Home MIJN HELD: Suzanna Jansen over haar betbetovergrootouders

MIJN HELD: Suzanna Jansen over haar betbetovergrootouders

  • Gepubliceerd op: 26 mei 2016
  • Laatste update 04 apr 2023
  • Auteur:
    Alies Pegtel
  • 3 minuten leestijd
MIJN HELD: Suzanna Jansen over haar betbetovergrootouders

Suzanna Jansen eerde haar betbetovergrootouders Cato Braxhoofden en Teunis Gijben, met haar boek Het pauperparadijs. Binnenkort figureren haar voorouders in een gelijknamige toneelvoorstelling. Die gaat op 18 juni in première in Veenhuizen.

Waarom zijn uw betbetovergrootouders uw historische helden?

‘Cato Braxhoofden en Teunis Gijben staan voor alle anonieme burgers die zich hebben moeten redden onder erbarmelijke omstandigheden. Ik dicht ze postuum allemaal een heldenstatus toe, de honderdduizenden naamlozen die in bittere armoede leefden.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

‘Maar dit familieverhaal klopte niet. Het diende om haar ware geschiedenis te verhullen, want hierover schaamde ze zich’

Hoe kwam het dat u uw voorouders uit de vergetelheid haalde?

‘Door toeval stuitte ik op een bidprentje van mijn overgrootmoeder. Mijn moeder vertelde me dat ze was onterfd omdat ze als protestants meisje was getrouwd met een katholieke jongen, en dat ze daarom tot armoede was vervallen. Maar dit familieverhaal klopte niet. Het diende om haar ware geschiedenis te verhullen, want hierover schaamde ze zich.’

Wat was het echte verhaal?

‘Dat mijn overgrootmoeder in een armengesticht in Veenhuizen werd geboren. In 1823 liet Johannes van den Bosch in het Drentse veengebied nabij Assen drie gestichten bouwen waar hij armoedzaaiers een heropvoeding gaf. Nederland in de na-napoleontische periode was straatarm, de economie lag op zijn gat. Van den Bosch had hooggestemde idealen: hij wilde paupers met tucht en discipline opvoeden tot nette burgers.’

En, werkten de heropvoedingsgestichten?

‘In de praktijk ontnam het strikte regime in de paupergestichten de bewoners alle initiatief om zelf beslissingen te nemen. Veenhuizen had zo’n slechte naam dat mensen het probeerden te verbergen als ze daarvandaan kwamen. De buitenwereld veroordeelde je meteen, het leverde een stigma op.’

‘Nog altijd denken we: eigen schuld, dikke bult’

In het boek, maar ook in het theaterspektakel worden parallellen getrokken met het heden.

‘De voorstelling vertelt over Cato en Teunis, over de weeskinderen die vanaf 1826 uit het hele land onder dwang naar Veenhuizen werden gestuurd, en al die anderen die in de gestichten leefden. Door het te spelen op de binnenplaats waar zij daadwerkelijk hebben rondgelopen, geven we ze alsnog een stem. Maar het is een uiterst actueel stuk. Nog altijd zijn we geneigd “eigen schuld, dikke bult” te denken bij mensen die het zelf niet redden, nog altijd is er schaamte bij wie de pech heeft arm te zijn.’

Het spektakel heeft dus ook geen happy end?

‘Het stuk geeft stof tot nadenken, over toen en over nu. Maar hoe het afloopt verklap ik niet.’

Alies Pegtel is historicus en journalist.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 6 - 2016