Home Nieuw-Amsterdam en Nieuw-Nederland

Nieuw-Amsterdam en Nieuw-Nederland

  • Gepubliceerd op: 28 januari 2009
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Geertje Dekkers
Nieuw-Amsterdam

De Nederlandse tolerantie stond aan de basis van de melting pot die New York – en later heel Amerika – zou worden, denken sommigen. Maar de kolonisten in Nieuw-Nederland onderhielden nauwe banden met de Republiek. Het opnemen van andere nationaliteiten in de kolonie en een moeizaam verworven godsdienstvrijheid kwamen voort uit pragmatisme. Opgaan in de nieuwe gemeenschap was geenszins de bedoeling.

De wortels van Nieuw-Amsterdam

Vraag een gemiddelde blanke inwoner van de Verenigde Staten wie de basis hebben gelegd voor zijn land, en hij zal antwoorden: ‘The Pilgrim Fathers.’ Amerikaanse schoolkinderen leren over de tocht van de Mayflower, die in 1620 uit het Engelse Plymouth vertrok met 102 streng-protestantse vluchtelingen aan boord. Zij stichtten kolonies en daar zijn de Verenigde Staten uit voortgekomen, is het idee.

Maar de Verenigde Staten hebben nog meer wortels. Nederlandse, bijvoorbeeld. In 2009 werd herdacht dat de Engelse ontdekkingsreiziger Henry Hudson vierhonderd jaar geleden in dienst van de VOC aan land ging in het noordwesten van Amerika. Hij verkende het gebied rond de rivier die we nu de Hudson noemen en legde zo de basis voor een handelspost die in de eerste helft van de zeventiende eeuw langzaam zou uitgroeien tot de kolonie Nieuw-Nederland.
 

De belangrijkste stad werd Nieuw-Amsterdam op Manhattan, het tegenwoordige New York.

De belangrijkste stad werd Nieuw-Amsterdam op Manhattan, het tegenwoordige New York. ‘De wereld van Peter Stuyvesant’, noemen Nederlanders deze kolonie graag ronkend, naar de beroemde directeur-generaal Pieter Stuyvesant, die vanaf 1647 namens de West-Indische Compagnie (WIC) het gebied bestuurde.

Amerikanen weten weinig over de Nederlandse kolonisten. Daarom schreef journalist Russell Shorto The Island at the Centre of the World. The Epic Story of Dutch Manhattan & the Forgotten Colony that Shaped America, dat uitkwam in 2004. Volgens hem legden de Nederlanders de basis voor de tolerantie van de Verenigde Staten. Die verdraagzaamheid namen ze mee uit de Republiek, aldus Shorto, en ook nadat de Engelsen de heerschappij hadden overgenomen, bleef de tolerantie in New York bestaan. Op en rond Manhattan woonde een groot aantal nationaliteiten door elkaar, en daarmee was de Nederlandse kolonie een voorloper van de Amerikaanse melting pot, schreef hij.

Dat kwam hem op de nodige kritiek van Nederlandse historici te staan. Van Jaap Jacobs bijvoorbeeld, die een grondig proefschrift over de kolonie had geschreven: Een zegenrijk gewest. Nieuw-Nederland in de zeventiende eeuw. Volgens Jacobs was Nieuw-Nederland lang niet zo modern-tolerant als Shorto suggereert.
 

De handelspost

Het Nederlandse gebied waar de discussie over gaat, was in de eerste jaren van zijn bestaan niet meer dan een bescheiden handelspost. Het leven kon er hard zijn. Johannes de Laet, een bewindhebber van de WIC die zelf overigens nooit in Amerika is geweest, schreef in 1625: ‘want het is daer vrij wat kouder als het climaet wel behoore te wesen; het vriest ende sneeuwt daers des winters dapper; soo dat daer dickwijls inde riviere eenen stercken ijsganck gaet.’

De eerste Europese bewoners van het gebied moesten zich tijdens de strenge winters zien te redden in grote kuilen met houten wanden en planken als dak. Het leven was er zwaar die eerste jaren, en de nieuwkomers moesten hard werken om een bestaan op te bouwen in een onbekend gebied. Toch ontstond er geleidelijk aan een kleine samenleving. Kooplieden vestigden zich er vanwege de handel in pelzen van met name bevers, maar ook van otters, nertsen en zelfs beren. Langzaam groeide de handelspost uit tot een kolonie van zeven- à achtduizend man.

