Het Nederlandse ambassadeursechtpaar Gideon en Maria Boissevain heeft begin jaren zestig Cuba als standplaats. En daar gedragen ze zich allesbehalve neutraal. Ze openen hun deuren voor Fidel Castro’s tegenstanders en steunen een operatie om kinderen het land uit te krijgen. Maar opeens verandert Maria van mening.
Als Gideon Walrave Boissevain op 16 augustus 1963 op Schiphol arriveert, botst hij op nijvere verslaggevers. Ze vragen hem het hemd van het lijf. Boissevain is zes jaar ambassadeur geweest in Cuba. Hij heeft met de komst van Fidel Castro revolutionaire veranderingen meegemaakt en bizarre twisten in de Koude Oorlog beleefd. Neem alleen al de crisis rond de Russische raketten op het eiland in 1962, toen er even een atoomoorlog dreigde. De jongens van het vrije woord zijn dus benieuwd naar zijn verhaal.
Voor de 65-jarige Boissevain was Havana zijn laatste standplaats. Hij gaat met pensioen. In zijn koffer zit een voorraad sigaren. Niet dat hij ze zelf rookt; ze zijn het enige souvenir dat hij mee heeft willen nemen uit het land dat hij eens zag als de parel van de Cariben.
14.048 Cubaanse kinderen worden op het vliegtuig naar Amerika gezet
Daarnaast torst hij natuurlijk zijn herinneringen. Die deelt de ervaren diplomaat niet met de vragende verslaggevers. Hij beperkt zich tot een korte verklaring. Sinds Castro de macht heeft gegrepen, is alles in kwaliteit achteruitgegaan, zegt hij. ‘Behalve de suiker.’
Boissevain reageert evenmin op een bericht dat in Le Monde heeft gestaan over een recent bezoek van Castro aan de Nederlandse ambassade. De Franse krant meldt dat de Cubaanse leider toenadering zoekt tot westerse diplomaten.
Cubaanse kinderen op straat in 1962. Veel van hun leeftijdgenootjes vertrekken naar de Verenigde Staten.
In zijn vertrouwelijke afscheidsbericht aan minister van Buitenlandse Zaken Joseph Luns heeft Boissevain dat een maand eerder wél aangestipt. In de laatste alinea schrijft hij over Castro: ‘Verschijnt hij op een receptie, zoals de laatste tijd herhaaldelijk bij westerse diplomaten, dan wordt hij terstond omringd […]. Zijn charmante verschijning, zijn aangenaam stemgeluid missen hun uitwerking niet, zijn utopistische plannen voor Cuba worden over zijn gehoor uitgegoten als balsem, geen der aanwezige vrouwen ontkomt aan de betovering van zijn voordracht en men ziet noch ruikt het bloed dat aan zijn welgevormde handen kleeft.’
Gevallen voor Castro’s charmes
Boissevain laat tegenover de verslaggevers ook in het midden waarom zijn vrouw Maria is achtergebleven. Slechts weinigen weten dat ze eerst nog naar Washington wil. Tot die weinigen behoort McGeorge Bundy, de veiligheidsadviseur van president John F. Kennedy.
Maria Soloviev, zoals ze met haar meisjesnaam heet, is bijna 25 jaar jonger dan Boissevain. De twee zijn in 1947 getrouwd. Zij heeft Russische wortels en een grootvader met een reputatie: Grigori Raspoetin, de omstreden en uiteindelijk vermoorde adviseur van tsaar Nicolaas II en tsarina Alexandra.
Maria wil naar de Amerikaanse hoofdstad om een verzoek van Fidel Castro over te brengen. ‘Mrs. Boissevain said Castro is desperate for a rapprochement because of the economic chaos in Cuba,’ bericht inlichtingendienst CIA eind augustus aan Bundy. De missie heeft, zo beweert Maria volgens diezelfde rapportage, de goedkeuring van haar man.
Zelf ziet Raspoetins kleindochter haar rol als een bijdrage aan de wereldvrede. Ze heeft Castro twee maanden tevoren voor het eerst uitgebreid gesproken. Daarbij is ze danig van hem onder de indruk geraakt. Vervolgens hebben ze elkaar nog enkele keren ontmoet. Maria heeft hem bovendien bij andere westerse diplomaten geïntroduceerd, onder meer op de Franse ambassade.
Gideon Walrave Boissevain schreef het in zijn al gememoreerde afscheidsbrief: ‘Geen der aanwezige vrouwen ontkomt aan de betovering.’ De CIA verwoordt het wat suggestiever: ‘She denies that she has been his mistress.’
