De Nederlander Christiaan Eijkman kreeg in 1929 de Nobelprijs voor de ontdekking van de vitamines. Maar deze toekenning is niet onomstreden. Eijkman had in 1889 een observatie gedaan die uiteindelijk leidde tot de vondst. Op het moment zelf zag hij het belang daarvan niet in. Dat gold wel voor zijn assistent Gerrit Grijns. Toch kreeg die juist niet de erkenning die hij verdiende, laat wetenschapshistoricus Rob van den Berg zien in De vitaminepioniers.
Hoe kwam Christiaan Eijkman vitamines op het spoor?
‘Hij was na zijn studie geneeskunde naar Nederlands-Indië gegaan om onderzoek te doen naar de tropische ziekte beriberi, waaraan veel Nederlandse soldaten stierven. Hij ging uit van een bacteriële oorsprong, dus probeerde hij de beriberi-bacterie te kweken uit het bloed van zieke kippen, maar dit mislukte telkens. Totdat opeens alle zieke kippen genazen en gezonde kippen niet meer ziek werden. Eijkman ontdekte dat de kippen ander voer hadden gekregen: ze aten ongepelde bruine rijst in plaats van gepelde witte rijst. Hij dacht dat het rijstvlies beschermde tegen gif of een bacterie.’
Meer interviews lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Wat was de rol van zijn assistent Gerrit Grijns?
‘Vijf jaar lang ging hij alle mogelijke verklaringen voor beriberi af, en die klopten allemaal niet. Toen bedacht hij dat er een bepaald stofje in het zilvervliesje moest zitten, dat kippen – en ook mensen – niet zelf kunnen aanmaken, maar dat wel essentieel is. Een stof die via voedsel moet worden opgenomen. Zo heeft hij in 1901 als eerste het idee van de vitamine op papier gezet. Daarvoor was de veronderstelling dat je altijd ziek werd door iets van buitenaf, zoals een bacterie. Maar hij zag in dat je ook ziek kon worden door een tekort aan iets.’
Waarom greep hij naast de Nobelprijs?
‘Het artikel van Grijns verscheen in een vrij obscuur Nederlandstalig tijdschrift. Daarom werd lang gedacht dat het Nobelcomité niet wist van Grijns’ ontdekking. Maar ik vond in de Nobelarchieven een andere verklaring. Grijns wordt wel degelijk genoemd als degene die als eerste het idee van een vitamine heeft beschreven, maar het comité mag de prijs alleen uitreiken aan mensen die zijn voorgedragen. Grijns werd niet voorgedragen, maar Eijkman wel, dus die kreeg de prijs.’
Hoe ging Grijns hiermee om?
‘Hij heeft zich in het openbaar nooit negatief of teleurgesteld uitgelaten over het Nobelcomité. Ook niet over Eijkman, die zijn bijdrage niet eens heeft genoemd in zijn Nobelprijslezing. Wel heeft hij later een andere prestigieuze Nederlandse prijs gekregen, omdat men vond dat zijn bijdrage meer erkenning mocht krijgen. Met dit boek hoop ik daaraan ook bij te dragen.’
De vitaminepioniers. Hoe twee Nederlandse artsen de vitamines ontdekten en één er met de Nobelprijs vandoor ging
Rob van den Berg
352 p. Prometheus, € 25,99
Openingsafbeelding: Christiaan Eijkman. Portret door Jan Pieter Veth.