Een puur-Nederlandse affaire werd de kolonie nooit. In het gebied woonden natuurlijk indianen, met wie de Nederlanders handeldreven, en soms zelfs huizen deelden, maar ook oorlog voerden. Daarnaast werden na verloop van tijd slaven uit Afrika geïmporteerd. Over het algemeen werden zij behandeld als minderwaardigen en sleten ze hun leven in gevangenschap. Sommige kolonisten lieten hun slaven na verloop van tijd echter vrij, waarna ze een eigen bestaan konden opbouwen.

Ten slotte trok het gebied ook andere Europeanen, met name Engelsen, Zweden en Duitsers. Waarschijnlijk was nooit meer dan 50 procent van de niet-indiaanse inwoners afkomstig uit de Republiek. De Duitsers waren meestal uit arme gebieden naar de welvarende Republiek gekomen, en toen het moeilijk bleek daar een baan te vinden hadden ze zich als soldaat of zeeman laten ronselen op een van de schepen van de WIC. Vaak bleven ze nadat hun schip weer was vertrokken een tijdje in de Nieuwe Wereld om geld te verdienen.
 

Hollandse gebruiken

In deze vreemde omgeving, met een vreemde natuur en verschillende vreemdelingen om zich heen, hielden de Nederlanders zo veel mogelijk vast aan hun eigen gewoonten en gebruiken. Ze bouwden er voor zichzelf een waar nieuw Nederland. De Nederlandse kolonisten waren niet van plan een melting pot te creëren, zoals Shorto die ziet. Van een versmelting van volken was geen sprake. De Europeanen woonden zelfs niet helemaal gemengd. Zo waren er bijvoorbeeld de overwegend Engelse dorpen Gravesende en Vlissingen.

De oriëntatie op de Republiek blijkt onder meer uit de intensieve contacten die de Nederlandse handelaren en kolonisten onderhielden met hun land van herkomst, ook al lag dat duizenden moeilijk overbrugbare kilometers verderop. Velen van hen waren helemaal niet van plan zich definitief in de Nieuwe Wereld te vestigen en zagen een toekomst voor zich in de Republiek.
 

Velen van hen waren niet van plan zich definitief in de Nieuwe Wereld te vestigen

Zij wilden zeker niet opgaan in de nieuwe gemeenschap. Van de kolonisten die wel voor langere tijd in Amerika bleven, reisde een rijk deel regelmatig op en neer naar ‘huis’ voor belangrijke gebeurtenissen. Zwangere vrouwen die het zich konden veroorloven voeren bijvoorbeeld naar de Republiek om daar te bevallen.

Ook buiten de reizen om onderhielden kolonisten connecties met hun thuisland. Die liepen in de eerste plaats via familie. Dat was niet alleen een privékwestie: ook het werkend bestaan was nauw verweven met verwanten in het vaderland. Handelaren in Nieuw-Nederland waren vaak door familiebanden verbonden aan Hollandse handelshuizen.

Het belangrijkste handelshuis in Nieuw-Nederland was dat van de Amsterdamse familie Verbrugge, die (verre) verwanten naar de post stuurden om haar belangen te behartigen. Seth Verbrugge, leider van het grote handelshuis, omschreef zijn agent in Amerika Govert Loockermans bijvoorbeeld als ‘mijns vrouws ooms susters soon van goeyen huyse’.
 

De bestuurders in Nieuw-Nederland hadden vaak banden met de elite van de Republiek

Bovendien hadden de bestuurders in Nieuw-Nederland vaak banden met de elite van de Republiek. Wouter van Twiller, van 1633 tot 1638 directeur-generaal van Nieuw-Nederland (een WIC-functie), had een oom die lid was van de Heren Negentien van de West-Indische Compagnie. Zo bleef de Republiek het centrum van de wereld voor de Nederlandse kolonisten.

Ook vanuit de Republiek werd de band met Amerika bewust warm gehouden. De West-Indische Compagnie en de bestuurders in de Republiek bemoeiden zich vergaand met de politiek van het gebied. Zo waren het de Heren Negentien van de WIC die in de jaren 1620 besloten dat de handelspost een gewest – ofwel een kolonie – moest worden, met de naam Nieuw-Nederland. Het gebied moest bovendien dichter bevolkt worden, en daarom stuurden ze in 1623 een schip met dertig families aan boord naar Amerika. Vanaf dat moment zou Nieuw-Nederland echt beginnen te groeien.

