Sociologisch onderzoek vraagt vaak naar de bekende weg. Wie zijn ogen niet in zijn zak heeft en het oor regelmatig te luisteren legt op borrels, recepties, verjaarsfeestjes en in de kroeg, weet wel zo’n beetje hoe het Nederlandse volk over de wereld denkt. Het verbaast me dan ook dat er zo’n ophef wordt gemaakt over enquêteresultaten die dat beeld bevestigen. Alsof alleen een socioloog de realiteit kan weergeven. Dan schrikken de kranten op en recyclen de mentaliteit waarover ze al maanden rapporteren in een geschokte kop: ‘Een kwart van de Nederlanders is wel eens racistisch. Tien procent is uitgesproken racistisch.’
Wat is het nut van dergelijk sociologisch onderzoek? Voer voor latere historici? Attentiewaarde? Wetenschappelijke argumenten voor beleid? De schijn greep te hebben op de actualiteit? Is het racisme gegroeid of juist niet? Is het gelijk gebleven? En wat weten we eigenlijk als bijna de helft van alle Nederlanders meent dat hun buurt achteruitgaat als er veel allochtonen komen wonen?
De Nederlander die dat zegt hoeft helemaal niet racistisch te zijn. Hij constateert een jammerlijk feit. Hij heeft ervaring. Hij ziet dat de toestroom van allochtonen plaatsvindt in sociaal sowieso al wankele wijken, omdat allochtonen over het algemeen het geld en de opleiding niet hebben om zichzelf het perspectief te gunnen van wonen in een middenklassewijk. Groeit het aantal allochtonen, dan is dat voor de autochtone buurtbewoners een teken dat hun wijk qua welstand afglijdt. Het is eerder een sociaal-economisch feit dan een racistisch alarm. Dat allochtonenwijken overigens ook weer een wederopstanding en upgrade kunnen doormaken is een schrale troost.
En als mensen zeggen bang te zijn voor de islam, is dat zo gek? Zijn ze daarmee principieel racist? Nee, ze reageren simpelweg op de gebeurtenissen in de wereld. Primitief misschien, en ongenuanceerd, maar we hebben nu eenmaal niet allemaal het vermogen en de kennis om de actualiteit gedetailleerd te analyseren.
Aan de antwoorden die enquêtes opleveren zijn veel onzekerheden verbonden. De vraagstelling kan tendentieus zijn. De respondent geeft een sociaal wenselijk antwoord, omdat hij niet precies weet wat hij vindt of omdat hij zijn eigen mening niet durft te geven. De respondent geeft een al te radicaal antwoord, omdat de anonimiteit van de enquête hem beschermt en hij daarom zijn meest perverse fantasieën durft te uiten, die hij in het openbaar keurig in bedwang weet te houden.
Nu zullen sociologen zeggen dat dergelijke vertroebelingen uit het resultaat worden weggefilterd. Maar ik weet dat niet zo zeker. Wat ik vrijwel zeker weet is dat de beslissende onderhuidse veranderingen in een samenleving niet worden gedetecteerd in sociologisch onderzoek. Wat ik ook zeker weet is dat ‘trendwatchers’, de wichelroedelopers die ons vertellen wat we morgen mooi vinden, evenmin in staat zijn de werkelijke onderhuidse stromingen te onderscheiden van aanpraterij.
Maar goed, laten we de resultaten van de enquête naar onderbuikgevoelens niet zomaar voor kennisgeving aannemen, maar proberen te vertalen in mogelijke acties. Want hoe je het ook wendt of keert: racisme moet met kracht worden bestreden. Je veilig voelen in je eigen monochrome omgeving is één, mensen van een ander ras of een andere geloofsovertuiging minderwaardig achten is een heel andere zaak.
Wat kunnen we doen? Bij de Marokkaanse buren op de koffie gaan of – als je geen Marokkaanse buur hebt – je op een andere manier op de hoogte stellen van de zielenroerselen van de allochtone medemens en er je eigen verhaal tegenover stellen? Zoeken naar de gemeenschappelijke noemer? Dat lijkt me lofwaardig, maar ik vrees voor het resultaat. De contacten met individuele leden van de ‘zij-groep’ verlopen vaak voorspoedig en amicaal, terwijl de eventuele racistische oordelen glorieus overeind blijven in het diepst van beider harten. Want om het beeld te completeren: er is natuurlijk ook racisme mogelijk van de allochtoon ten opzichte van de autochtoon.
Postbus 51-campagnes? Voorlichting op scholen? Ja, ik denk dat we dat allemaal netjes moeten blijven doen, zonder al te veel hoop op direct, glanzend resultaat, maar met de zekerheid dat de tijd in ons voordeel werkt. Dweilen met de kraan open, maar als je niet dweilt krijg je zeker natte voeten.
Nelleke Noordervliet
Dit artikel is exclusief voor abonnees