Home Dossiers Gouden eeuw Militaire missies in de Gouden Eeuw

Militaire missies in de Gouden Eeuw

  • Gepubliceerd op: 26 januari 2015
  • Laatste update 21 jun 2021
  • Auteur:
    Jaap de Haan
  • 12 minuten leestijd
Militaire missies in de Gouden Eeuw
Cover van
Dossier Gouden eeuw Bekijk dossier

Tussen 1656 en 1659 probeerde Johan de Witt met diplomatieke middelen vrede tussen Zweden en haar buurlanden in het Oostzeegebied te herstellen. Toch moest de Nederlandse vloot drie keer ingrijpen om de Nederlandse belangen veilig te stellen. Hoe succesvol was De Witts Oostzeepolitiek?

 

In de middag van 31 augustus 1658 liepen alle leden van de Staten van Holland de vergaderzaal van de Staten-Generaal binnen. De Hollanders waren in het gezelschap ver in de meerderheid. Raadpensionaris Johan de Witt (1625-1672) diende een voorstel in om met de Nederlandse vloot de Zweedse troepen in Denemarken en de Zweedse vloot in de Sont aan te vallen. Geïmponeerd door de Hollanders stemden de afgevaardigden van de andere gewesten met het voorstel in. De Hollandse oorlogspartij had voor de tweede keer in twee jaar tijd haar zin gekregen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Nu de beslissing genomen was ging het voor de voor zeventiende-eeuwse begrippen snel. De vijf admiraliteitscolleges rustten binnen een maand een vloot van 41 oorlogsschepen uit, die eind september richting de Sont voer. Begin november bereikten de Nederlanders het Kattegat. Voordat de vloot de nauwe Sont kon passeren moest zij langs de Zweedse vesting Helsingborg en het Deense kasteel Kronborg, dat sinds kort in Zweedse handen was. Op 8 november verrichtte luitenant-admiraal Jacob van Wassenaer Obdam (1610-1665) een huzarenstukje door zijn oorlogsschepen in kiellinie precies door het midden van de Sont te laten varen. Hierop had het Zweedse geschut gewacht. De Zweedse Koning Karel X loste zelf het eerste schot, maar moest daarna tandenkransend toezien hoe de Nederlanders tussen de bulderende kanonnen door de Oostzee binnenvoeren.

Onmiddellijk brak een felle zeeslag uit. De onverschrokken Wassenaer voer zijn schip onder een kogelregen van de Zweedse voorhoede regelrecht op het schip van Karl-Gustaaf Wrangel (1613-1676) af. Hij dwong het gevecht met de Zweedse admiraal af, maar bracht met zijn doldrieste actie de rest van de vloot in gevaar doordat het Nederlandse vlootverband uiteen viel. Na vijf uren van zware gevechten trokken de Zweden zich terug. Het resultaat van de slag in de Sont was dat de Zweedse vloot de grootste verliezen leed en dat Karel X het niet aandurfde zijn vloot opnieuw in de strijd te werpen. Ze bleef de rest van de oorlog in de haven van Landskroon, bewaakt door de Deense en Nederlandse marine.

Een Zweedse Alexander de Grote

Wat had de vloot van de Republiek te zoeken in de Oostzee? Tussen Zweden en haar buurlanden Denemarken, Brandenburg en vooral Polen en Rusland boterde het al heel lang niet. Geregeld voerden de landen oorlog om de hegemonie in het Oostzeegebied. Zolang de strijd zich rond de Baltische zee afspeelde ondervond de Repbliek hiervan weinig hinder, al probeerde zij wel te bemiddelen tussen de strijdende partijen. In juni 1654 kwam er in Zweden een nieuwe vorst op de troon, Karel X Gustaaf (1622-1660). Karel zag zichzelf als een nieuwe Alexander de Grote. Een jaar na zijn troonsbestijging probeerde hij zijn ambities te verwezenlijken door Polen aan te vallen.

De Hollandse kooplieden en regenten, die veel handel dreven met Polen en de Baltische staten, maakten zich langzaam maar zeker zorgen. Die zorgen veranderden in slapeloze nachten toen Karel in juni 1656 het beleg sloeg voor Danzig en de stad ook vanaf de zee blokkeerde. Danzig was voor de Hollandse kooplieden de graanhoofdstad van het Oostzeegebied en de blokkade van de stad trof niet alleen de handel, maar ook de voedselvoorziening. (Zie kader) Op aandringen van de Hollanders kwamen de Staten-Generaal snel in actie. Binnen anderhalve maand verschenen 42 Nederlandse oorlogsschepen voor Danzig, waarop de Zweden het beleg en de blokkade opbraken. Aan het eind van de zomer sloten zij een wapenstilstand met de Republiek. De hoop van veel Hollandse regenten dat door het ingrijpen van de Nederlandse vloot de rust in de Oostzee terugkeerde, bleek ijdel.

