Home Dossiers Romeinen Naar Jeruzalem in 300 etappes

Naar Jeruzalem in 300 etappes

  • Gepubliceerd op: 4 juli 2023
  • Laatste update 04 jul 2023
  • Auteur:
    Key Tengeler
  • 9 minuten leestijd
Een cardo maximus oftewel een brede straat met aan weerszijden zuilengalerijen in Jerash, Jordanië
Cover van
Dossier Romeinen Bekijk dossier

In 333 reisde een anonieme reiziger naar Jeruzalem en terug. Onderweg hield hij nauwkeurig bij welke plaatsen hij had bezocht. Daarmee werd zijn Itinerarium Burdigalense het eerste christelijke ‘pelgrimsverslag’ uit de geschiedenis.

In februari 333 vertrekt een anonieme reiziger uit Bordeaux, ‘waar de rivier de Garonne zich bevindt, waar de oceaan in- en uitvloeit voor ongeveer honderd Gallische mijlen’. Hij (of zij, zie het kader hieronder) staat aan het begin van een voetreis van een van de meest westelijke naar een van de meeste oostelijke plekken in het Romeinse Rijk.

Meer historische verhalen lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

De notatie van die reis, het Itinerarium Burdigalense, wordt gezien als het eerste verslag van een pelgrimstocht naar wat het ‘Heilige Land’ zou worden. ‘Verslag’ heeft hier echter een ruime betekenis. Een ‘routeboek’ zou de inhoud beter beschrijven. De schrijver noteert namelijk nauwelijks meer dan de plekken waar hij pauze houdt en de afstanden daartussen: meer dan 300 haltes verdeeld over de ruim 3300 Romeinse mijl (bijna 5000 kilometer) van Bordeaux via Constantinopel tot Jeruzalem en nog eens meer dan 150 tussenstops over ruim 1500 mijl (2200 kilometer) terug via Constantinopel naar Milaan.

Vrouw of bediende?

Wie was de anonieme schrijver van het Itinerarium Burdigalense? Een edele, een vrouw of een vrijgelatene? Er doen onder historici velen theorieën de ronde. Sommigen denken dat de auteur een vrouw was, omdat acht van de beschrijvingen rond Jeruzalem gaan over bijbelse vrouwen en vruchtbaarheid. Anderen brengen daartegen in dat deze verhalen ook vaak gaan over fonteinen en bronnen, simpelweg belangrijke plekken voor reizigers die om water verlegen zitten. Het meest waarschijnlijk is dat de auteur reisde in een groep – dat was veiliger – met een politieke missie. Dat zou ook de opmerkelijke route verklaren. De advocaat Theophanes reisde zo bijvoorbeeld later in de vierde eeuw voor de gouverneur van zijn provincie naar Constantinopel. Dat deed hij in een groep van een man of tien, onder wie een kok, een boodschapper en bediendes. Wellicht was de schrijver van het Itinerarium een klerk, die verantwoordelijk was voor de route?

Slechts een enkele keer laat de auteur zich verleiden tot een zinnetje beschrijving. ‘Je steekt de brug over en komt Pannonia Inferior binnen,’ noteert hij bij een grensovergang. ‘Hier ligt Hannibal, koning van de Afrikanen,’ lezen we bij de rustplaats Libissa een paar mijl van Constantinopel. Of: ‘Hier ging Elijah naar het raam en bedelde om voedsel’, nabij Sidon in Libanon. Pas in Palestina wordt dit patroon doorbroken. Daar beschrijft de pelgrim, zij het nog steeds in zeer beknopte stijl, de bezienswaardigheden in en om de stad.

Hoewel het Itinerarium Burdigalense droge kost is, valt er veel van te leren. Hoe zag zo’n lange voettocht eruit? Welke steden stonden centraal op de route? En wat zegt dat over de ontwikkelingen binnen het Romeinse Rijk begin vierde eeuw?

