Ik heb niet veel op met columnisten. Veel te vaak beginnen ze zelfs hun eerste zin met `ik’, steevast weten ze niet van ophouden, en doorgaans zijn hun columns slechts een pover excuus om geen boeken te schrijven. Toch is het leerzaam om even stil te staan bij het gedwongen afscheid deze zomer van de historicus Maarten van Rossem als columnist bij de Volkskrant.
Al het bovenstaande gold ook voor hem, en een ieder die weet hoe veelbelovend hij ooit was als geschiedkundige heeft dikwijls moeten slikken wanneer hij weer eens als media-manusje-van-alles op de televisie opdraafde bij spelletjes of ontbijtprogramma’s om zichzelf na te spelen. Toch zat er een soort vasthoudendheid in zijn optredens, en het dient gezegd dat de visie op de Verenigde Staten die hij ventileerde in de Volkskrant en op de beeldbuis niet wezenlijk verschilde van de opvattingen die hij erop na hield voordat hij wereldberoemd in Hilversum werd.
Onlangs hoorde hij plots dat hij op 1 september na zes jaar moest stoppen. Van Rossem bedankte meteen voor de eer. Ongetwijfeld speelde daarbij de opgaaf van de reden: men vond bij de Volkskrant dat hij `te veel relativeerde’. Nu niet lang geleden NRC Handelsblad zich heeft ontdaan van H.L. Wesseling (men wilde `jongere gezichten’ op de opiniepagina), is dit de tweede historicus van postuur die aan de kant wordt geschoven in de Nederlandse kwaliteitskranten. Thans is nergens meer een geschiedkundige van betekenis columnist.
Hiervoor is overigens een goede geschiedkundige verklaring. Het leerzame aspect van het ontslag van Van Rossem schuilt in de reden (`te veel relativering’), en ook in de eerdere opwinding bij de de Volkskrant over zijn onderkoelde habitus. Van Rossems sussende opmerkingen na 11 september vielen niet in goede aarde bij de journalisten die oprecht meenden dat `de wereld voorgoed veranderd was’. Een vooraanstaand Volkskrant-redacteur attaqueerde de eigen columnist destijds op de televisie zelfs in rauwe bewoordingen. Van Rossem schreef nog een brief naar hoofdredacteur Pieter Broertjes met de vraag of deze desavouering namens de Volkskrant was. Het antwoord luidde dat zoiets `moest kunnen’.
Het verdwijnen van de twee relativerende historici als columnist is, kortom, geen toeval. Het past in een meer algemene afwending van de geschiedwetenschap in de media. Een van de symptomen is dat er steeds minder academische historische werken worden besproken, en dat boeken van de University Presses zelfs compleet uit de kolommen zijn verdwenen. En dit past weer in een bredere strategie van ontintellectualisering (NRC Handelsblad) en debilisering (de Volkskrant) waarmee men jonge lezers probeert te trekken. Aldus worden kranten steeds meer net als de televisie: grote woorden uit niet-zo-grote geesten – wellicht zou men dat liever andersom zien.
Het is derhalve helemaal geen toeval dat de media zo overvallen werden door het succes van Pim Fortuyn. Zonder historisch inzicht had men even niet begrepen dat er in Nederland een klassestrijd gaande was. De accomoderende Sprachherrschaftsklasse werd belaagd door een voor geschiedkundigen niet-onbekende coalitie van proleten en proletariërs. Zo’n revolte wijst op van alles, maar vooral op een falende intellectuele elite.
Dit artikel is exclusief voor abonnees