Johan de Witt

Toen Karel X de troon besteeg was Johan de Witt krap een jaar raadpensionaris van Holland. De Republiek was op dat moment verwikkeld in een handelsoorlog met Engeland, die voor de Nederlanders desastreus verliep en de handel grote schade toebracht. De Witt slaagde er op knappe wijze in na ingewikkelde onderhandelingen vrede te sluiten. De onrust in het Oostzeegebied zo kort na de vrede met Engeland kwam hem bijzonder ongelegen. De opkrabbelende handel werd erdoor belemmerd en ondanks een ambitieus vlootbouwprogramma was de marine nog niet klaar voor een grote confrontatie op zee. Bovendien werd de vloot al ingezet om een handelsconflict met Portugal uit te vechten. De Witt had geen trek in een nieuwe oorlog en hoopte dat de Republiek neutraal kon blijven in het noorden. Wel wilde hij bemiddelen en op zijn voorstel stuurden de Staten-Generaal ambassadeurs naar het Zweedse en Deense hof. Door het beleg van Danzig bleek dat deze aanpak faalde.

42 Nederlandse oorlogsschepen ontzetten Danzig

Ondertussen zag de Deense koning Frederik III (1609-1670) de Zweedse militaire opmars in Brandenburg en Polen met lede ogen aan. Hij besefte dat zijn land vroeg of laat ten prooi zou vallen aan de machtshonger van zijn noordelijke rivaal en besloot dat de aanval de beste verdediging was. Op 1 juni 1657 verklaarde hij Zweden de oorlog en liet hij zijn leger Zweedse bezittingen in Brandenburg aanvallen. Frederik maakte twee inschattingsfouten. Allereerst verwachtte hij dat de Republiek hem zou steunen op basis van een defensief verdrag, maar hij kreeg van De Witt nul op het rekest. Ten tweede overschatte hij zijn kansen tegen het Zweedse leger. Karel liet na de Deense aanval zijn soldaten vanuit Polen rechtsomkeert maken. In de herfst viel hij Denemarken binnen, veroverde Jutland en in januari 1658 maakte hij van de winter gebruik door met en spectaculaire actie zijn troepen over het ijs van de Grote Belt de Deense eilanden Funen en Seeland te veroveren. Dezelfde maand sloeg Karel het beleg voor Kopenhagen. Nu grote delen van Denemarken door Zweden bezet waren en Frederik geen kant meer op kon, tekende hij het verdrag van Roskilde.

De Hollandse angst voor de Zweedse overheersing van de Sont werd steeds groter. In het vredesverdrag dat Zweden en Denemarken sloten spraken ze af vreemde oorlogsschepen uit de Sont te weren. Hiermee wilde Zweden de invloed van de Republiek in de Oostzee tegengaan. Bovendien had Zweden met de bezetting van Denemarken zo ongeveer de beide Sontoevers in haar macht en was al bijna in staat de graantoevoer voor de Republiek af te sluiten.

De Witts Oostzeepolitiek

Johan de Witt besefte dat bemiddelen in de Oostzee niet langer volstond. Er waren nu grofweg twee opties: de Republiek moest partij kiezen voor Denemarken en gezamenlijk Zweden aanvallen of met Engeland en Frankrijk Denemarken en Zweden tot vrede dwingen en om zo het machtsevenwicht in het Oostzeegebied te herstellen. De Witt koos voor de tweede optie.

Binnen de Staten-Generaal bestond grote verdeeldheid over De Witts Oostzeepolitiek. De landgewesten en Zeeland vormden de zogenaamde vredespartij. Deze gewesten hadden weinig handelscontacten met het Oostzeegebied. Zij waren tegen militair ingrijpen in de Oostzee, zeker als hen dat geld kostte, en daarom steunden ze de diplomatieke koers van de raadpensionaris. De oorlogspartij bestond uit het gewest Holland, aangevoerd door Amsterdam. Zij zagen Karel als aanstichter van de conflicten in het noorden en werden in deze mening gesterkt door hun stadsgenoot Coenraad van Beuningen (1622-1693), die ambassadeur was aan het Deens hof. Van Beuningen schreef aan De Witt, en ongetwijfeld ook zijn stadgenoten, dat hij het ‘een onbegrypelycke saeck voor mijn verstand’ vond dat de Staten-Generaal met Zweden een onduidelijk vredesverdrag wilden sluiten. In plaats daarvan, vond hij, moest de Republiek samen met Denemarken aan Zweden de oorlog verklaren. Bij de Hollanders viel deze oorlogszuchtige taal in vruchtbare aarde, want zij werden door Karels imperialistische politiek direct in (en op) de beurs getroffen.