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Mensenmassa’s

Op zijn reis maakt de pelgrim gebruik van het enorme wegennet dat de Romeinen in de loop der eeuwen hadden aangelegd: zo’n 300.000 kilometer aan verharde wegen. Deze waren er voor iedereen. Keizerlijke delegaties en soldaten marcheerden voorbij, maar ook graanvervoerders met grote wagens, straatartiesten en sterrenwichelaars, rondreizende artsen en weggelopen slaven. Slechts motivatie scheidde pelgrim van handelaar of politicus.

In de buurt van steden was het een drukte van jewelste

Dat kon een drukte van jewelste opleveren, zeker in de buurt van de steden. Zo schrijft de vierde-eeuwse dichter Ausonius over het Bordeaux van de anonieme reiziger: ‘Ik heb genoeg van die volksophopingen, dat rauwe gescheld op de kruispunten, in de van mensen kolkende straatjes en op de open pleinen die door de massa’s helemaal niet open zijn. Het echoot en galmt voortdurend van allerlei kreten: “Stop! Geef ’m een dreun! Ga er dan langs! Laat me erdoor! Kijk uit!” Hier vlucht een smerig zwijn, daar rent een dolle hond, verderop een paar ossen, op stang gejaagd door de wilde uitwijkmanoeuvre van een vrachtkar.’\

Voor de langere reizen was het wegennet uitgerust met allerlei rustplaatsen. Op deze plekken konden reizigers eten krijgen, een bed en een nieuw rijdier – tenminste, als ze daarvoor betaalden. Oorspronkelijk waren deze haltes bedoeld voor de postkoeriers van keizer Augustus, de cursus publicus. Een koerier kon met keizerlijk zegel (een diploma) gratis gebruik maken van verse paarden, slaapplaatsen en transportmiddelen. Al snel veranderde de cursus publicus in een transportsysteem waarvan ook andere Romeinen gebruik konden maken.

Een reisgezelschap in de Romeinse tijd. Reliëf uit het Franse Vaison-la-Romaine.
Een reisgezelschap in de Romeinse tijd. Reliëf uit het Franse Vaison-la-Romaine.

Geen bron noemt de bezochte rustplaatsen zo nauwkeurig als het Itinerarium Burdigalense. De schrijver maakt onderscheidt tussen mutationes, hostels met eenvoudig eten, een bed en nieuw rijdier, en mansiones, herbergen met de faciliteiten om een keizerlijke stoet te accommoderen, met goede maaltijden, slaapplekken, nieuwe kleren en dieren, koetsen en koetsiers, staljongens, dragers, dierenartsen en timmerlieden. De andere stopplekken waren civitates, steden, waar vanzelfsprekend alles te vinden was.

Gouden Poort

Na drie maanden reizen bereikt onze pelgrim op 30 mei 333 Constantinopel. Daar treft hij een stad in opbouw. Slechts negen jaar eerder had Constantijn de Grote al zijn tegenstanders verslagen en was hij alleenheerser geworden over het Romeinse Rijk. De keizer zocht een nieuwe hoofdstad, eentje die dichter bij de belangrijkste rijksgrenzen lag, waar hij, zijn hof en zijn leger het grootste deel van hun tijd doorbrachten. Hij koos Byzantium, een klein stadje strategisch gelegen aan de Middellandse en de Zwarte Zee en dicht bij de rijkste provincies van het rijk.

Een enorm bouwprogramma moest van deze plek een ware hoofdstad maken die Rome naar de kroon kon steken. In 330, slechts drie jaar voor de anonieme reiziger de stad bezocht, was de stad keizerswaardig en hernoemde Constantijn die tot Constantinopolis, ‘stad van Constantijn’.

