Home Dossiers Koude Oorlog Nostalgie naar de Koude Oorlog

Nostalgie naar de Koude Oorlog

  • Gepubliceerd op: 26 oktober 2016
  • Laatste update 25 mei 2023
  • Auteur:
    Martin Bossenbroek
  • 8 minuten leestijd
Nostalgie naar de Koude Oorlog.
Wereldleiders tijdens de Koude Oorlog.
Dossier Koude Oorlog Bekijk dossier

Rond 2016 was er nog sprake van nostalgie naar de periode van de Koude Oorlog. Volkomen onterecht, meende Martin Bossenbroek. Zeven grote kwesties zorgden volgens hem voor hoogoplopende spanningen en diepe verdeeldheid. 

Een romantisch beeld van Nederland tijdens de Koude Oorlog: het leek waarachtig wel een trend. In 2011 kwam Duco Hellema in Historisch Nieuwsblad met de typering ‘een fijne tijd’. In 2013 duidde Han van der Horst de periode aan als ‘de mooiste jaren van Nederland’ en een jaar later scoorde Annegreet van Bergen een onverbiddelijke bestseller met Gouden jaren.

Meer lezen over de Koude Oorlog? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Hoe verschillend hun publicaties verder ook zijn, het effect van zulke termen is vergelijkbaar: nostalgische vertedering in de trant van ‘1948 (toen was geluk heel gewoon)’, de muzikale herinnering van Van Kooten en De Bie aan hun zorgeloze kinderjaren.

Nu is er op zich niets mis met nostalgie, maar als juist de Koude Oorlogsjaren worden gereduceerd tot een knusse Douwe Egberts-reclame, dan schort er toch echt iets aan ons historische zelfbeeld. Immers, het wereldwijde Oost-West-conflict plaatste ook Nederland voor existentiële dilemma’s, waaraan vrijwel geen landgenoot ontsnapte zonder moreel bedenkelijke keuzes te maken.

Links dweepte met moordzuchtige dictators als Stalin en Mao. Rechts steunde de Amerikaanse terreurbombardementen op Noord-Vietnam. De vredesbeweging liet zich met al haar goede bedoelingen net zo inpakken door Moskou als de communistenvreters door Washington. Om maar de opvallendste keuzes te noemen. Alle vijftig tinten fout en de maatschappelijke beroering die daarover ontstond, komen uitgebreid aan bod in Fout in de Koude Oorlog. Nederland in tweestrijd 1945-1989.

1. Het Rode Gevaar

Amerika had zijn Red Scare, Nederland had zijn angst voor het Rode Gevaar. Daar was aanleiding toe. De loyaliteit van de CPN lag na de oorlog niet in Den Haag, maar in Moskou. Het marxisme-leninisme was de heilsleer, de Sovjet-Unie de heilstaat en Stalin de heiland in eigen persoon.

Nu had Amerika een heuse communistenvreter, Joseph McCarthy, en ook Nederland had er zo eentje: Louis Einthoven, de vormgever van de BVD. Voor hem was er maar één echte binnenlandse vijand: het veelkoppige communistische monster. Vanaf 1952 gaf de politiek hem de gevraagde wettelijke ruimte: een ambtenarenverbod en een zwarte lijst van bij revolutiegevaar op te pakken CPN’ers. Tot in de jaren tachtig bediende de BVD zich vrijelijk van infiltraties en afluisteroperaties.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Toen was de CPN al lang geen machtsfactor van betekenis meer. Anticommunistische propaganda en de eigen onvoorwaardelijke steun aan de Sovjetagressie in Oost-Europa deden de partij de das om. Na de Russische inval in Hongarije in 1956 regende het stenen naar communistische bolwerken als Felix Meritis.

2. De Slag om Soestdijk

De tweede grote kwestie kwam eveneens tot uitbarsting in 1956, na een jarenlange paleisguerrilla. De Greet Hofmans-affaire was niet alleen een huwelijkscrisis, maar ook een ideologisch conflict. Als de Koude Oorlog in één Nederlands gezin diepe sporen van verdeeldheid heeft getrokken, dan is het binnen de koninklijke familie.

