Home Margarine was keiharde business

Margarine was keiharde business

  • Gepubliceerd op: 28 november 2023
  • Laatste update 06 dec 2023
  • Auteur:
    Paul van der Steen
  • 11 minuten leestijd
Arbeiders van Jurgens poseren stoer met de bedrijfsvrachtwagen, 1920.

Waarom nu?

Door het conflict tussen Israël en Hamas is ook in Nederland het antisemitisme weer opgelaaid. Joodse kinderen voelen zich niet veilig meer op niet-Joodse scholen en Joodse ondernemers worden bedreigd.

Het boterde niet tussen de twee belangrijkste margarinefabrikanten uit Oss, de katholieke Jurgens en de Joodse Van den Bergh. Jarenlang zaten ze elkaar dwars. Uiteindelijk sloten ze vrede, met een spectaculair resultaat. 

Maak de concurrentie niet wijzer dan nodig, luidt een van de belangrijkste, oeroude wetten van het bedrijfsleven. Maar soms wint trots het van het verstand. Anders valt nauwelijks te verklaren waarom Jan Jurgens, firmant van de Gebr. Jurgens in het Brabantse Oss, op een avond in 1871 met een schoteltje boter naar het huis van de pater familias van de belangrijkste mededingers in de regio toog. ‘Kijk eens wat wij hebben en jullie lekker niet,’ leek hij te willen zeggen.

Meer historische verhalen lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Jurgens liet Simon van den Bergh, die bekendstond als een man met een sterk ontwikkelde smaak, proeven van de boter. Wat hij ervan vond? Van den Bergh antwoordde dat het naar vet smaakte. Dat kon Jurgens bevestigen: het ging om een soort kunstboter, die niemand kon en mocht namaken, want zijn firma had het patent in binnen- en buitenland. Prachtige winsten wachtten op hem en zijn familie.

Jurgens hoopte waarschijnlijk de Van den Berghs verslagen achter te laten, maar die voelden zich vooral uitgedaagd. In 1873 begonnen ook zij met de productie van margarine. Zelf vonden ze dat ze dit te danken hadden aan slim speurwerk en wakker ondernemen. Bij de firma Jurgens dachten ze daar anders over. Daar leefde nog lang de overtuiging dat de concurrent een aantal van hun opzichters had omgekocht.

Reclame moet consumenten overtuigen dat margarine net zo goed is als boter.
Reclame moet consumenten overtuigen dat margarine net zo goed is als boter.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Begrijp het heden, begin bij het verleden: met HN Actueel lees je de voorgeschiedenis van het nieuws van vandaag. Maak nu een maand kennis voor maar €1,99.

Dat is niet uitgesloten. Toch was bedrijfsspionage niet per se nodig. De details van het procedé werden inmiddels rondverteld. Ze stonden in 1872 ook in De Volksvlijt, het tijdschrift voor nijverheid, landbouw, handel en scheepvaart. Maar het verhaal bleef tussen de twee bedrijven in hangen en bedierf de onderlinge sfeer. Bovenop de normale wedijver kwam vijandigheid. Jurgens beschouwde Van den Bergh als een indringer, een valsspeler. Misschien droeg het wel bij aan de dynamiek die van de twee (room)boterhandelaren sleutelspelers op de nationale en internationale margarinemarkt maakte. 

Ideaal zaten ze niet in Oss. Aan- en afvoer ging met paard en wagen naar havens in dorpen ten noorden van het Brabantse stadje. Vanaf 1881 verbeterde de situatie iets door het gereedkomen van spoorlijn tussen Den Bosch en Nijmegen, die door Oss liep. Die plaats groeide wel langzaam uit tot een echt industriestadje. In de jaren tachtig van de negentiende eeuw kwamen daar ook de exportslachterijen van Hartog en van de gebroeders Van Zwanenberg bij met hun merken Unox en Zwan.

In de begintijd kende Nederland zeker zo’n zeventig margarinefabriekjes. De ondernemerskwaliteiten van Jurgens en Van den Bergh lieten hen al snel boven de meeste anderen uitstijgen. Wat evengoed hielp, was dat in de arme regio rond Oss makkelijker met arbeiders kon worden ‘gespeeld’ en lagere lonen konden worden betaald. 

