Home Eerste meerdaagse festival was Holland Pop in Kralingen

Eerste meerdaagse festival was Holland Pop in Kralingen

  • Gepubliceerd op: 21 maart 2005
  • Laatste update 21 aug 2023
  • Auteur:
    Martijn Blekendaal
  • 10 minuten leestijd
Eerste meerdaagse festival was Holland Pop in Kralingen

Op 26, 27 en 28 juni 1970 luisteren bijna honderdduizend mensen in het Rotterdamse Kralingse Bos naar bands als Pink Floyd, Santana en Jefferson Airplane. In navolging van het Amerikaanse Woodstock was dit het eerste meerdaagse festival op Europese bodem. Organisator Berry Visser vertelde 35 jaar later over het festival: ‘Bij ons kwam het Nederlandse gedoogbeleid voor het eerst tot bloei.’

‘Gebrouilleerd’ is een groot woord. Te groot misschien. Maar er is een tijd geweest dat Berry Visser (58) en Georges Knap (71) elkaar niet meer spraken. Het faillissement van Stichting Holland Pop Festival stond als een bron van meningsverschillen tussen hen in. Inmiddels kunnen ze weer hartelijk met elkaar lachen. Het moet een vrolijke boel zijn geweest, vijfendertig jaar geleden. Desgevraagd schudt Visser resoluut van nee. ‘Het was afzien, echt keihard werken.’ ‘Voor vriendschap,’ voegt Knap toe, ‘was in de hectiek van alle voorbereidingen geen tijd.’ Omstreeks 1970 waren Knap en Visser geen vrienden maar partners in crime. Hun naïviteit en gebluf leidden tot een financieel debacle. Noem het een crime passionnel – want het was uit liefde voor muziek dat zij de droom van een groot popfestival in Nederland najoegen. Het eerste meerdaagse popfestival op het Europese continent.

Het Holland Pop Festival op 26, 27 en 28 juni in Rotterdam trok tussen de tachtigduizend en honderdduizend mensen. Het was meer een ’toegift op de jaren zestig’, zoals het ook wel wordt genoemd, dan een prelude op de politieke jaren zeventig. Visser: ‘Ik had nauwelijks politiek benul. Provo was volledig aan mij voorbijgegaan. Ik heb geen moment gedacht aan een politiek statement. Op het podium klonken wel protestliederen tegen Vietnam, maar daar ging het mij niet om. Het ging mij louter om de muziek. The Birds, Jefferson Airplane, Dr. John the Nightripper, Pink Floyd, Santana. Popmuziek was een subcultuur, nog geen big business.’

Woodstock

En het begon allemaal toen Visser en Knap met elkaar in zee gingen. Op het eerste gezicht waren ze tegenpolen. Visser was een 23-jarige hippie met ambities. Naast zijn studie aan de sociale academie probeerde hij geld te verdienen als beginnende impresario. Het dubbelconcert van The Doors en Jefferson Airplane in het Amsterdamse Concertgebouw leidde tot een nieuwe ambitie. Of Berry Visser, hippie uit Delft, de grote zaal kon huren? ‘Nee,’ was het antwoord aanvankelijk, ‘begin eerst maar met de kleine zaal.’ Zo gezegd, zo gedaan. Via een aantal geslaagde concerten in de kleine zaal lukte het hem uiteindelijk om de concerten van Jethro Tull en Soft Machine in de grote zaal van het Concertgebouw te verkopen. Vijfduizend gulden winst. Ziedaar het begin van Mojo Concerts, ’s lands grootste concertorganisator, waarvan Visser, thans actief als schrijver, componist en zanger, tot midden jaren negentig directeur was.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

En toen kwam in augustus 1969 het Amerikaanse Woodstock, waar meer dan vierhonderdduizend mensen drie dagen lang in een sfeer van love, peace & happiness genoten van tientallen optredens. Opnieuw dacht Visser: dat wil ik ook. ‘In Engeland kwam ik in contact met Frederick Bannister, die bezig was met een meerdaags festival in het Engelse Bath. We besloten samen te werken. Samen bands inkopen, dat scheelde geld. Waarbij ik overigens blufpoker speelde, want ik had geen rooie cent. En geen geschikte locatie.’

Festivalgangers onderweg naar Woodstock, augustus 1969.