Aan de ene kant stond koningin Juliana. Zij geloofde in vrede en gebedsgenezing, en was vanaf 1951 gastvrouw van de Oude Loo-conferenties. Het gezelschap dat zich daar verzamelde rond het helderhorende medium Greet Hofmans, koesterde theocratische en pacifistische idealen, en vertoonde sektarische trekken.

Aan de andere kant stond prins Bernhard. Hij geloofde in mondaine luxe en was vanaf 1954 voorzitter van de Bilderberg-conferenties, bedoeld om de banden tussen de Verenigde Staten en Europa aan te halen in een besloten, informele sfeer. Diametraal tegenover elkaar. Voor de buitenwereld bleef dat jarenlang verborgen, maar in juni 1956 doorbrak prins Bernhard het kordon van stilzwijgen via onthullingen in Der Spiegel.

Nu moest premier Drees wel ingrijpen. Partij kiezen – de keus was emotioneel lastig, maar rationeel simpel. Nederland was inmiddels volledig gebonden aan Amerika. Het ontving miljarden dollars economische en militaire steun, was lid van de NAVO, had onder druk van Washington meegevochten in Korea en zijn defensiebegroting verdubbeld, en de hele krijgsmacht was op Amerikaanse leest geschoeid.

Dat alles woog zwaarder dan het levensgeluk van het staatshoofd. Juliana moest alle contact met de vriend(inn)enkring van het Oude Loo verbreken, alle Hofmans-getrouwen aan het hof kregen hun ontslag. Bernhard bleef voorzitter van de Bilderberg-conferenties.

3. Angst voor de Bom

De derde kwestie raakte de hele bevolking. Het NAVO-lidmaatschap bracht ook plaatsing van kernwapens met zich mee. Amerikaanse kernwapens, waarover Den Haag niets te zeggen had, maar die Nederland wel tot potentieel doelwit maakten in een atoomoorlog.

Daarop moest de bevolking worden voorbereid, besloot het kabinet-De Quay in 1961, door middel van een landelijke campagne. De dienst Bescherming Bevolking stelde voorlichtingsfolders op, die huis aan huis werden verspreid. Wenken voor de bescherming van uw gezin en uzelf, gevolgd door een nadere Toelichting.

De bedoeling was de bevolking gerust te stellen. Mocht de Derde Wereldoorlog uitbreken, dan kwam het aan op individuele zelfbescherming plus vertrouwen in de BB. Die boodschap kwam niet over. Integendeel, het werd een compleet fiasco. De Wenken en de Toelichting wekten in brede kring spotlust en woede.

Harry Mulisch schreef een apocalyptische parodie, gebaseerd op het Bijbelboek Openbaring. Collega-schrijver A. den Doolaard verweet de regering dat nu alle staatsburgers tot frontsoldaten waren gemaakt: ‘En wat zullen hun wapenen zijn? Tochtlatten, kleefpleisters, vodden en groene zeep.’ Zijn conclusie was helder: uit de NAVO, alle kernwapens weg en ‘een eiland van vrede’ worden.

4. Splijtzwam Vietnam

Sindsdien won het verzet tegen de kernwapens gestaag aan kracht. Het werd versterkt door steeds fellere kritiek op de Verenigde Staten. De kampioen van het Vrije Westen lapte, verblind door anticommunisme, als het zo uitkwam zelf ook alle humanitaire beginselen en democratische waarden aan zijn laars. Het schrijnendste voorbeeld was Vietnam.

Daar stortten de Amerikanen zich vanaf 1964 in een uitzichtloze oorlog ter ondersteuning van een corrupte marionettenregering. Meer dan een half miljoen GI’s op de grond en miljoenen tonnen springstof, napalm en dioxine vanuit de lucht bleken niet genoeg om de door de Sovjet-Unie en China gesteunde Noord-Vietnamezen tot overgave te dwingen. Het werd een politieke, militaire en morele blamage.

Voor een hele opgroeiende protestgeneratie werd Vietnam het breekpunt, de grote ontluistering. Amerika bedreef dezelfde immorele machtspolitiek als het dictatoriale Sovjetregime, des te aangrijpender omdat alles te volgen was op televisie. Al in 1966 was sprake van een Vietnam-beweging.

Die beperkte zich – nog net – tot een minderheid. Een kleine meerderheid van de bevolking bleef vierkant achter de Verenigde Staten staan, net als de opeenvolgende kabinetten, althans zolang de aartsconservatieve Joseph Luns daarin verantwoordelijk was voor het buitenlands beleid. Wat hem betrof, bombardeerden de Amerikanen ‘the hell out of the Viet Cong’.