De Zweedse koning Karel loste zelf het eerste schot op de Hollanders

Johan de Witt had de regenten in de Amstelstad wat uit te leggen toen hij Van Beuningens plannen naast zich neerlegde. Dat deed hij in een brief aan zijn aangetrouwde Amsterdamse oom Cornelis de Graeff (1599-1664). ‘Dese Staet,’ schreef De Witt over de Republiek, heeft geen vriendschap of alliantie met een Europese macht en dat was gevaarlijk. De Witt vreesde dat het land een makkelijke prooi vormde voor andere, bijvoorbeeld Frankrijk of Engeland. Van het laatste land verwachtte hij niet veel goeds, vanwege ‘…de jalousie, die tusschen d’Engelsche ende dese natie [Republiek] om’t poinct van de commercie…’. De handelsoorlog en de moeizame vredesonderhandelingen met Engeland lagen hem nog vers in het geheugen. Spanningen tussen de Republiek en Engeland en Frankrijk zouden er toe kunnen leiden dat zij Zweden zouden steunen. Het was dus zaak toenadering tot Frankrijk ‘ende, soveel doenlijck’ Engeland te zoeken en de confrontatie met Zweden niet op de spits te drijven. Afrekenen met Zweden was vanuit Amsterdams standpunt een gemakkelijke oplossing. De Witt hield ook de internationale politiek in het oog en besefte dat een aanval op Zweden een grotere oorlog tot gevolg kon hebben en wilde daarom niet eenzijdig militair ingrijpen.

Het Haagse Concert

De inkt van De Witts brief aan zijn oom was nauwelijks droog toen de berichten de Republiek bereikten dat Karel X opnieuw het beleg voor Kopenhagen had geslagen. De dreiging dat Zweden nu van beide zijden de Sont kon afsluiten werd elke dag groter. Ook voor De Witt was nu de maat vol en samen met de Hollandse regenten drukte hij op 31 augustus 1658 een resolutie door bij de Staten-Generaal om Denemarken militair te steunen (zie de inleiding). Enkele dagen later nam Zweden de Deense vesting Kronbrog in, waarmee de afsluiting van de Sont een feit was.

De Republiek had tijdens de Slag in de Sont haar tanden laten zien, maar dat betekende niet het einde van de Zweedse agressie. Terwijl de raadpensionaris onverstoorbaar aan een coalitie bouwde om het machtsevenwicht in de Sont te herstellen, ging Karel door met aanvallen. In februari 1659 volgde een nieuwe bestorming van Kopenhagen. De aanval werd afgeslagen mede dankzij de hulp van Nederlandse troepen.

De diplomatieke weg die De Witt bewandelde had aanvankelijk geen succes. Toch was een nieuw militair ingrijpen van de marine geen optie, want  inmiddels was een Engelse vloot in de Sont aangekomen om de Engelse belangen in de gaten te houden. De Witt verwachtte dat Engelse admiraal Edward Montagu (1626-1672) beslist niet lijdzaam zou toezien als de Republiek de Zweden aanviel. Wassenaer kreeg de opdracht om koste wat kost een conflict met de Engelse vloot te voorkomen.

In april leek de totstandkoming van een internationale coalitie van de grond te komen. In Den Haag onderhandelde De Witt met de Engelse ambassadeur George Downing (1623-1684) en de Franse ambassadeur Jacques Auguste de Thou (1609-1677). Het uitgangspunt was dat Zweden en Denemarken veroverd gebied moesten afstaan en dat de coalitiegenoten onwillige partijen zouden kunnen dwingen tot acceptatie. Op 21 mei 1658 resulteerden de onderhandelingen in het zogenaamde Haagse Concert. De Witt had een internationale coalitie gesmeed die het machtsevenwicht in het Oostzeegebied kon herstellen.

De finale

Tijdens de zomer van 1658 bleek dat de diplomatieke druk niet het gewenste effect had. Karel, maar ook Frederik, was niet van plan zich in het Concert te schikken. Aangemoedigd door de Hollandse oorlogspartij vond De Witt de tijd rijp voor actie. Als uitvloeisel van het Haagse Concert wilde hij samen met Engeland de Zweedse koning tot medewerking dwingen. Vooruitlopend op een eventuele militaire actie was Michiel de Ruyter in het voorjaar met extra oorlogsschepen naar het noorden gestuurd om Wassenaer af te lossen. Nog voordat de Staten-Generaal De Ruyter bevel konden geven om samen met de Engelsen Zweden aan te vallen, keerde in september de Engelse vloot plotseling terug naar huis (Montagu wilde de restauratie van Karel II ondersteunen). Nadat De Witt over zijn teleurstelling heen was, bleek dat de Republiek de handen vrij had om Zweden een les te leren.

