Rusland beweert dat het nooit een koloniale macht is geweest. Toch opereerde in Alaska de Russisch-Amerikaanse Compagnie volgens hetzelfde model als haar Britse en Nederlandse evenknieën. Russische handelaren verdienden kapitalen aan het ‘zachte goud’, de bonthandel.
De Deense ontdekkingsreiziger Vitus Bering stond al vele dagen op het dek van zijn schip de Sint-Peter, in de ijzige stilte turend in de verte. Hij was in mei 1741 vanaf het Russische schiereiland Kamtsjatka met twee schepen vertrokken. Hij wilde nagaan of hij door de Beringzee naar Amerika kon varen, tien jaar eerder had hij deze zee ontdekt. Maar de omstandigheden waren bar en boos en het zusterschip Sint-Paulus was begin juni in dichte mist verdwenen. Bering besloot op goed geluk door te varen in zuidwestelijke richting. Rond 16 juli ontwaarde hij boven de laaghangende mist opeens de pieken van het Sint-Eliasgebergte. Een paar dagen later zette hij met zijn mannen voet aan wal op Kayakeiland. Vitus Bering had Alaska ontdekt.
Meer historische context bij het nieuws? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Berings reis maakte deel uit van de Grote Noordse Expeditie (1733-1742). Die was ontsproten aan het brein van tsaar Peter de Grote en had als doel de oostelijke einden van Siberië in kaart te brengen en doorvaarten naar Amerika en Japan te vinden. De ontdekkingsreiziger kon het zelf uiteindelijk niet navertellen: in november leed hij schipbreuk op het Beringeiland voor de kust van Kamtsjatka. Bering en 28 van zijn mannen overleden daar aan de gevolgen van scheurbuik. De rest overleefde de barre winter alleen omdat de meegereisde bioloog Georg Steller op het lumineuze idee kwam om zeewier en bessen te eten. In de lente van 1742 keerden ze terug met een zelfgebouwd vlot.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Het was dankzij Stellers scheepsjournaal dat Bering de ontdekking van Alaska op zijn naam mocht schrijven. Want de tweede man van de expeditie, Aleksej Tsjirikov, was al in oktober teruggekeerd in Kamtsjatka met huiden van zeehonden en zeeotters in het ruim van de Sint-Paulus. Die buit wekte de interesse van de promysjlenniki (letterlijk: industriëlen), een bonte verzameling van Russische pelsjagers, pelshandelaren en huurlingen. Ze waren sinds het einde van de vijftiende eeuw vanuit de stad Novgorod steeds verder oostwaarts getrokken op jacht naar kostbare dierenhuiden, zoals die van de sabelmarter. De Russische verovering van Siberië was voornamelijk ingegeven door de profijtelijke bonthandel. Het ‘zachte goud’ was vooral zeer gewild bij welgestelde Chinezen, tot de keizer aan toe. Via het stadje Kjachta ten zuiden van het Baikalmeer werden ze verhandeld met het China van de Qing-dynastie.
Huidenbelasting
In het kielzog van Bering en Tsjirikov maakten de eerste promysjlenniki de oversteek naar de Aleoeten-eilandengroep tussen Amerika en Rusland om te jagen. Vooral de pels van de zeeotter was gewild, maar ze hadden er moeite mee die te vangen. De lokale bevolking – door de Russen Aleoeten gedoopt – bleek echter zeer bekwaam in de jacht met baidarkas, kleine wendbare kajaks.
Echte ontdekker van Alaska
Vitus Bering staat te boek als de Europese ontdekker van Alaska. Maar die eer is twijfelachtig. Een paar jaar na zijn expedities doken de verslagen van de Russische ontdekkingsreiziger Semjon Dezjnjov op. Na een barre tocht met zeven scheepjes over de rivieren Kolyma en Anadyr bereikte die al in 1648 de latere Beringstraat. De expeditieleden zouden Alaska met eigen ogen hebben gezien en twee boten zouden zelfs te pletter zijn geslagen op de kust. Maar pas lang na de dood van Dezjnjov bereikten zijn verslagen Sint-Petersburg. In 1898 werd de oostelijkste punt van Rusland aan de Beringstraat omgedoopt tot Kaap Dezjnjov.
De oplossing was simpel: jasak, het tribuutstelsel dat de promysjlenniki al eeuwenlang hanteerden in Siberië. De Aleoeten kregen een ‘huidenbelasting’ opgelegd. Om te zorgen dat ze daaraan voldeden, gijzelden de Russen stamhoofden of andere leden van de vaak kleine gemeenschappen. Er zijn gevallen bekend waar de helft van alle vrouwen en kinderen in een dorp werd gegijzeld.
In de eerste decennia was het voor opportunistische ondernemers een kwestie van pakken wat je pakken kan. En het ging er vaak niet zachtzinnig aan toe. De Russen gebruikten vaak grof geweld om de Aleoeten hun wil op te leggen, maar ook die lieten zich niet onbetuigd en namen soms op gruwelijke wijze kleine groepjes Russen te grazen. Russische rapporten beschrijven promysjlenniki die stijf bevroren werden teruggevonden met doorgesneden pezen in polsen en enkels.
