Home Op de bonnefooi uit Dachau

Op de bonnefooi uit Dachau

  • Gepubliceerd op: 25 februari 2009
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Johannes Houwink ten Cate

Wie kende kort na de bevrijding niet de namen van ‘Frits de Zwerver’ (dominee Frits Slomp), Johannes Post, Gerrit-Jan van der Veen en Pim Boellaard? Iedereen wist wie zij waren, want deze verzetshelden vormden evenzovele bewijzen dat het verzuilde Nederland niet had versaagd onder de Duitse tirannie.

Elke partij, krant en kerk huldigde de eigen held. De linkse krant Het Vrije Volk herdacht de in Dachau overleden SDAP-leider H.B. (‘Stuuf’) Wiardi Beckman, en de Volkskrant voerde de Dachau-overlevende Ed. Hoornik op als ‘katholieke letterkundige’. Het mooiste was natuurlijk een eigen verzetsboek. Toen dat van de Gereformeerde Kerken, Opdat Wij Niet Vergeten, in 1949 uitkwam, excuseerde samensteller Th. Delleman zich voor de late verschijning. De andere kerken waren hem spijtig genoeg voor geweest.

Militair Nederland, dat na de imposante reeks van nederlagen wel een mentaal opkikkertje kon gebruiken, werd vertegenwoordigd door reservekapitein W.A.H.C. ‘Pim’ Boellaard van de Orde Dienst (OD). Hij werd uitverkoren om bij te dragen aan het vierdelige officieuze verzamelwerk Onderdrukking en Verzet (1949-1950). Boellaard mocht hierin verslag doen van zijn verhoor door niemand minder dan Heinrich Himmler persoonlijk – waarbij hij natuurlijk geen krimp had gegeven.

Het grote publiek kende Boellaard toen al van het ‘schandaal van Dachau’ en van de ‘pakkettencommmissie-Vorrink’. Hoornik en Boellaard – als vertrouwensman van de politiek gevangenen aldaar – waren op de bonnefooi uit Dachau weggegaan, omdat ze drie weken na de bevrijding nog steeds geen Nederlandse repatriëringsofficier hadden gezien.

Mede dankzij prins Bernhard, die hem per handslag tot majoor bevorderde, versierde Boellaard zestig vrachtauto’s en twaalf ambulances, en haalde hij zelf zijn creperende kameraden uit Dachau op. Als lid van de commissie-Vorrink was Boellaard medeauteur van een rapport waarin het Rode Kruis en de Londonse regering werden gehekeld, omdat er vanaf het najaar van 1944 geen voedselpakketten naar de kampen waren verstuurd.

Hoornik las het rapport en concludeerde: ‘Zij hebben ons láten verrekken. In Dachau en Sachsenhausen, in Neuengamme en Bergen-Belsen.’ Zijn reactie en de manier waarop de regering de kritiek als bemoeizucht wegwuifde, tekenden de verbittering van het even gezwind als vakkundig uitgerangeerde verzet. De leiders ervan mochten plaatsnemen in het pantheon van verzuild en verzets-Nederland, maar met de landspolitiek moesten zij zich maar niet bemoeien.

Ook Boellaard, verzekeringsdirecteur van beroep, verdween naar de achtergrond. Hij publiceerde verzetsherinneringen die alleen door oud-verzetsmensen gelezen werden. Jolande Withuis schreef een pijnlijk precieze biografie van kampoverlevende Pim Boellaard, op basis van het familiearchief. In deze voorbeeldige en ook nog eens prachtig uitgegeven studie wisselen bewondering en kritische reflectie elkaar af. Het accent ligt – en dat moest natuurlijk ook – op de oorlogsperiode, maar ook Withuis’ weergaves van Boellaards ouderlijk huis, de Haagse hofsociety en zijn studententijd zijn prachtig.

Generaalszoon Boellaard jaste er in zijn studie 10.000 gulden – de prijs van een vrijstaand huis – doorheen, en versierde en passant een bloedmooie freule van zeventien jaar (om haar na de bruiloft naar hartenlust te bedriegen). Hij overleefde Natzweiler en Dachau, dankzij zijn voorzichtigheid. Hoe hij dit precies deed, vormt de kern van deze biografie. Hij had vrouw en kind vreselijk gemist, maar na zijn terugkeer verziekte hij de sfeer thuis volledig. Zoon Willem vond de lunch thuis gezelliger dan het diner, omdat vader Pim dan op kantoor was. Als zijn zoon aan een verhaal begon, zei de vader: ‘Kort graag.’

Als succesvolle verzekeraar was Boellaard voor het personeel een tiran, zij het een empathische, die mensen in narigheid ‘verdomd aardig’ kon opvangen. Hij was zeer bevriend met Bernhard, maar ook daarin niet van kritische zin gespeend. Nadat premier J.M. den Uyl in 1976 het Lockheed-rapport had gepubliceerd, propte Boellaard eerst een hartelijke brief bij Soestdijk door de bus. Om daarna in zijn dagboek quasi-dapper op te tekenen dat hij een week lang moest ‘bijkomen van de schrik’ over de prinselijke ‘geldzucht’.
In het genre van de in de regel stomvervelende verzetsboeken staat deze psychologiserende biografie van een pseudo-gelukkige survivor helemaal op zichzelf. Dit is een meesterwerk.

Johannes Houwink ten Cate is hoogleraar Holocaust- en Genocidestudies aan de Universiteit van Amsterdam.

Jolande Withuis
Weest manlijk, zijt sterk. Pim Boellaard (1903-2001), het leven van een verzetsheld
382 p. De Bezige Bij, € 29,90

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.