De Ruyter kreeg de opdracht samen met de Deense marine Zweden aan te vallen. In overleg met de Deense admiraal Henrik Bjelke (1615-1683) werd begin november besloten een amfibische landing uit te voeren voor de stad Nyborg op het eiland Funen. De Denen bleken echter niet goed voorbereid, zodat de eerste landingspoging mislukte. De Ruyter liet vervolgens Nyborg bombarderen. De scheepsklerk Dirk Siercks schreef over het vuurgevecht tussen het Zweedse en Nederlandse geschut: ‘D canon koegels vloegen soo dick, dat t niet is om te schriven.’ Twee dagen later probeerden de geallieerden opnieuw te landen, nu voor Kerteminde. Na een bombardement op de stad roeiden de soldaten in sloepen richting het strand, maar volgens Siercks ‘ginck niet al hart voort’. De Ruyter kon het trage tempo niet aanzien. In een eenvoudige kiel sprong hij in een passerende landingssloep en riep tegen de soldaten: ‘Nu sijn wij hier, nu moeten wij oock aen landt!’ Aangemoedigd door De Ruyter bestormden de Denen en Nederlanders, waar Zweedse soldaten hen opwachtten met musketvuur. Direct viel de Zweedse cavalerie de invasietroepen aan, maar de Denen en Nederlanders joegen de ruiters op de vlucht. Volgens Siercks duurde de landing, waarbij 1200 man aan land werd gezet, ruim een kwartier.

In de dagen erna trok de troepenmacht richting de stad Nyborg. Op 23 november kwam het tot een bloedige veldslag tussen het Deens-Nederlandse en het Zweedse leger. Ten koste van flinke verliezen werden de Zweden verslagen. Karel X moest 2000 doden en 3000 krijgsgevangen betreuren.

Na de plundering van Nyborg en de verovering van Funen zwegen de wapens en was het woord aan de diplomatie. De onderhandelingen tussen de partijen vlotten moeizaam. Pas na de plotselinge dood van de Zweedse koning werd in juni 1660 op basis van het Haagse Concert de vrede van Kopenhagen gesloten.

Wat leverde De Witts Oostzeepolitiek op? Aan de ene kant was het Haagse Concert een grote diplomatieke overwinning, zowel voor de Republiek als voor De Witt persoonlijk. De raadpensionaris slaagde erin Engeland en Frankrijk achter zijn plannen te krijgen voor een – modern gezegd – nieuwe veiligheidspolitiek in het Oostzeegebied, die in eerste instantie met diplomatieke middelen, maar ook met geweld kon worden afgedwongen. Aan de andere kant was de diplomatieke druk niet voldoende om Zweden en Denemarken in het gareel te krijgen en liep de samenwerking tussen de bondgenoten niet zoals De Witt hoopte. Desalniettemin bleef diplomatieke succes echter overeind. Engeland en Frankrijk accepteerden de rol van vredestichter die De Witt en de Republiek op zich namen, evenals het eenzijdige militaire ingrijpen. Negen jaar later, in 1668, zou De Witt dit diplomatieke succes overtreffen met de Triple Alliantie, die met dezelfde middelen de Franse expansie in de Zuidelijke Nederlanden ongedaan maakte.

Meer lezen

De meest volledige biografie van Johan de Witt is nog steeds John de Witt. Grand Pensionary of Holland, 1625-1672 van Herbert H. Rowen uit 1978. Rowen besteedt uitgebreid aandacht aan het optreden van De Witt in het Oostzeegebied. Dit onderwerp komt beknopt aan de orde in het recentere en goed leesbare De Ware Vrijheid. De levens van Johan en Cornelis de Witt van Luc Panhuysen uit 2007. Mirte Postma analyseert in Johan de Witt en Coenraad van Beuningen. Correspondentie tijdens de Noordse oorlog (1655-1660) uit 2007 de diplomatieke brieven van De Witt en Van Beuningen. De tocht naar het eiland Funen wordt beschreven in Ronald Prud’homme van Reine, Rechterhand van Nederland. Biografie van M.A. de Ruyter (Amsterdam/Antwerpen 1996). De Geschiedenis van het Nederlandsche zeewezen (5 dln, 2e druk 1858-1862) van J.C. de Jonge biedt nog steeds veel informatie over de activiteiten van de Nederlandse vloot. Te raadplegen via digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren (www.dbnl.nl).