Berucht was kapitein Ivan Solovjev, die volgens Russische ooggetuigen gruwelijk wraak nam nadat opstandige Aleoeten ongeveer honderd Russen hadden gedood. Hij beschoot complete dorpen en deed een wreed experiment met overlevenden. Solovjev liet hen op een rij zetten en schoot er dan een kogel op af om te kijken hoe ver die kwam.
Om de Aleoeten de baas te kunnen, gingen de Russen samenwerken in kleine compagnieën. Zo kregen ze steeds meer greep op het gebied en breidden ze hun macht steeds verder uit. In 1774 werd de eerste permanente handelspost gesticht bij Unalaska. Andere oorspronkelijke bevolkingsgroepen als de Sugpiaq en de Tlingit werden ook aan het werk gezet door de promysjlenniki. Tienduizenden pelzen werden westwaarts verscheept.
Het bleef allemaal niet onopgemerkt in Sint-Petersburg. Tsarina Catharina de Grote claimde Russische soevereiniteit over een boog die strekte van de Koerilen-eilanden ten noorden van Japan tot de ‘Alaska Panhandle’ ten westen van de hedendaagse Canadese provincie Brits-Columbia. Dat was het sein voor het grote geld om zich in het avontuur in Alaska te storten. Grigori Sjelichov en Ivan Golikov, twee rijke pelshandelaren uit Irkoetsk, richtten in 1783 de Noord-Oost Compagnie op. Die zou uiteindelijk alle andere ondernemingen overvleugelen.
Sjelichov gaf hoogstpersoonlijk leiding aan de eerste expeditie van zijn nieuwe compagnie. Met de goedkeuring van Catharina op zak stichtte hij de eerste nederzetting in Russisch-Amerika in de Baai van Drie Heiligen op het Kodiakeiland.
Toen de Sugpiaq in opstand kwamen en zich vervolgens verschansten op het nabijgelegen eilandje Awa’uq (‘vluchtheuvel’) liet Sjelichov hen tot de laatste man uitmoorden. Bronnen zijn het niet eens over het aantal dodelijke slachtoffers – van enkele honderden tot een paar duizend Sugpiaq – dat de Russen maakten bij het ‘Wounded Knee van Alaska’. Maar volgens een overlevende kleurde het zeewater rood van het bloed van alle doden en de mensen die zich wanhopig van de metershoge rotsen wierpen.
Imperiaal verleden
Het koloniale verleden van Rusland bleef lang onderbelicht. Dat komt omdat koloniën in de eerste plaats worden geassocieerd met zeevarende machten. In Alaska volgden de Russen hun draaiboek, maar de verovering en onderwerping van Siberië, Centraal-Azië, de Kaukasus en Oost-Europa waren natuurlijk ook gewoon koloniale ondernemingen. Als gevolg van de oorlog in Oekraïne is er meer aandacht voor het Russische imperiale verleden.
De oorspronkelijke bevolking van Alaska had niet alleen te lijden onder het geweld en de wreedheden van de promysjlenniki. Die brachten ook ziektes mee naar Alaska als de mazelen en de pokken, waar de Aleoeten, Tlingit en Sugpiaq geen natuurlijke weerstand tegen hadden. Op kleine en hechte gemeenschappen had dat een verwoestend effect.
Taaie tegenstand
Langzaam maar zeker wist de Noord-Oost-Compagnie alle concurrenten uit de markt te drukken. En alle lokale bevolkingsgroepen te onderwerpen. Dat ging niet zonder slag of stoot. Het hoofdkwartier van de Compagnie moest in 1792 worden verplaatst naar Pavlovskaja (de huidige stad Kodiak) en in 1808 verhuisde het door naar Novo-Archangelsk (nu Sitka) op het Baranoveiland.
Dat eiland is genoemd naar de man die vanaf 1799 aan het roer stond: gouverneur Aleksandr Baranov. In dat jaar gunde tsaar Paul I een monopolie aan de tot Russisch-Amerikaanse Compagnie omgedoopte Noord-Oost-Compagnie. Het Russische koloniale imperium in Amerika werd voortaan bestierd door een naamloze vennootschap, geheel volgens het model van de Verenigde Oost-Indische Compagnie en de Britse tegenhanger.
Baranov leek het handboek van Jan Pieterszoon Coen te volgen
Baranov leek ook het handboek van Jan Pieterszoon Coen te volgen. Hij rekende in 1804 met een grote Russische legermacht af met de Tlingit, de laatste taaie tegenstanders van de Compagnie. Russisch-Amerika was met harde hand gepacificeerd. De lokale bevolking was gedecimeerd. Zo waren er bijvoorbeeld van de naar schatting 25.000 Aleoeten bij de laatste volkstelling onder Russisch bewind nog maar 2.500 over.
Voor de overgebleven oorspronkelijke bewoners waren er kleine lichtpuntjes. De Russen beseften dat zij niet zonder hun kennis en vaardigheden konden. Nog onder Baranov startten vaccinatiecampagnes tegen pokken. En na zijn vertrek als gouverneur kreeg de Russisch-Amerikaanse Compagnie in 1821 een nieuw handvest, waarin de jasak werd afgeschaft. De Russische staat nam het roer van de Compagnie over en aan de wrede praktijken van Baranov en zijn voorgangers kwam in ieder geval op papier een einde.