Gesnipperde koeienuier

De Franse keizer Napoleon III stond aan de basis van de margarine. Hij schreef in 1866 een prijsvraag uit voor de ontwikkeling van een minder bederfelijke en minder kostbare boter, geschikt om zijn volk en zijn legers te voeden. De Franse scheikundige Hippolyte Mège-Mouriès, die al meer uitvindingen op zijn naam had staan, nam de uitdaging aan. In 1869 bracht hem dat tot een mengsel van rundvet, afgeroomde melk en gesnipperde koeienuiers. Hij noemde het vanwege de glans ‘margarine’, naar het Griekse woord voor parel.

De scheikundige had pech. In 1870-1871 slokte de Frans-Duitse oorlog alle aandacht op. Napoleon III leed een nederlaag en werd verdreven. Het patent voor margarine was te koop voor een goede bieder. Jurgens kwam het dankzij een tipgever te weten en wist toe te slaan. Nog in 1871 begon het bedrijf in Oss met de margarineproductie.     

NSB tegen ‘margarine-Joden’

De Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) trok in de jaren dertig en tijdens de Duitse bezetting graag van leer tegen margarine. Op geraffineerde wijze maakte de partij van Anton Mussert gebruik van de nog steeds bestaande bedenkingen bij het product, antisemitische sentimenten en gevoelens van miskenning bij de boeren. Vaderlandse melk verdween tegen afbraakprijzen naar het buitenland, terwijl Nederlanders miljoenen kilo’s aan margarine kregen te eten, beweerden de NSB-leiders. Het waren volgens hen uitwassen van het kapitalisme: ‘margarine-Joden’ konden zo op schaamteloze wijze hun zakken vullen. Onder het nationaal-socialisme zou zoiets niet gebeuren. In 1939 diende de NSB in de Tweede Kamer ook een motie in om Nederlandse soldaten boter te verstrekken in plaats van margarine.

Op een spotprent van de NSB legt een Joodse vrouw, die de margarine-industrie voorstelt, de zweep over een boer.
Op een spotprent van de NSB legt een Joodse vrouw, die de margarine-industrie voorstelt, de zweep over een boer.

Het product riep zeker in de eerste jaren de nodige weerstand op. Kunstmatig betekende voor veel mensen tweede of derde keus. Echte boter gold als een stuk voedzamer. Fabrikanten zouden volgens hardnekkige indianenverhalen de goorste ingrediënten gebruiken: putjesvet, urine, wormen en gemalen botten van dolle honden. Het eten van margarine kon volgens volksmythes haaruitval, diarree en zelfs kindersterfte veroorzaken.

Margarine zou haaruitval, diarree en kindersterfte veroorzaken

Boerenwantrouwen zorgde eveneens voor tegenwerking. Margarine was aanvankelijk wit. Een uitvinding van de Venlose apotheker Lodewijk van der Grinten maakte dat het mogelijk werd om het te kleuren. Het betekende niet alleen de start van het succesvolle bedrijf Océ van der Grinten, maar bood de margarinevijandige boerenstand ook mogelijkheden. In sommige landen wisten de agrariërs af te dwingen dat de kunstboter alleen in afschrikwekkende kleuren, zoals blauw, op de markt mocht komen.

Gewenning, marketing en hartstochtelijke pleidooien van de ondernemers maakten dat de weerstand op den duur afnam. Al ging dat in sommige landen sneller dan elders. Engeland werd al snel de grootste afnemer van butterine. Nederland stribbelde langer tegen.

Irritaties over en weer

Met eigen en vreemd vermogen breidden Jurgens en Van den Bergh hun activiteiten uit, kochten ze concurrerende bedrijven op en sloegen ze hun vleugels steeds meer uit richting andere Europese landen. Toen de Duitse rijkskanselier Otto von Bismarck eind jaren tachtig van de negentiende eeuw een importheffing op margarine oplegde, begon zowel Van den Bergh als Jurgens vlak over de Duitse grens zijn eerste buitenlandse fabriek. Er zouden er vele volgen.

De betalingen bleven ondertussen zeer matig. Met stukloon werden prestaties opgejaagd. ‘Ge was net een mechanisch mens,’ klaagde een van de arbeiders later terugkijkend. Margarine ging aanvankelijk vooral in vaten naar de afnemers, maar Jurgens introduceerde ook het in gebruikershoeveelheden verpakte merk Solo. Voor het verpakken schakelde het bedrijf vooral jonge jongens in – die waren niet zelden onder de leerplichtige leeftijd.  

