Nu er opnieuw oorlog woedt in Europa, trekt Duitsland 100 miljard euro extra uit voor zijn krijgsmacht. Ook in Den Haag laait de discussie over grotere defensiebudgetten op. Na jarenlange bezuinigingen begint het Nederlandse leger aan een inhaalslag.
Die situatie is vergelijkbaar met de Nederlandse herbewapening in de jaren dertig, stelt hoogleraar militaire geschiedenis Wim Klinkert (UvA). ‘Ook toen moest er een heleboel goedgemaakt worden, want in de jaren twintig was er veel bezuinigd.’
Toen Duitsland in 1936 het Rijnland bezette en aan de Nederlandse grens verscheen, hamerden militairen en politici op de zwakke staat van ons leger. ‘Nederland wilde bij een volgend conflict in Europa opnieuw neutraal blijven,’ zegt Klinkert. ‘De militaire verzwakking was gevaarlijk; die zorgde voor een grotere kans op neutraliteitsschending.’ Uiteindelijk kwamen de benodigde miljoenen pas vanaf 1937. ‘Dat geld ging vooral naar wapensystemen die onze neutraliteit moesten beschermen – de defensieve wapens waar Oekraïne nu ook behoefte aan heeft. Luchtafweergeschut en antitankwapens hadden prioriteit, zodat Nederland zich zo goed mogelijk tegen een Duitse aanval kon weren.’
Dit artikel is exclusief voor abonnees
De steun voor herbewapening werd breed gedragen. ‘Zelfs de socialisten en links-liberalen, die uit principe altijd tegen grotere defensiebegrotingen stemden, maakten een politieke draai. In de jaren twintig zou versterking van het leger nog tot gigantische kritiek uit de samenleving hebben geleid, maar ook die felle antireacties bleven nu uit.’