Voor Maria Boissevain is het een ommezwaai. De jaren daarvoor heeft ze juist partij gekozen tégen het regime van Castro. En haar man doet mondjesmaat mee, al verzwijgt de ambassadeur dat zorgvuldig in zijn lange reeks berichten aan het ministerie.
De Boissevains raken in 1961 betrokken bij de deels clandestiene Operatie Pedro Pan, waarbij uiteindelijk 14.048 Cubaanse kinderen van 6 tot en met 18 jaar door hun ouders op het vliegtuig naar de Verenigde Staten worden gezet om Castro’s communisme te ontvluchten.
Die operatie is eind 1960 begonnen, kort voordat Havana en Washington hun diplomatieke betrekkingen verbreken en de Amerikaanse ambassade op slot gaat. Omdat daarmee noodgedwongen een einde komt aan de uitgifte van visums wordt een ondergronds netwerk opgezet dat de benodigde papieren in Miami ophaalt en op Cuba verspreidt. De exodus van kinderen kan niet verborgen blijven voor het regime, al is het maar omdat uitreispapieren door officiële instanties moeten worden afgestempeld. Castro laat – om door hem nooit opgehelderde redenen – de uittocht zelf ongemoeid. Wel worden verschillende personen uit het illegale circuit opgepakt.
Cubanen juichen als Castro en zijn rebellen Havana naderen.
Aan de Calle 2, in Havana’s chique wijk Vedado, gaan de deuren van nummer 411 wijd open voor Operatie Pedro Pan. Hier is niet alleen de Nederlandse ambassade gevestigd, de Boissevains wonen er ook. Op de derde verdieping hebben ze een kamer gereserveerd als opslagplaats voor illegale documenten. En zo nu en dan houdt zich er iemand schuil op zijn of haar vlucht voor Castro’s lange arm.
Maria Boissevain heeft een van de leiders van de contrarevolutionairen een sleutel gegeven van de voordeur en de bewuste kamer. Als deze Ramón ‘Mongo’ Grau de gekleurde Murano-haan – echt Venetiaans glaswerk dat op een tafeltje op de overloop staat – in een bepaalde positie achterlaat, weten de heer en vrouw des huizes dat er iets of iemand in de kamer is verborgen. In het laatste geval moeten ze voor eten zorgen.
Geen der aanwezige vrouwen ontkomt aan de betovering van zijn voordracht.
Mongo Grau is een neef van een van Cuba’s vorige presidenten. Hij is een gezworen vijand van Castro en een goede vriend van de CIA. Grau heeft Maria weten te charteren als koerierster. De ambassadeursvrouw vliegt regelmatig op en neer naar Miami. Ze komt makkelijk door de controles, bezorgt brieven aan ballingenleiders in de Verenigde Staten en neemt op de weg terug visumformulieren mee voor kinderen die met Operatie Pedro Pan uit Cuba vertrekken. Haar echtgenoot wordt op zijn beurt in mei 1962 in Miami gesignaleerd met pakketten voor ballingen.
Bevreesd voor indoctrinatie
Gideon en Maria Boissevain zijn in 1957 gearriveerd in Cuba, waar dan nog de door Amerika gesteunde Fulgencio Batista aan de macht is. Wanneer deze even hardvochtige als impopulaire dictator op 1 januari 1959 vlucht voor de bebaarde guerrilleros van Castro, echoot eerst de jubel in Cuba’s straten. Vervolgens vechten hoop en onzekerheid om voorrang. Daarna, als beloftes over vrijheden en voorspoed loos blijken, arriveert ook de teleurstelling.
Boissevains ambtsberichten aan Den Haag laten eenzelfde gemoedsverandering zien. Zijn reserves nemen sterk toe als Castro na de mislukte invasie van door de CIA gesteunde ballingen in de Varkensbaai, in april 1961, definitief voor het communisme kiest.
Gideon Bossevain (midden met sjerp) in Jeruzalem, zijn standplaats voor hij naar Cuba komt.
Op 21 september van datzelfde jaar bericht de ambassadeur over ‘een decreet nopens een van staatswege verplichte opvoeding’ voor kinderen vanaf drie jaar. Ze worden aan het ouderlijk gezag onttrokken, aldus het stuk, dat ontvreemd lijkt te zijn uit de burelen van de regering en op grote schaal wordt verspreid. Het zorgt voor stevige onrust onder de bevolking.