Inpakhal in de margarinefabriek van Jurgens, 1910.
Inpakhal in de margarinefabriek van Jurgens, 1910.

De ondernemersfamilies zagen ondertussen hun vermogens en bezittingen groeien. In Oss bouwden ze imposante villa’s aan de Molenstraat, tussen het station en het centrum. Later verhuisden ze naar landhuizen elders.

Leden van de katholieke familie Jurgens hadden zitting in de Osse gemeenteraad en hadden goede contacten met de kerk, die ze financieel flink steunden. De Joodse Van den Berghs bleven meer buitenstaanders. In interne correspondentie van de Jurgensen werden ze nog lang aangeduid als ‘de Jood’ of ‘de Joden’. Veel inwoners van de stad deden niet anders.

Het zat de Van den Berghs ook zakelijk in de weg. De concurrent kreeg simpelweg meer gedaan. Toen een voorstel voor de aanleg van een kanaal tussen de Maas en het treinstation in Oss dat de plaatselijke industrie beter bereikbaar zou maken, werd afgeschoten, was dat voor hen de druppel. De raad koos namelijk voor een alternatief tracé, dat de boten tot voor de deur bij Jurgens bracht.

De Van den Berghs heetten ‘de Joden’

De Van den Berghs stemden met hun voeten. In 1891 verplaatsten ze hun bedrijf naar het minder kleinsteedse en prima ontsloten Rotterdam. Vooral Joodse werknemers verhuisden mee. Bij Jurgens werden ze niet aangenomen. In Oss leidde het vertrek van de firma Van den Bergh tot een economische dip en een piek in de misdaadcijfers. De verbinding tussen Oss en de Maas, het Burgemeester Delenkanaal, kwam er pas in 1963 en liep niet tot in het centrum, maar tot op een nieuw industrieterrein aan de noordkant van de stad.

Aan het begin van de twintigste eeuw stonden de twee bedrijven onder leiding van representanten van de tweede generatie: de wilskrachtige, vastbesloten zakenman Anton Jurgens met paarden als grote hobby en de nerveuze, impulsievere Sam van den Bergh met een levendige belangstelling voor boeken en archeologie. De laatste nam het initiatief om ondanks alle concurrentie en zorgvuldig gecultiveerde animositeit te gaan praten over een mogelijke samenwerking. De bedrijven kwamen in 1913 tot afspraken over het delen van meeropbrengsten, maar snel ontstonden alweer irritaties waardoor het misliep.

Megafusie

De margarinemannen bleven elkaar steeds dwarszitten, bijvoorbeeld in de moeilijke jaren tijdens de Eerste Wereldoorlog. Ze botsten in de hele productieketen met elkaar. Zo namen beide ondernemingen belangen in de winning van grondstoffen, zoals palmolie. Ook probeerden ze het directe contact met de klanten te beheersen. Jurgens nam grote aandelenbelangen in de kruideniersbedrijven van De Gruyter en Albert Heijn. Ook kochten Van den Bergh en Jurgens andere levensmiddelenbedrijven in binnen- en buitenland op.

Begin jaren twintig wisten de twee kemphanen het weer eens te worden over een winstpool. Ze verbonden zich aan elkaar voor twee decennia, maar na twee jaar liep het opnieuw uit op ruzie en eindeloze juristerij.

Reclame voor Blue Band in de  jaren vijftig. Het merk uit 1923  bestaat nog steeds
Reclame voor Blue Band in de jaren vijftig.

‘Koopt heden Blue Band’

Zowel Jurgens als Van Den Bergh stopte al vroeg veel geld in reclame. Hoogtepunt vormde de marketingcampagne rond de Nederlandse introductie van het merk Blue Band in 1923 met zelfs reclamevliegtuigen. In advertenties werd een kaart van het land van het herkenbare blauwe lint voorzien. Daaronder stond de tekst: ‘Na ons geweldig succes in Engeland en België komt Holland aan de beurt. Nu wordt ook Holland ‘geblueband’.’ Geprezen werden onder meer de ‘ideale samenstelling’, ‘de hygiënische bereiding’ en ‘de lage prijs’.

Een lachend meisje met een blauw lint om haar hoed was het gezicht van de campagne. Van den Bergh, het bedrijf achter merk, was bereid de voorloper van de PTT 21.000 gulden te betalen voor stempels op poststukken met de tekst ‘Koopt heden Blue Band versch gekarnd’. Dat gebeurde maar even. Twee zuivelfabrieken spanden een kort geding aan wegens misleiding, omdat margarine werd voorgesteld als boter. Ze wonnen.

