Home Dossiers Fout in de oorlog Nationaal-socialist uit idealisme

Nationaal-socialist uit idealisme

  • Gepubliceerd op: 30 juni 2010
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Bas Kromhout
  • 6 minuten leestijd
Nationaal-socialist uit idealisme
Kampen voor foute Nederlanders
Dossier Fout in de oorlog Bekijk dossier

NSB’ers golden lang als cynische machtswellustelingen, zonder idealen. In nieuwe publicaties wordt dit beeld genuanceerd. Naast de oude verklaringsmodellen – boosheid over de economische crisis van de jaren dertig, persoonlijke frustraties, xenofobie – is in de historische literatuur meer ruimte gekomen voor de optie dat mensen voor het nationaal-socialisme kozen uit idealisme. Dat lijkt op rehabilitatie voor NSB’ers, maar is het niet. Eerder een bewijs dat idealisten moeten worden gewantrouwd.

Josje Damsma en Erik Schuhmacher, twee jonge historici die verbonden zijn aan het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD), schetsen in Hier woont een NSB’er het leven van Amsterdamse nationaal-socialisten tijdens de bezettingsjaren 1940-1945. Het boek richt zich qua lengte en inhoud op een groter publiek. De auteurs laten zien dat de NSB meerdere gezichten had.

Berucht waren de mannen van de WA, de partijmilitie, die op straat Joden en politiek tegenstanders in elkaar mepten. Ook onder degenen die jacht maakten op Joodse onderduikers bevonden zich verhoudingsgewijs veel NSB’ers. De NSB was dan ook over het algemeen niet geliefd in Amsterdam.

Toch plaatsen Damsma en Schuhmacher vraagtekens bij het cliché van ‘de gehate minderheid’. Tussen individuele NSB’ers en andersdenkenden bestonden wel degelijk contacten, hetzij in de familiaire of vriendschappelijke, hetzij in de zakelijke sfeer. Niet alles was politiek, zelfs niet tijdens de oorlog.

De auteurs baseren zich op verklaringen van buren en relaties van NSB’ers die na de oorlog moesten terechtstaan. Menigeen deed een goed woordje voor een verdachte, omdat die bijvoorbeeld nooit iemand had verraden of het zelfs uitgesproken goed met de mensheid zou hebben voorgehad. Damsma en Schuhmacher keken ook naar de verklaringen van de NSB’ers zelf. Hoewel de auteurs beducht zijn voor ‘goedpraterij’ constateren zij dat daarin ‘meer op de toekomst gericht idealisme dan op het verleden gerichte wrok doorklinkt’.

Idealisme en goede contacten met niet-NSB’ers kenmerkten ook de ambtelijke loopbaan van Piet Callenfels, tijdens de bezetting burgemeester van Vlissingen en Woerden. Althans, dat schrijven zijn biografen Ton Crijnen en Ina Herbers. Ook Callenfels kreeg na de oorlog steunbetuigingen, bijvoorbeeld van veertien Woerdenaren die vonden dat hij ‘een echte burgervader’ was geweest.

Verder zou hij Annie M.G. Schmidt, met wier moeder hij bevriend was, hebben aangespoord om schrijfster te worden. Schmidt omschreef Callenfels als een man met ‘aardige oogen’ en een ‘vriendelijke glimlach’, maar weigerde aan zijn verzoek te voldoen om als hoofd van de openbare leeszaal in Vlissingen meer nazipropaganda uit te stallen.

Naar eigen zeggen koos Callenfells voor de NSB omdat hij ‘sociaal voelend’ was. Als burgemeester zette hij zich in voor een geregelde voedselvoorziening tijdens de Hongerwinter en liet hij het plaatselijke verzet zijn gang gaan. De NSB-leiding vond Callenfels slap. Crijnen en Herbers presenteren deze gematigde houding als een bewijs voor Callenfels’ oprechte idealisme, maar je zou ook anders kunnen redeneren. Misschien koos Callenfels wel ondánks zijn nationaal-socialistische idealisme voor een gematigd en pragmatisch beleid, om het de bevolking – maar ook zichzelf – niet al te moeilijk te maken.

Gjalt Zondergeld, emeritus hoogleraar nieuwste geschiedenis aan de VU, neemt het idealisme van NSB’er Henk Woudenberg onder de loep, die in 1940 door de Duitse bezetter werd aangesteld om de gelijkgeschakelde vakbeweging te leiden. Net als zijn broer Kees werd Woudenberg in de jaren dertig actief in de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP). Maar in 1933 koos hij voor de NSB, omdat hij meende dat de door Mussert beleden kameraadschap tussen bazen en knechten de kortste weg vormde naar een socialistische maatschappij.