Is het een authentiek document of een contrarevolutionaire stunt? Pas decennia later zal blijken dat het om een door de CIA verspreid verzinsel gaat. Maar het geeft Operatie Pedro Pan wel vaart. Bevreesd voor indoctrinatie, op school en elders, sturen steeds meer ouders hun kinderen naar de Verenigde Staten.
Huiszoeking
De Boissevains dragen op dat moment al maanden bij aan de exodus. Initiatiefnemer in Havana is James Baker, directeur van de Ruston Academy. Personeel van zijn school, waar vooral kinderen van buitenlanders en gegoede Cubanen zitten, assisteert hem. Zo ook lerares Berta Finlay, echtgenote van Francisco ‘Pancho’ Finlay. Hij is de lokale vertegenwoordiger van de KLM en zorgt ervoor dat op de overvolle lijnvluchten naar Kingston, in Jamaica, plaats wordt gemaakt voor kinderen die over een visum beschikken. Het toestel maakt één keer in de week een tussenlanding in Miami.
In een Amerikaanse documentaire over Castro’s eerste jaar aan de macht wordt een tabaksdorpje bezocht.
De Finlays zijn goede bekenden van de Nederlandse ambassadeur en zijn vrouw. Berta bewaart de uitreispapieren voor Pedro Pan-kinderen thuis, maar twijfelt of dat een veilige locatie is. Het gaat per slot van rekening om een illegale operatie. Ze stapt naar Maria Boissevain, die haar verzekert dat de visums in de ambassade aan de Calle 2 veel veiliger zijn. Daags na de overdracht doen militairen huiszoeking bij de Finlays. Er wordt niets gevonden. De KLM-directeur en zijn vrouw worden niettemin gearresteerd.
Zoals het de Finlays vergaat, zo vergaat het veel anderen die het systeem willen saboteren. En niet iedereen heeft, zoals zij, het geluk na korte tijd weer vrij te komen. De Boissevains blijven buiten beeld. ‘Fidel denkt dat de ambassade neutraal terrein is,’ zal Maria later tegen Mongo Grau zeggen. Ook vanuit andere buitenlandse posten in Havana worden trouwens subversieve acties gesteund, vooral vanuit de Britse.
Russische propaganda uit 1960: ‘Het Cubaanse volk zal zich niet overgeven,’
Als Maria Boissevain in 1963 met Castro’s verzoek tot toenadering naar de Verenigde Staten reist, is de CIA in verwarring. De vrouw die recht tegenover de Cubaanse leider stond, lijkt plots zijn ambassadrice. De inlichtingendienst zoekt de verklaring voor de metamorfose in ‘een enigszins instabiel karakter’. Volgens een functionaris die met haar spreekt, kan ze niet langer dan twee zinnen een coherente gedachte vasthouden. Tegenover die diskwalificatie staat de opmerking dat ze ‘zo ongeveer de enige persoon in de westerse diplomatieke gemeenschap in Havana schijnt te zijn die Castro’s boodschap kan en wil overbrengen’.
Haar missie blijft zonder resultaat. Ze krijgt Kennedy niet te spreken. Wanneer diezelfde president enkele maanden later in Dallas wordt vermoord, verkeert Maria Boissevain weer aan de zijde van haar man. Die wordt na zijn pensionering honorair consul in Frankrijk. Het stel vestigt zich in Marseille. Zij overlijdt daar in 1976, 54 jaar jong. Hij negen jaar later als 88-jarige.
Soldaten leggen prikkeldraad langs de kust van Florida. Na de Cuba-crisis zijn hier haastig militaire installaties heengevlogen.
De echtelieden leken op het laatst stevig van mening te verschillen over Fidel Castro. Terwijl de bekeerde Maria hem zag als ‘galante en pure leider van een kruistocht’, beëindigde Gideon Walrave Boissevain zijn afscheidsbrief aan Luns met een groet aan de parel van de Cariben: ‘Vaarwel Cuba, verdient ge beter? In dat geval: verwacht een ander heer!’
Voor dit verhaal is onder meer gebruikgemaakt van dossiers uit het Nationaal Archief Den Haag (Nederlandse ambassade in Cuba), door de CIA vrijgegeven berichten en een uitgebreide mailwisseling met Jose Amaro van de Operation Pedro Pan Group, de organisatie waarin betreffende kinderen zich hebben verenigd.
Meer weten:
- Fleeing Castro (1998) door Victor Andres Triay
- Operation Pedro Pan (1999) door Yvonne M. Conde.
- The Lost Apple (2003) door Maria de los Angeles Torres.