5. Holland Wapenland

De amerikanisering van de krijgsmacht betekende een enorme impuls voor de economie. Dankzij een bundeling van krachten van politiek, krijgsmacht, wetenschap en bedrijfsleven werd een serieuze wapenindustrie opgebouwd.

Al in de jaren vijftig klom Nederland naar de tiende plaats op de wereldranglijst van wapenexporterende landen – een positie die het nog steeds bezet. Van 1950 tot 1990 bedroeg de totale waarde aan geëxporteerde wapens 9 miljard dollar. Een kwart daarvan had als bestemming rechtse dictaturen.

En dan was er nog de onbedoelde wapenexport. Ik doel op de geruchtmakende spionageaffaire-Khan. In de jaren zeventig was de Pakistaanse ingenieur Abdul Khan werkzaam bij Urenco, producent van verrijkt uranium. In principe bedoeld voor vreedzaam gebruik, maar met kwade wil ook te gebruiken voor de ontwikkeling van kernwapens. Khan bleek van kwade wil. In december 1975 verdween hij met in zijn koffer alle noodzakelijke werktekeningen om Pakistan aan een eigen atoombom te helpen. En vervolgens ook de ‘schurkenstaten’ Iran, Libië en Noord-Korea. Een rampzalige ontwikkeling, met aan de bron Nederlandse onoplettendheid.

6. Het Gele Gevaar

Het antiamerikanisme dreef een deel van de protestgeneratie in de armen van nieuwe communistische helden. Fidel Castro, Che Guevara, Ho Chi Minh en boven iedereen uittorenend de enige echte erfgenaam van Jozef Stalin, Mao Zedong.

Zijn jeugdige aanhangers organiseerden zich in revolutionaire kernen in de universiteitssteden én het Noord-Brabantse Oss. De BVD was er direct bij en richtte zelfs een eigen maoïstische neppartij op, onder de fijnzinnige codenaam Project Mongool.

Ook de CPN profiteerde van de nieuwe revolutionaire wind en beleefde een tijdelijke opleving. Met financiële steun uit het Oostblok werd de succesvolle protestcampagne ‘Stop de Neutronenbom’ georganiseerd.

Oude stalinisten als de cineast Joris Ivens kenden een tweede, maoïstische jeugd. In een twaalf uur durende documentairecyclus toonde hij de zegeningen van de Chinese Culturele Revolutie. Niet iedereen was overtuigd. Volgens Karel van het Reve kon je Ivens in China ‘over een meters hoge en kilometers lange berg lijken laten wandelen’, en dan nog vertelde hij, thuisgekomen, getroffen te zijn door ‘de grote levendigheid van de mensen’ die hij had ontmoet.

7. Vrede tot elke prijs

De zevende en laatste kwestie was de meest massale en spraakmakende: de miljoenenaanhang van de vredesbeweging in de eerste helft van de jaren tachtig. Het verbijsterde Amerika sprak van Hollanditis. De vredesdemonstranten op het Museumplein en het Malieveld omarmden de term als een geuzennaam. Een ongeneeslijk verlangen te ontsnappen aan de dubbele nelson van de Koude Oorlog.

Tegenstanders hielden het op een collectieve waanvoorstelling. Vaststaat dat de vredesacties een wonderbaarlijk eenzijdig karakter droegen. De massale protesten richtten zich níét tegen de Russische SS-20’s die al op West-Europa gericht stonden, wél tegen de nog te plaatsen Amerikaanse kruisraketten die daartegen bescherming zouden bieden.

Zes jaar lang schoven opeenvolgende kabinetten de beslissing voor zich uit, totdat premier Lubbers eind 1985 de knoop doorhakte: toch plaatsing. Dat het nooit zover is gekomen, was te danken aan de Amerikaanse president – de schertsfiguur Ronald Reagan, in de ogen van de vredesactivisten – en Sovjetleider Michael Gorbatsjov, die in 1987 een akkoord sloten over de ontmanteling van álle middellangeafstandsraketten in Europa.

Een fijne tijd, de mooiste jaren, gouden jaren? Het is maar welke herinneringen je selecteert.