Home Oproer of vrolijkheid?

Oproer of vrolijkheid?

  • Gepubliceerd op: 25 maart 2009
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Frans Groot

Op zaterdag 8 maart 1783 waren de Rotterdamse straten voor even het domein van de achterbuurtbewoners en arbeiders op de scheepswerven. Met bier, verkleedpartijen en gezang werd de verjaardag van stadhouder Willem V gevierd. Door de oorlog met Engeland, het teruglopen van de handel en de grote spanningen tussen patriotten en Oranjegezinden ging het er dit keer ruwer aan toe dan andere jaren. Voorbijgangers werd hun drinkgeld afhandig gemaakt en bakkers werden beroofd van hun winkelvoorraad. Was dit opgeklopte vrolijkheid of een heus oproer?

Om een herhaling van dit gewelddadige volkstoneel te voorkomen richtten de Rotterdamse patriotten een vrijkorps op en kregen de schutterscompagnieën betere wapens en uniformen. Een jaar later volgde de proef op de som. Op de verjaardag van de stadhouder bleef het nu betrekkelijk rustig, maar vervolgens overspeelden de patriotten hun hand. De schutterscompagnieën lieten iets te nadrukkelijk zien van wie de straat was.

Getooid met zwarte kokardes – het partijsymbool van de patriotten – en met de snaphaan aan de schouder marcheerden ze langs de huizen van Oranjegezinden. In reactie daarop maakten groepen vrouwen en jongens de schutters onder het zingen van Oranjeliederen belachelijk. In de nacht van 3 op 4 april 1784 raakte een groep schutters zo in het nauw dat zij zich verschansten in het stadhuis en het vuur openden op de menigte. Er vielen zeven zwaargewonden, van wie er vier overleden: de eerste slachtoffers van de patriottentijd.

Bij deze gebeurtenissen speelde de keurvrouw in de mosselhandel Catharina Mulder als organisator van de Oranjelol en aanvoerster van de ordeverstoorders een belangrijke rol. ‘Kaat Mossel’ moest haar huis in de volksbuurt verruilen voor een harde bank in de kerker van het stadhuis. Zij was een van de hoofdpersonen in een twee jaar durend onderzoek dat de Staten van Holland instelden om de schuldigen op het spoor te komen.

Geïnspireerd door historici als Carlo Ginzburg, Le Roy Ladurie en Natalie Zemon Davis heeft Eric Palmen een mooie cultuurhistorische ‘microgeschiedenis’ geschreven van een stedelijke samenleving in de patriottentijd. Hij weet het leven in de achterbuurten aan de oostzijde van de stad treffend te contrasteren met de meer welgestelde, verlichte milieus in het westelijk havenkwartier.

Het boek opent met een spannend hoofdstuk over bedeltochten aan de vooravond van 8 maart 1783, toen armoedzaaiers langs de huizen van de graanverkopers aan de Leuvehaven en Wijnhaven gingen om voedsel en brandstof te eisen. Dit paste in volkstradities als het Sint-Maartenfeest, waarbij jongeren aan de deur kwamen om met liederen een bijdrage in de feestvreugde te vragen. Het is goed mogelijk dat dergelijke gebruiken bij de Oranjefeesten weer opdoken en nu ook op een politieke manier werden uitgespeeld: wie weigerde oranje te dragen, werd uitgejouwd en wie op tijd betaalde met drinkgeld, kon een vrijgeleide krijgen.

Dit boek had ook vijfentwintig jaar geleden geschreven kunnen zijn, toen cultuurgeschiedenis ‘hot’ was. Net als zijn grote voorbeelden combineert Palmen knap onderzoek met een soms wat zwaar aangezette antropologische exegese. Bij dit genre hangt de politiek er een beetje losjes bij. Zo is het opmerkelijk dat Palmen de Oranjegezinde lezing van de gebeurtenissen toch min of meer onderschrijft. In deze optiek mochten de mensen, voorzien van wat drinkgeld, wel even ‘losgaan’. De boog kon immers niet altijd gespannen zijn, en na zo’n korte oprisping van vrolijkheid werden ze met zachte hand wel weer in het gareel gebracht.

Volgens de patriotten daarentegen was het drinkgeld een vorm van omkoping: hier werd het gepeupel, met Kaat Mossel als tussenpersoon, aangezet om het eens flink op een zuipen te zetten en de patriotten te grazen te nemen. Palmen verwerpt deze visie van de patriotten terecht als een nogal mechanische samenzweringstheorie. Maar de lezer blijft toch zitten met de vraag waarom het overwegend Oranjegezinde stadsbestuur de zaak dan zo heeft laten escaleren. Was het onmacht of onwil?

Eric Palmen
Kaat Mossel, helleveeg van Rotterdam. Volk en Verlichting in de achttiende eeuw
288 p. Bert Bakker € 19,95

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.