Home Dossiers Rusland ‘Rusland zal nooit een democratie worden’

‘Rusland zal nooit een democratie worden’

  • Gepubliceerd op: 4 januari 2012
  • Laatste update 07 nov 2022
  • 4 minuten leestijd
‘Rusland zal nooit een democratie worden’
Cover van
Dossier Rusland Bekijk dossier

Anton van Hooff:

‘In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, valt de westerse democratie niet terug te voeren op het klassieke Atheense voorbeeld. Die verbinding werd pas in de negentiende eeuw, dus in retrospectief, gelegd. Daarvoor was “democraat” een scheldwoord, ook voor revolutionairen. Zo lieten de Amerikaanse Founding Fathers zich inspireren door de Romeinse republiek; in navolging van Plato geloofden zij dat medezeggenschap van het volk slechts tot chaos kan leiden.

In werkelijkheid vindt het democratisch staatsbestel zijn oorsprong in het ontstaan van burgerlijk zelfbestuur in middeleeuwse steden. Dat was een samenspel tussen burgers en “heren”, waarbij laatstgenoemden de burgerij zekere rechten toekenden in ruil voor financiering van de oorlogen die zij zo graag voerden. Daaruit zijn onze stadhuizen en parlementen ontstaan.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Die traditie heeft zich in Rusland nooit kunnen ontwikkelen. De enige twee stedelijke burgerraden die Rusland in de zestiende eeuw kende, in Novgorod en Pskov, werden door Ivan de Verschrikkelijke afgeschaft. Het land is sindsdien altijd bestuurd door autocraten. Je zult in Rusland dan ook geen oude raadhuizen vinden, zoals je die bijvoorbeeld wel in de Baltische staten tegenkomt. Wel zie je momenteel in Rusland voor het eerst een grote middenklasse ontstaan, die van zich laat horen in de huidige protesten. Daar ligt dan ook mijn hoop op een democratische toekomst voor Rusland.’

Ruth Oldenziel:

‘Ik proef in die vraagstelling het oude slavofiele sentiment dat de zogenoemde “Russische ziel” van nature ongeschikt is voor “westerse” democratie. Dat idee is lang geleden ontstaan uit de interne Russische discussie over de toekomst van de Russische staat. De slavofielen keerden zich tegen Ruslands opening naar het Westen onder de tsaren Catherina en Peter de Grote. Ze voerden als argument tegen industrialisering en modernisering aan dat het Russische volk een geheel eigen, unieke cultuur kent en zich daarom niet door westerse ontwikkelingen mag laten beïnvloeden.

Dat statische idee van een onveranderlijke “Russische ziel”, die zich thuisvoelt in een autocratie, is onder Russische jongeren blijkbaar niet erg populair. Zij nemen geen genoegen meer met het sociaal contract dat Poetin met de burger heeft gesloten en dat erop neerkomt dat zij mogen consumeren zolang ze geen kritiek uiten op zijn beleid.

Het opzichtige stuivertje-verwisselen met zijn politieke kompaan Medvedev, het niet-nakomen van zijn beloften van afschaffing van de door jongeren als een hel ervaren dienstplicht, het tekort aan betaalbare woningen, gevoegd bij een algehele verslechtering van de economie vanwege de lage olieprijzen, heeft ertoe geleid dat Russische jongeren niet langer hun mond willen houden. Juist omdat in hun zelfbeeld Rusland in wezen een democratie is en geen dictatuur.’

James Kennedy:

‘Een goede historicus doet geen absolute voorspellingen. Wel durf ik te beweren dat het land niet hopeloos dictatoriaal is, alleen omdat het een hardnekkige autoritaire traditie kent. Het is goed te beseffen dat de Russische geschiedenis ook anders had kunnen verlopen. Zo had het experiment met een volksvertegenwoordiging, aan het begin van de twintigste eeuw, een vorm van democratie kunnen opleveren. Rusland had toen de pech een bijzonder autoritair staatshoofd te hebben: tsaar Nicolaas II. Daar kwamen de ontberingen van de Eerste Wereldoorlog bij en het geluk waarmee de bolsjewieken de daaropvolgende burgeroorlog wisten te winnen.

Ook in de jaren negentig had het heel anders kunnen lopen. Maar Jeltsin gaf prioriteit aan de ontwikkeling van een vrijemarkteconomie en had weinig aandacht voor democratische hervormingen. Zo werd in Rusland geen absolute scheiding der machten doorgevoerd en bleef een deel van het repressieve staatsapparaat van de communisten in stand, zoals de geheime politie.

Toch zie ik zelfs nu nog ingrediënten voor het ontstaan van een Russische democratie. Er is een civil society, zoals de onafhankelijke media of de milieubeweging, van waaruit kritiek op de overheid wordt geleverd. En door de economische groei is een middenklasse ontstaan die wil meepraten over politieke beslissingen. Bovendien zijn jonge Russen gemiddeld hoger opgeleid dan de Europeanen als geheel.’