Als leider van het Nederlands Arbeidsfront (NAF) – dat werd gevormd uit de geroofde inboedels van de sociaal-democratische en confessionele vakbonden – kreeg Woudenberg de kans zijn idealen in praktijk te brengen. In nauwe samenwerking met de bezetter behaalde hij enkele successen op het gebied van loonsverhoging, verbeterde werkomstandigheden en ontspanning voor arbeiders. Dit alles onder de leuze ‘Ons socialisme, Uw toekomst!’.

Maar met socialisme had dit allemaal niets te maken, vindt Zondergeld. Volgens hem was Woudenbergs idealisme ‘weinig doordacht’ en waren alle pogingen van zijn NAF tot verlichting van het lot van de arbeiders slechts bedoeld ‘om populariteit te winnen’.

Zondergeld polemiseert tegen J.A.A. van Doorn, die in Duits socialisme (2007) heeft uiteengezet dat het nazisme wel degelijk als een vorm van socialisme moet worden beschouwd. Die bewering is Zondergeld in het verkeerde keelgat geschoten. ‘Hoe is het mogelijk,’ schrijft hij, ‘dat een groot socioloog, die het ooit in de late jaren zestig aandurfde de Nederlandse oorlogsmisdaden in Indonesië aan te klagen, in zijn beoordeling van het Duitse nazibewind zozeer de plank mis kon slaan?’

Zelf sluit Zondergeld aan bij een lange traditie van linkse historici die het nationaal-socialisme beschouwen als een schijnideologie, bedacht door de conservatieve en kapitalistische elites om het arbeidersproletariaat onder de duim te houden. Voor Zondergeld waren de ‘socialistische’ leuzen en daden van de nazi’s slechts doorzichtige propaganda.

Het nationaal-socialisme vindt Zondergeld onsocialistisch, omdat hij het niet kan rijmen met zijn eigen idealistische opvattingen van wat socialisme betekent. Socialisme is goed en nationaal-socialisme is fout, en dus kunnen die twee onmogelijk iets met elkaar van doen hebben, redeneert Zondergeld.

Volgens zijn definitie staat en valt socialisme met klassenstrijd, internationalisme en vergemeenschappelijking van de productiemiddelen. ‘Echt’ socialisme zou bovendien democratisch zijn en discriminatie uitsluiten. Zo geformuleerd zakken de nationaal-socialisten inderdaad kansloos voor de test. Zij lieten het private eigendom ongemoeid en waren nationalistisch. Bovendien verfoeiden zij de klassenstrijd, die de eenheid van de ‘volksgemeenschap’ zou ondermijnen.

De nazi’s wilden arbeid en kapitaal met elkaar verzoenen door middel van een uitruil onder leiding van de staat. De werknemers zouden een hogere levensstandaard en betere ontplooiingsmogelijkheden krijgen, terwijl de werkgevers waren gevrijwaard van onrust op de werkvloer. Maar volgens Zondergeld is het niet socialistisch genoeg om ‘slechts sociale verbeteringetjes’ door te voeren.

Er valt zeker iets te zeggen voor Zondergelds specifieke opvatting van socialisme. Maar dan moet direct worden geconstateerd dat er in Nederland sinds 1937 geen socialistische beweging van betekenis meer heeft bestaan. In dat jaar namelijk schrapte de SDAP de klassenstrijd uit haar beginselprogramma, zoals de auteur zelf opmerkt.

Je kunt je zelfs afvragen of de voormalige communistische regimes in Oost-Europa wel passen binnen Zondergelds nauwe definitie. Ook die waren immers ondemocratisch en repressief, kaapten de sociaal-democratische instituties en legden de arbeidsvrede van staatswege op. Zelfs moesten minderheden het in die landen vaak ontgelden.

Van Doorn heeft de ideologische strijd tussen sociaal-democraten, communisten en nationaal-socialisten vergeleken met een familieruzie. Gjalt Zondergeld speelt daarin de rol van de sympathieke oom, die probeert zijn bruine rotneefje het huis uit te zetten. Dat glipt echter telkens door het bovenlicht weer naar binnen.

Josje Damsma en Erik Schuhmacher
Hier woont een NSB’er. Nationaalsocialisten in bezet Amsterdam
184 p. Boom, € 19,90

Ton Crijnen en Ina Herbers
P.C. Callenfels. Het veelbewogen leven van de NSB-burgemeester van Vlissingen en Woerden 212
p. Aspekt, € 19,90

Gjalt Zondergeld
Ons socialisme, Uw toekomst! Henk Woudenberg en het Nederlands Arbeidsfront (1942-1945)
360 p. Spinhuis, € 39,50
 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.