Zowel de WIC als de kolonisten werkten hard aan de versteviging van de positie van Nieuw-Nederland. In 1625 bouwden de kolonisten op het zuiden van Manhattan Fort Amsterdam, dat het centrum zou worden van de stad Nieuw-Amsterdam. In 1626 deden ze een belangrijke aankoop, zoals bleek uit een verslag van kapitein Peter Schagen aan de Staten-Generaal: ‘Hebben t’eylant Manhattes van de wilde gekocht, voor de waerde van 60 gulden,’ schreef hij. De Nederlanders zagen het eiland nu als hun eigendom, al zullen de indianen daar anders over hebben gedacht – voor hen bestond zoiets als permanent bezit van land helemaal niet.
 

De Nederlanders zagen het eiland nu als hun eigendom, al zullen de indianen daar anders over hebben gedacht

Op het nieuw-aangekochte land kwamen boerderijen om de kolonisten te voeden. Deze stonden onder streng toezicht van de WIC en waren zo Hollands als maar kon: gereedschap, wagens en ploegen werden ingevoerd uit de Republiek, net als vee. Zo voer er in 1625 een schip met 103 dieren aan boord naar de kolonie, naar het schijnt met ieder een eigen verzorger en een eigen stal. Twintig koeien overleden kort na aankomst, maar de rest bleef gezond.

Naast voedsel had de groeiende gemeenschap van kolonisten ook huizen nodig. In 1625 kwam een groep ingenieurs uit de Republiek aan op Manhattan. Hun leider was de Amsterdammer Crijn Fredericks, die onder meer het stratenplan voor Zuid-Manhattan ontwierp, dat nu nog herkenbaar is. De huizen van Fredericks’ ingenieurs waren erg Nederlands. Ze leken op de woningen die nog in de Zaanstreek te zien zijn. Typisch Hollands, net als de speciaal geïmporteerde Delftsblauwe tegeltjes die je in Nieuw-Amsterdam kon vinden.

Een van de eerste gebouwen in het stadje was de paardenmolen van Francis Molemaecker. Hij reserveerde in zijn molen een ruimte die dienst kon doen als kerk, want voor een echt kerkgebouw had de gemeenschap geen geld. In 1628 kwam de eerste dominee aan, Johannes Michaëlius, uiteraard gestuurd vanuit de Republiek.

Religie was een gewichtige factor in het dagelijks leven, en leiders zowel in de Republiek als in de kolonie vonden het belangrijk dat Nederlandse kolonisten bij hun calvinistische kerk bleven. Hier lag een scherpe scheidslijn met andere groepen die in Nieuw-Nederland woonden. Duidelijker dan nationaliteit, want daar maalden zeventiende-eeuwers niet zo om.
 

Het idee dat landsgrenzen bepalend waren voor de identiteit bestond nog niet

Het idee dat landsgrenzen bepalend waren voor de identiteit bestond nog niet. Voor Nederlanders kwam daar nog bij dat de Republiek nauwelijks een echt land te noemen was, eerder een los samenhangende verzameling gewesten. De inwoners voelden zich Hollander, Groninger of Drent.

De WIC bemoeide zich met het kerkelijk leven in de kolonie. Net als in de Republiek was de gereformeerde kerk de enig toegestane. Maar anders dan in de tolerante Republiek werd geprobeerd streng de hand te houden aan die regel. De bestuurders van Nieuw-Nederland vonden dat ze zich een dergelijke tolerantie niet konden veroorloven, omdat de kolonie een nieuwe samenleving was die boven alles stabiliteit nodig had.

Directeur-generaal Pieter Stuyvesant wilde daarom geen quakers toestaan in Nieuw-Nederland. Dat was problematisch, want er woonden wel degelijk (Engelse) quakers in het gebied. Inwoners van het Engelse dorp Vlissingen verzochten de WIC daarom in te grijpen en ze kregen hun zin: ook quakers mochten hun religie belijden, bepaalden de bewindhebbers in de Republiek. Hun overweging kwam echter voort uit puur pragmatisme: verbieden van religies leverde maar problemen op.

Daarmee kreeg de tolerante lijn van het thuisland dus toch de overhand, zij het maar voor even. Het besluit van de WIC kwam in 1663 in Nieuw-Nederland aan, het jaar voordat er een einde kwam aan de Nederlandse kolonie.
 

Verlichte presidenten

Stuyvesant was volgens Shorto een ongunstige uitzondering op de verdraagzaamheid in Nieuw-Nederland. Een van Stuyvesant politiek tegenstrevers, de advocaat Adriaen van der Donck, die streed voor de rechten van de kolonisten, is Shorto’s grote held.

Van der Donck symboliseert voor hem de verdraagzaamheid die kenmerkend zou worden voor New York en zelfs de hele Verenigde Staten. Volgens Shorto was hij een voorloper van de verlichte presidenten John Adams (1735-1826) en Thomas Jefferson (1743-1826), die samen aan de basis stonden van de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring, waarin bijvoorbeeld het recht op vrijheid werd vastgelegd.

