Home Vergeetachtig landschap

Vergeetachtig landschap

  • Gepubliceerd op: 18 juni 2009
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Nelleke Noordervliet

Op mijn reizen mag ik graag historische plaatsen aandoen. Niets oogt trivialer dan de heuvels bij Waterloo, de weiden bij Ieper, of het lullige stroompje dat de naam Boyne draagt. Ik heb er gestaan en me de legers verbeeld die elkaar bevochten, de kreten gehoord van de stervenden, het gedreun van de stukken geschut, het hinniken van de gewonde paarden. Maar de velden lagen er vredig bij en leken zich niets meer te herinneren van de gruwelen die zich er hadden afgespeeld.

Landschap is vergeetachtig, al is het schuldig. Anders wordt het wanneer menselijke maaksels de tijd zichtbaar maken. Die staan soms zo confronterend naast elkaar dat een mijmering over hoe alles almaar voorbijgaat onvermijdelijk is.

Ik ging naar Rouen, de stad van Flaubert – ik bezoek natuurlijk ook graag huizen en woonplaatsen van dode schrijvers – en herkende met een schok de kathedraal, door Monet zo ontroerend op alle momenten van de dag geschilderd. We aten in de oudste herberg van Frankrijk, uit 1345, met zicht op de brandstapel van Jeanne d’Arc. Die oude stad moet op onnaspeurbare manier Flauberts werk hebben beïnvloed. Zijn taal moet naar de huizen en de kerken en de straten zijn gaan staan.

Ik was dus ook zeer benieuwd naar het Pavillion, het enige bouwwerk dat rest van het huis te Croisset aan de Seine, onder de rook van Rouen, waar Flaubert vele jaren heeft gewoond en gewerkt. In zijn brieven beschrijft hij het uitzicht op de welige boorden van de rivier. Hoe zou het er nu zijn?

We reden er aanvankelijk voorbij. Met enige moeite vonden we het schamele Pavillion Flaubert, praktisch óp de weg gelegen. Auto’s suizen er rakelings langs. Vroeger moet het midden in de grasvelden hebben gestaan die afdaalden naar de Seine. Vroeger was het misschien slechts door een karrenspoor gescheiden van het water. Vroeger kwamen er wandelaars langs, en boeren, en postbodes, en hannekemaaiers en marskramers. Vroeger was het paviljoen de heraut van het grote woonhuis, verscholen tussen bomen, dicht tegen de steile rotswand van kalksteen. Vroeger was het er stil en zag je aan de overkant van de Seine een boerderij, wat vee, wuivend graan. Vroeger bracht het spoor van Parijs naar Le Havre misschien al in de tijd van Flaubert een stampend, stomend getuigenis van de nieuwe tijd waarin alles anders zou worden.

En nu zijn de oevers van de Seine bebouwd met gigantische silo’s voor graan en kunstmest. Er staat zelfs een kleine raffinaderij. Vrachtschepen beladen met containers weten Rouen te bereiken. Ze staan naast elkaar in het zomerochtendlicht: het schurftige paviljoen van Flaubert en de lelijke, twintigste-eeuwse industrie. Straks, over nog eens honderdvijftig jaar, zal het paviljoen er misschien nog zijn, maar zullen de silo’s en de containerterminals hebben plaatsgemaakt voor hernieuwd welige oevers. Of woningbouw. Of parken. Of woestijnen.
Nelleke Noordervliet

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.