Heilige moeder

Naast keizer Constantijn speelde zijn moeder Helena een belangrijke rol in de popularisering van het christendom. Toen zij tussen 326 en 328 een bezoek bracht aan de oostelijke provincies van het Romeinse Rijk, besteedde ze speciale aandacht aan het Heilige Land. Ze kreeg ruim baan van de keizer om kerken te stichten, zoals de Geboortekerk in Bethlehem en de Kerk van de Pater Noster op de Olijfberg. Daarnaast ging ze op zoek naar relieken van Christus. Volgens bisschop Eusebius van Caesarea vond Helena het Ware Kruis van Christus en stichtte ze op deze plek de Kerk van de Wederopstanding in Jeruzalem. Ze zou ook de spijkers hebben gevonden waarmee Christus aan het kruis was genageld en deze hebben verwerkt in de helm van Constantijn en het bit van zijn paard. Voor haar werk voor het christendom is Helena later heilig verklaard.

We lopen met de pelgrim de stad in. Overal is activiteit. De verjaardag van de stad op 11 mei gonst nog na in de wirwar van gezanten, handelaren en toeristen. De keizer is in residentie, dus er zijn ook vele burgers met petities en smeekbedes op de been. De reiziger treedt de stad binnen over een nieuwe weg. De muren aan weerszijden zijn nog niet af, maar de Gouden Poort staat er al. Op een heuvel aan de linkerkant werken bouwvakkers en slaven aan Constantijns mausoleum, vlakbij wordt de fundering voor enkele kerken afgerond. De Mesé, de grote hoofdstraat door de stad, leidt de reiziger naar het forum en de Zuil van Constantijn. Daarachter lopen dubbele colonnades naar de baden van Zeuxippus, het hippodroom en het keizerlijk paleis. Een enorme bouwplaats is vrijgemaakt op de plek waar later de Hagia Sophia zal komen.

In het Itinerarium Burdigalense staat niets van dit alles beschreven. Constantinopel lijkt slechts een halte op de route. Toch denken sommige historici dat Constantinopel eigenlijk het hoofddoel is geweest van de reis en dat de vervolgtrip naar Jeruzalem een onverwacht uitstapje was. Dat zou een verklaring kunnen zijn voor de afwijkende beschrijvingen van het Heilige Land; was de reis daarnaartoe een aangename verrassing die de moeite waard was om te noteren? De auteur laat niets blijken. Hij vertelt dat hij de boot neemt over de Bosporus en daar zijn reis vervolgt.

VVV-folder

Bijna drie maanden reist de anonieme pelgrim verder richting het Heilige Land in het vertrouwde ritme van halteplaatsen en afstanden. Hoe logisch het nu ook lijkt, Jeruzalem was een opmerkelijke bestemming voor een reiziger in deze tijd. Tot kort daarvoor was het een gehucht in de binnenlandse periferie van grote kuststeden als Antiochië en Caesarea. Op de Peutinger-kaart, een zeldzame visuele weergave van het Romeinse wegennet uit dezelfde periode, wordt Jeruzalem weergegeven als net iets groter dan de simpelste rustplaats.

Het Jeruzalem van keizer Hadrianus, tweede eeuw. Illustratie door J.J.J. Tissot, circa 1880.
Het Jeruzalem van keizer Hadrianus, tweede eeuw. Illustratie door J.J.J. Tissot, circa 1880.

Nadat Constantijn in 313 het christendom had toegestaan, was alles veranderd. Net als in Constantinopel werden enorme bouwprojecten gestart in en om ‘Nieuw Jeruzalem’, en Constantijn gaf pelgrims toestemming de faciliteiten van de cursus publicus te gebruiken om naar het Heilige Land te reizen. Het zou kunnen dat de anonieme reiziger ook deze keizerlijke zegen heeft gekregen.