De oplossing kwam uit onverwachte hoek en heette Georges Knap: een dertien jaar oudere vertegenwoordiger die, gestoken in een keurig net pak, dagelijks stad en land afreisde om de producten van groothandel Stokvis aan de man te brengen. In de avonduren deed hij jeugdwerk bij hem in de buurt. Knap, thans galeriehouder en directeur van een handelsfirma in medische apparatuur: ‘Rotterdam zou dat jaar C70 [Communicatie ’70] organiseren, een groot cultureel festijn ter gelegenheid van vijfentwintig jaar bevrijding, en natuurlijk om de stad te promoten. Het leek me leuk om eens iets anders te doen dan koekhappen. Een openluchtfestival, bijvoorbeeld. Ook bij mij had Woodstock iets losgemaakt.

Ik had alleen geen flauw benul van hoe en wat, en liet het idee liggen. Totdat de voorzitter van C70, om een stel jonge kritische journalisten de wind uit de zeilen te nemen, plots verklaarde dat er ook een popfestival georganiseerd zou worden. Ik dacht nog: wat zegt hij nou? Want meer dan een idee was er niet. Een paar dagen later hing een van die journalisten aan de lijn. Die had al snel door dat ik het ook allemaal niet zo goed wist en raadde mij aan om eens contact op te nemen met ene Berry Visser in Delft. Misschien dat wij elkaar van dienst konden zijn.

De eerste ontmoeting met Berry staat me nog goed bij. Ik kwam regelrecht uit mijn werk, dus keurig in pak. Hij zat achter z’n bureau met naast hem op de grond een groepje blowende hippies. Zijn eerste reactie was zeer afhoudend. Zo van: wat kom je doen? Ik heb jou helemaal niet nodig. Drie weken lang heeft ie me aan het lijntje gehouden. Toen stelde ik hem voor de keus: graag of niet. Tot mijn grote verrassing zei Berry: ik kom naar Rotterdam, locaties kijken. De wethouder had de bouwput van de Brienenoordbrug aangewezen. Maar die locatie bevestigde het beeld dat Berry van Rotterdam had: allesbehalve cultureel, geen plek om een festival te organiseren. Vervolgens reden we naar het Kralingse Bos, waar mijn oog op was gevallen. Ik bleef in de auto zitten, Berry liep wat rond. Toen hij een halfuur later terugkwam, was het duidelijk: we hadden een locatie.’

Coca-Cola

Geld was een groter probleem. Met de vijftigduizend gulden subsidie van het ministerie van CRM (Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk) zouden ze het niet redden. Ze klopten aan bij de lokale bottelaar van Coca-Cola, Bottelo NV te Schiedam. ‘Natuurlijk,’ zegt Visser, ‘ging je liever niet in zee met zo’n commerciële partij. Dat druiste in tegen alles waar een hippie voor stond. Maar we stonden met onze rug tegen de muur. We hadden nog maar een paar maanden de tijd en we waren maar met z’n vieren: ik deed het programma, Georges de zakelijke kant, zijn vrouw Toos Knap deed de publiciteit en Piet Daal de technische aangelegenheden.’

Knap: ‘Coca-Cola bood ons vijftigduizend gulden voor de aanloopkosten, de aanbetalingen voor de bands. Alles werd vastgelegd in een contract: dat het geen sponsorgeld was, maar een lening; dat wij niets mochten doen zonder toestemming van Coca-Cola. Ja, Smeijers, de directeur van Bottelo, was een slimme vent. Alles wat er aan voedsel en drank op het terrein verkocht werd, hield Bottelo in eigen hand.’ Knap: ‘Als gevolg daarvan belandde ik nog in een vreselijke ruzie met Smeijers toen Prins Mario, de hippiekapper, tijdens het festival met een ijsboer kwam aanzetten die gratis ijsjes wilde uitdelen.’

Smeijers kreeg van zijn raad van commissarissen toestemming om tot vijftigduizend gulden uit geven. Maar gaandeweg bleek dat de heren organisatoren meer nodig hadden. ‘Ja,’ verklaart Visser droogjes, ‘ik lette iets minder op het geld. En Georges ging mee in mijn idioterie.’ Knap: ‘Berry, die inmiddels bij mij, Toos en de kinderen was ingetrokken, lag tot vier uur ’s nachts op de bank te bellen, te boeken en te brainstormen. En vervolgens kon ik dan weer bij Coca-Cola aankloppen. In totaal heeft Smeijers ons op eigen houtje maar liefst 350.000 gulden geleend. Dat heeft hem na het festival onmiddellijk z’n kop gekost.’

