader van zes kinderen, wordt om dezelfde redenen al sinds 1976 buiten de poorten van de Lenin-werf gehouden en nauwlettend gevolgd door de geheime politie. Toch lukt het hem om de ochtend van de veertiende over de muur te klimmen en zich bij de stakingsleiding te voegen.
De volgende dag breidt de staking zich uit naar tientallen andere bedrijven in Gdansk en omgeving. De regering sluit de stad van de buitenwereld af. Er is geen telefoon- of telexverkeer mogelijk. In de nacht van 16 op 17 augustus slaan 21 stakingscomités uit Gdansk en omgeving de handen ineen. Het Gemeenschappelijk Stakingscomité van de Bedrijven (MKS) komt met 21 eisen. In de eerste plaats willen de arbeiders een vakbond die onafhankelijk is van de partij, de garantie op het recht tot staken en vrijheid van meningsuiting. Andere eisen hebben vooral betrekking op de sociaal-economische omstandigheden van de werknemers. Binnen enkele dagen telt het MKS-Gdansk zo’n vierhonderd bedrijven.
‘Vanuit het hele land,’ vertelt Minkiewicz, ‘kwamen arbeiders naar Gdansk om zich in te schrijven bij het MKS. Op die manier groeide het MKS-Gdansk uit tot een landelijk stakingscomité. Het was kantje-boord. Want de regering vatte het op als een staatsgreep. Er gingen zelfs geruchten dat er tanks opgesteld stonden in de bossen rondom Gdansk. Klaar om in te grijpen. Maar nu de eerste stap eenmaal was gezet, konden de stakers niet meer terug.
Nog zo’n wijze les uit het verleden: de zestien stakingsleiders van het MKS zeiden tegen de communisten in Warschau: kom maar hierheen. Want zij wisten: als wij naar het partijbureau gaan, bestaat de kans dat we opgepakt worden. Nu waren het de regeringsvertegenwoordigers die zich in het hol van de leeuw begaven. De onderhandelingen werden direct uitgezonden over het luidsprekersysteem van de werf, waardoor iedereen kon meeluisteren.
Omringd door duizenden arbeiders konden de communisten geen kant op. Dat heeft, denk ik, het inwilligen van de 21 eisen bespoedigd. De onderhandelaars onderhielden wel contact met Warschau, maar zeiden: wij houden het niet. Er wordt zelfs beweerd dat het laatste telefoontje naar Warschau nooit gepleegd is.’ Hoe het ook zij, op 31 augustus maakt Lech Walesa bekend dat alle 21 eisen zijn ingewilligd. Solidarnosc is opeens een legale organisatie.
Smokkeltransporten
Minkiewicz, die vanuit Nederland alles op de voet heeft gevolgd, is verrast. ‘Achteraf bezien is het eigenlijk wonderbaarlijk. De communisten plaatsten hun handtekening onder een akkoord waarin was vastgelegd dat zij niet meer het machtsmonopolie hadden. Zoiets was niet eerder vertoond: de erkenning van een alternatieve structuur, van een beweging die vanuit de samenleving was ontstaan. Ik heb nog nooit iemand gesproken, nog nooit een document gezien, waaruit blijkt dat iemand vóór 1980 rekening hield met die mogelijkheid.
In september 1980 keerde ik terug naar Polen, waar ik het nieuwe hoofdkantoor van Solidarnosc bezocht. De aantrekkingskracht van de vrije vakbond was enorm. Binnen enkele weken tijd groeide de bond met miljoenen leden. Overal in het land zag ik Solidarnosc-kantoren ontstaan. Arbeiders, studenten en intellectuelen namen gezamenlijk de kwast ter hand om kantoortjes op te zetten. Overal hetzelfde optimisme, dezelfde euforie. De overtuiging dat het mogelijk was om de communisten te civiliseren. Het land beter te maken.
Slechts enkele radicalen, vooral hoogopgeleiden, wilden meer. Die vonden: als er politiek niets verandert, heeft de vakbond geen toekomst. Zij speculeerden over het omverwerpen van het systeem. Voor gematigden draaide het vooral om betere lonen en betere leef- en werkomstandigheden. In de loop van 1981 leidden de meningsverschillen tot interne spanningen. Daarbij kwam ook de sabotage door de regering snel op gang. Kantoren werden aangevallen. Lech Walesa probeerde gematigden en radicalen te verzoenen. Ook Jacek Kuron zag dat het mis dreigde te gaan. Hij probeerde het politieke uit de vakbond te halen door politieke discussieclubs op te richten. Maar het was te laat.’
Op 13 december 1981 kondigt regeringsleider Jaruzelski de staat van beleg af. Een week daarna druppelen bij Minkiewicz de eerste verzoeken binnen om spullen te sturen. Hij besluit een informatiebureau op te richten voor Solidarnosc Nederland. Kantoorruimte regelt hij via FNV-voorzitter Wim Kok. ‘Die had ik leren kennen in de periode na de ondertekening van de Akkoorden van Gdansk, toen hij zich warm voorstander betoonde van materiële ondersteuning van Solidarnosc. Ik zag hem ook op het eerste Nationale Congres van Solidarnosc in september 1981, waar ik als tolk optrad voor Nederlandse vakbondsleiders.’ Minkiewicz wordt de woordvoerder van Solidarnosc in Nederland. Daarnaast organiseert hij in samenwerking met Poolse dissidenten in Brussel en Parijs smokkeltransporten naar Polen. ‘We zochten chauffeurs die bereid waren om tussen de humanitaire goederen, inkt, papier, stencilmachines en scanners te verstoppen en over de grens te vervoeren. Geen van mijn chauffeurs is ooit gepakt.
Het communisme heeft vanaf het begin niet volledig greep op het land gekregen. Polen was het grootste satellietland, en dus ook moeilijker te besturen dan bijvoorbeeld Hongarije of Tsjecho-Slowakije. Er bleven altijd niches van waaruit verzet kon worden – en werd – gepleegd. Het erkennen van Solidarnosc in 1980 bleek de nagel aan de doodskist van het communistische systeem. Polen toonde aan dat het communistische systeem verzwakt was. In die zin kun je zeggen dat de akkoorden van Gdansk een proces in gang hebben gezet dat leidde tot de val van de Berlijnse Muur.’