Zodra de auteur de grens met Palestina oversteekt, gebeurt er iets wonderlijks in de tekst: de reiziger ontpopt zich tot een reisleider langs allerlei gebouwen en plekken die met de Heilige Schrift te maken hebben. Zo schrijft hij als hij Jeruzalem (Zion) verlaat: ‘Wanneer je buiten de muur van Zion treedt, met de Neapolitaanse poort aan je rechterhand, zie je beneden in de vallei de muren waar het huis, of het praetorium, was van Pontius Pilatus. Daar is de Heer berecht, voordat Hij leed. Aan je linkerhand bevindt zich de kleine heuvel Golgotha, waar de Heer is gekruisigd. Op een steenworp afstand daarvandaan bevindt zich de crypte waar Zijn lichaam was begraven en waar Hij herrees op de derde dag. Op dezelfde plek is op bevel van keizer Constantijn een basilica gebouwd (dat is een kerk) van een ongelooflijke schoonheid, met reservoirs aan de zijkanten waar water omhoog wordt gepompt en een bad aan de achterkant waar kinderen worden gedoopt.’

‘Links bevindt zich Golgotha, waar de Heer is gekruisigd’

Na Jeruzalem maakt de auteur uitstapjes naar de Olijfberg, Jericho, Bethlehem, Bethanië, de heilige terpentijnboom en Hebron. De beschrijvingen getuigen niet van een enorme religieuze begeestering zoals we die misschien bij een pelgrim zouden verwachten. Het zijn geen lyrische teksten of spirituele ingevingen, maar een feitelijke must-see route, als de VVV-folder met een stadswandeling. Na ongeveer een maand van rondreizen keert de pelgrim terug richting Constantinopel. Zodra hij het Heilige Land verlaat, schiet het Itinerarium terug in de droge opsomming van plaatsen en afstanden.

Een christelijk rijk

Op 26 december 333 is de reiziger terug in Constantinopel. Daarna reist hij verder door Griekenland, Noord-Macedonië en Albanië. De pelgrim steekt de Adriatische Zee over waar die het smalst is, om de reis over land te vervolgen naar Rome en Milaan. Stopte de auteur daar of vond hij het niet de moeite waard het laatste stuk terug naar Bordeaux te noteren? We weten het niet.

Constantijn de Christen

In 313 gaf Constantijn – samen met medekeizer Licinius – christenen de vrijheid hun geloof te belijden. Of dat ook betekende dat hij zelf christen was, is de vraag. Mogelijk had hij zich een jaar eerder bekeerd: voor een belangrijke veldslag liet hij christelijke symbolen op de schilden van zijn soldaten verven. In de jaren van Constantijns keizerschap werden in ieder geval vele kerken gebouwd in zijn naam en hij bevoordeelde geestelijken en christelijke gemeenschappen. Toch liet hij zich pas op zijn sterfbed daadwerkelijk dopen.

Het Itinerarium Burdigalense blijft vele mysteries behouden. Wie was de schrijver? Wat was het doel van de reis? En van de tekst? Historici breken zich er het hoofd over. De tekst kan in elk geval andere aspirant-pelgrims hebben geholpen of geïnspireerd het Heilige Land te bezoeken. Door erover te schrijven bevestigde de auteur de heiligheid van de bezochte plekken. Hij gaf religieuze legitimiteit aan wat de scepticus ‘slechts hout en steen’ zou noemen.

Wat echter meer bijblijft, is wat we tussen de regels vinden – of eigenlijk: tussen de routes. De centrale rol van Constantinopel in de reis en de omweg die de pelgrim maakt langs politieke en kerkelijke hoofdsteden, impliceren dat hij niet puur op weg was naar Jeruzalem. Hij was onderdeel van een wereld in transformatie. Onder de handen van keizer Constantijn was een nieuw, christelijk Romeins Rijk aan het ontstaan. En de anonieme reiziger heeft die verandering voor ons vastgelegd.

Meer weten

  • Romeins verkeer (2005) door Cornelis van Tilburg, over reizen over het Romeinse wegennet.
  • Roman Perspectives (2010) door John Matthews plaatst verschillende Romeinse schrijvers in de context van hun tijd.
  • Two Romes (2012) door Lucy Grig en Gavin Kelly (red.) laat de transitie van het Romeinse naar het Byzantijnse Rijk zien.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 7/8 - 2023