‘Zo’n project,’ aldus Visser, ‘staat of valt bij de medewerking van een aantal sleutelfiguren. Mensen als Smeijers en bijvoorbeeld Koster, de hoofdinspecteur van politie. Een uiterst praktische man. We hebben samen de Woodstock-film gezien om te kijken wat we konden verwachten. Naar aanleiding daarvan regelde hij extra parkeerplaatsen en extra assistentie. Ook beloofde hij dat er geen uniformen op het terrein zouden rondlopen. Om relletjes te voorkomen.’

Veel werk hebben zijn agenten in burger niet gehad tijdens het festival. Geheel in overeenstemming met de flower power-ideologie verliep het evenement vreedzaam. Er werd volop geblowd en gebruikt, maar alles onder toeziend oog van gezag en gezondheidszorg. Visser: ‘Bij ons kwam het Nederlandse gedoogbeleid voor het eerst tot bloei.’ Terwijl Koos Zwart, redacteur van het blad Hitweek, zich met nog zo’n zeventig medewerkers van het zogeheten ‘drugsteam’ ontfermde over dolgedraaide festivalgangers, ontfermden de mannen van Koster zich over drugsdealertjes – waarvan er naar verluidt een stuk of vijf werden opgepakt en buiten gezet.

Droomwereld

Dat het ook mis kon gaan, was een half jaar eerder immers gebleken op het popfestival in Altamont. Daar, in de heuvels rond San Francisco, vielen in totaal vier doden en tientallen gewonden. Knap: ‘Volgens mij hebben wij als een van de weinige festivals geen last gehad van ongewenste gasten. Misschien wel omdat het Holland Pop Festival een beetje uit de lucht kwam vallen. Als we van begin af aan hadden lopen schreeuwen dat het zo’n groot festival zou worden, dan waren er waarschijnlijk eerder bellen gaan rinkelen. Niet alleen bij eventuele tegenstanders van een festival, maar ook bij oproerkraaiers. Nu hadden wij alleen liefhebbers.’

Juist die liefhebbers, tussen de tachtig- en honderdduizend, hebben volgens Visser het Holland Pop Festival gemaakt tot wat het is geworden: een droomwereld van drie dagen en nachten. Visser: ‘En zo stonden wij er ook in: als idealisten. Zelfs als het festival een financieel succes was geworden, zouden wij er geen geld aan verdienen. We stonden namelijk niet op de loonlijst van de stichting. Wij zaten in het bestuur.’

Nu, zoveel jaren later, wil Visser best toegeven dat een toegangsprijs van 35 gulden in die tijd aan de hoge kant was. Maar dat rechtvaardigt niet wat er gebeurde: tienduizenden kwamen zonder kaartje binnen. ‘Omdat ze ervaring hadden met het binnenlaten van duizenden bezoekers, hadden wij Feyenoord-suppoosten ingehuurd voor bij de ingang. We dachten dat we ze konden vertrouwen. En de suppoosten dachten op hun beurt: dit is toch eenmalig, dus waarom steken we het geld niet gewoon in onze zak? De pers hielp ons ook niet echt. De kranten schreven dat het heel makkelijk was om een gat in het hek te knippen.’

Kunstenaar aan het werk tijdens Holland Pop Festival, 1970.

Op maandagochtend 29 juni ontwaakten Knap en Visser dan ook met een dubbel gevoel. Het festival was een groot succes, maar zakelijk gezien een debacle: een verlies van maar liefst één miljoen gulden. Knap, die maandagochtend gewoon weer om halfnegen op zijn werk moest zijn: ‘We hebben vrij snel daarna ons eigen faillissement aangevraagd. Tussen ons ging het mis toen Berry het muziekblad Oor wilde beginnen. Ik vond dat je dat niet kon maken, met al die schulden.’

Visser: ‘Ik liet de stichting voor wat het was, pakte m’n biezen en ging weer aan de slag met Mojo. Door het festival had ik een goede naam gekregen. Alle groepen waren per slot van rekening op tijd – vooraf – en volledig uitbetaald. Georges was het er niet mee eens dat ik buiten de stichting om met Mojo weer concerten organiseerde. De curator ook niet. Uiteindelijk heb ik een deal gesloten. Voor een periode van twee jaar zou vijftig procent van de winstgevende concerten naar de curator gaan.’

Knap koesterde ondertussen nog de hoop dat Stamping Ground, de documentaire over het festival, enige financiële verlichting zou brengen. ‘De film over Woodstock had per slot van rekening miljoenen opgebracht. Volgens het contract zouden we veertig procent van de winst krijgen. Dus wij zaten goed – dacht ik.’

Maar de film flopte. En terecht, volgens Knap. Het was geen mooie film. Je had er gewoon bij moeten zijn.