Russisch-Amerika werd voortaan ook beschouwd als afzetgebied voor Russische producten. De Aleoeten, Sugpiaq en Tlingit waren ook afhankelijk geworden van de Compagnie. Enerzijds omdat ze door de gedwongen jacht op pelsdieren geen tijd hadden om hun eigen voedselvoorziening te verzorgen, anderzijds omdat de Russen hen voorzagen van gereedschappen als bijlen, kookketels en naalden, en luxegoederen als tabak, alcohol en servies. Families die over dit soort zaken konden beschikken, stegen op de sociale ladder. Dat was ook de reden achter veel bekeringen tot het Russisch-orthodoxe geloof – al lieten Russische missionarissen zich ook niet onbetuigd. Wie tijdens een kerkdienst in de in 1848 gebouwde houten Aartsengel Michaëlkathedraal in Sitka om zich heen keek, kon veel Sugpiaq-vrouwen in jurken in Europese stijl zien.
Sugpiaq-vrouwen droegen jurken in Europese stijl
Er was in de loop der jaren ook een kleine gemengde Russisch-Amerikaanse gemeenschap ontstaan. Van meet af aan hadden promysjlenniki het aangelegd met lokale vrouwen als de mannen van hun gemeenschap gedwongen wekenlang onderweg waren in hun baidarkas. In Russische nederzettingen als Sitka en Novo-Archangelsk vestigden zich ook veel Russische handwerkslieden en zij werden door de Compagnie aangemoedigd om relaties te beginnen met lokale vrouwen. Zo’n 700 Russen wortelden zich in Alaska.
Natuurbescherming
Op het moment dat Baranov in 1818 het stokje overdroeg als gouverneur van de Russisch-Amerikaanse Compagnie was de echte bloeitijd al voorbij. Door stelselmatige overbejaging waren de populaties van de meeste pelsdieren naar gevaarlijk lage niveaus gekelderd. Stellers zeekoe – ontdekt door Berings bioloog – was bijvoorbeeld in 1768 al voor het laatst gezien. De gewilde zeeotter was halverwege de negentiende eeuw bijna uitgestorven.
Noodgedwongen ging de Compagnie over tot natuurbescherming. Ze kondigde jachtverboden af in bepaalde gebieden om zeeotterpopulaties te laten herstellen. De oorspronkelijke bevolking was opnieuw de dupe; die werd soms gedwongen te verhuizen. Zo moest de hele bevolking van het eiland Sanak verkassen naar Belkofski.
De zeeotter was bijna uitgestorven door de intensieve jacht
Het mocht allemaal niet baten. Volgens de registers van de Compagnie was in totaal 16 miljoen roebel verdiend met de huiden van 1,3 miljoen vossen, 72.894 zeeotters, 59.530 rivierotters, 34.546 bevers, 30.950 sabelmarters, 17.298 veelvraten, 14.969 zeehonden en wat ze verder nog aan wolven, beren, zeeleeuwen en andere dieren wist te vangen. Door die grote aantallen waren de natuurlijke reserves van Alaska simpelweg uitgeput.
Russisch-Amerika werd daardoor steeds meer een blok aan het been van de tsaar. Het lag te ver van Sint-Petersburg en was daardoor ook lastig te verdedigen. Nog belangrijker was dat de kolonie bij teruglopende inkomsten geen ‘batig slot’ had en daarom simpelweg te duur werd om aan te houden. Vooral na de verloren Krimoorlog moest Sint-Petersburg iedere roebel omdraaien.
Tsaar Alexander II was Russisch-Amerika daarom liever kwijt dan rijk. Na de Amerikaanse Burgeroorlog kwam hij relatief snel tot een akkoord met de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken William Seward. Alaska werd op 1867 voor 7,2 miljoen dollar (nu: 150 miljoen dollar) verkocht aan de Verenigde Staten. Het Amerikaanse grondgebied groeide in één klap met ongeveer 20 procent.
Bijna alle Russen besloten om hun voormalige kolonie vaarwel te zeggen. Op 18 oktober 1867 klonken er saluutschoten bij de residentie van de gouverneur in Sitka. Onder toeziend oog van Russische en Amerikaanse militairen werd de Russische vlag voor het laatst gestreken en de Amerikaanse Stars and Stripes voor het eerst gehesen boven Alaska. Alleen geografische namen als Beringstraat en Baranoveiland herinneren nog aan het Russische koloniale avontuur in Amerika.
Meer weten
- Russians in Alaska, 1732-1867 (2004) door Lydia Black is het standaardwerk over Russisch Amerika.
- West of the Revolution (2014) door Claudio Saunt behandelt de vroege koloniale geschiedenis van de Amerikaanse westkust.
- Merchant Kings (2010) door Stephen Bown beschrijft hoe compagnieën meer dan twee eeuwen koloniën bestierden.
Openingsafbeelding: De expeditie van Vitus Bering vergaat in 1741 bij de Aleoeten.