Maar tussen de val van de Nederlandse kolonie en het presidentschap van Adams ligt ruim een eeuw, en Shorto maakt niet duidelijk hoe de ideeën van Van der Donck die periode overbrugd zouden hebben. In de aanloop naar de Tweede Engelse Oorlog (1665-1667) veroverden Engelse schepen het gebied. Stuyvesant droeg zijn kolonie in september 1664 over. Het gebied kwam in 1673 nog even in Nederlandse handen, maar uiteindelijk kregen de Engelsen definitief de macht. Het Nederlandse tijdperk was voorbij.
 

Het gebied kwam in 1673 nog even in Nederlandse handen

Ruim een halve eeuw lang hadden Nederlanders geprobeerd een thuis te creëren in een woest land, bewoond door ‘naakte wilden’. Al die tijd hadden ze vastgehouden aan de gebruiken die ze van huis uit hadden meegekregen. Deels zagen de WIC, de Staten-Generaal en de classes en synoden van de gereformeerde kerk daarop toe, en deels lag het nu eenmaal voor de hand de dingen zo te doen als de kolonisten ze thuis ook altijd gedaan hadden.

De kolonisten lieten wel andere nationaliteiten toe in Nieuw-Nederland. Dat was niet zozeer een uiting van tolerantie als wel van een pragmatische houding: het was de Nederlanders waarschijnlijk niet gelukt andere Europeanen buiten te houden. Op religieus gebied lag de situatie ingewikkelder, omdat de bestuurders het onderling niet eens waren.

Stuyvesant voerde een kleine twintig jaar lang een streng regime. Maar ook de voorstanders van meer vrijheden op religieus gebied handelden voornamelijk uit praktische overwegingen. Hoe ver het idee van een melting pot van de Nederlanders af stond, blijkt duidelijk uit de mate waarin ze vasthielden aan de banden met de Republiek; zij vertoonden zelf geen enkele neiging op te gaan in de bevolking van de kolonie.
 

De architectuur begon pas halverwege de achttiende eeuw af te wijken van Hollandse voorbeelden

Ook na de verovering door de Engelsen hielden de Nederlandse kolonisten contact met hun thuisland. De classis van Amsterdam hield bijvoorbeeld tot 1772 zeggenschap over de gereformeerde kerk in voormalig Nieuw-Nederland: pas meer dan een eeuw na de verovering door de Engelsen werd de kerk zelfstandig. En ook op andere terreinen bleef de Nederlandse invloed groot. De architectuur, bijvoorbeeld, begon pas halverwege de achttiende eeuw af te wijken van de Hollandse voorbeelden.

Volgens Shorto bleef de typisch Nederlandse tolerantie die hij in Nieuw-Nederland ziet al die tijd bestaan. Vanuit New York verspreidde ze zich zelfs over de rest van Amerika en maakte ze een mengeling van volken mogelijk. Helaas maakt hij niet duidelijk hoe dat in zijn werk zou zijn gegaan.

Zelfs de overblijfselen van de Nederlanders in hun kolonie zijn magerder dan Shorto voorstelt. Als toeristen in New York zullen Nederlanders het moeten doen met details. Met het eerder genoemde stratenplan van Fredericks, bijvoorbeeld, en de bekende Engelse versies van Nederlandse namen als Brooklyn, Harlem en Flushing.
 

Verder lezen

Een zegenrijk gewest. Nieuw-Nederland in de zeventiende eeuw (1999) van Jaap Jacobs biedt een uitgebreid overzicht van de geschiedenis van de Nederlanders in hun Amerikaanse kolonie. Met aandacht voor alle facetten van het leven in de maatschappij in opbouw.

Russell Shorto schreef het zeer toegankelijke The Island at the Centre of the World. The Epic Story of Dutch Manhattan & the Forgotten Colony that Shaped America (2004), in hetzelfde jaar vertaald als Nieuw Amsterdam. Eiland in het hart van de wereld. Zijn conclusie dat Nieuw-Nederland een voorloper was van de Amerikaanse melting pot is omstreden.

Meer over de overeenkomsten en relaties tussen de Republiek en Nieuw-Nederland is te vinden in Amsterdam-New York. Transatlantic Relations and Urban Identities since 1623 (2005), een verzameling essays die doorloopt tot in de twintigste eeuw.

Alles over de viering van het 400-jarig jubileum van de ontdekking door Hudson is te vinden op deze site.

 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.