Ondertussen raakte Jurgens in opspraak. Hij zou geen open kaart spelen tegen de eigen aandeelhouders en zijn eigen financiële positie rooskleuriger voorspiegelen dan de werkelijkheid rechtvaardigde.

Bij een nieuwe toenaderingspoging in de tweede helft van de jaren twintig nam Jurgens het voortouw. Het wantrouwen bestond nog steeds. Beide bedrijven vluchtten in cynisme, bijvoorbeeld door de tegenpartij weinig gemeend te beschrijven als ‘onze vrienden’. Overleggen liepen geregeld spaak. ‘Als de heren weer eens briesend de vergadertafel hadden verlaten, moesten de jongeren een verzoening zien te bereiken,’ herinnerde een van de jeugdigere deelnemers aan de besprekingen zich later.

Uiteindelijk raakte ook Van den Bergh overtuigd van de voordelen van samenwerking, een fusie zelfs. Het hele proces van grondstoffen naar eindproduct zou efficiënter worden. Van alles kon worden samengevoegd: kantoren, merken, marketing. In 1927 werd wat de pers omschreef als ‘de vrede van Oss’ getekend: de twee ondernemingen gingen samen in de NV Margarine Unie.

Met de komst van dat bedrijf leek het vertrek van Jurgens uit Oss aanstaande. In 1928 vertrokken de eerste onderdelen van de onderneming inderdaad naar Rotterdam. Daarna ging het snel. Op 30 maart 1929 staakte Jurgens de laatste bedrijfsactiviteiten in Oss, waar op het laatst 800 man aan het werk waren. De fabrieken in het hart van de stad, onmiddellijk tegenover de Grote Kerk, kwamen leeg te staan. De ellende voor de arbeiders werd groter toen eind oktober een crash op de beurs van New York de wereld in een ongekende economische crisis stortte. Het droeg bij aan een nieuwe misdaadgolf, die van ‘de Bende van Oss’ en ‘Osse messentrekkers’ nationaal bekende begrippen maakte.

Het vertrek van Jurgens droeg bij aan een misdaadgolf in Oss

In de leiding van het Jurgens-concern waren rond het vertrek uit Oss de geesten al rijp voor weer een nieuwe, nog grotere samenwerking. Daarvoor viel het oog op een Britse partner,  Lever Brothers Ltd., een van de grootste zeepfabrikanten ter wereld en ook actief in de productie en verkoop van levensmiddelen. Het grootste probleem was om de Van den Berghs te overtuigen. Langzaam maar zeker accepteerden die dat een leiding met familievennoten steeds minder berekend was op de eisen die de uitdijende bedrijvigheid aan management stelden. Sam van den Bergh trok de andere directieleden over de streep: ‘Jullie moeten akkoord gaan. Dit wordt een wereldzaak.’

Op 2 september 1929 werd een van de grootste bedrijvenfusies ooit een feit. Een wereldzaak werd het, al zorgde de crisis van de jaren dertig ook hier voor moeilijkheden. In de naoorlogse supermarkten ontbraken de Unilever-producten in geen enkele winkelgang: van boter- en margarinemerken, zoals Becel en Blue Band, en zepen, zoals Zwitsal en Dove, tot heel andere waar van Ola, Calvé en Unox tot Lipton.

Unilever zou lang een Nederlands-Brits concern blijven. Dat veranderde een aantal jaren geleden. Strevend naar één hoofdkantoor koos Unilever in eerste instantie voor Rotterdam, ook vanwege het vooruitzicht dat Nederland de dividendbelasting zou afschaffen. Maar na verzet uit Londen en handhaving van de dividendbelasting in Nederland, verhuisde het hoofdkantoor in 2020 toch naar de Britse hoofdstad.

Meer weten

  • Anton Jurgens Hzn (2006) door F.J.M. van de Ven portretteert de man die vanaf 1888 het gelijknamige bedrijf grootmaakte.
  • ‘Steeds voor alle arbeiders aanspreekbaar.’ Sam van den Bergh (2016) door Pim Reinders beschrijft een van de vier ‘margarinebroers’.
  • De aartsvaders (1993) van Wim Wennekes behandelt de levens van zestien ondernemers, onder wie Anton Jurgens en Sam van den Bergh.

Openingsafbeelding: Arbeiders van Jurgens poseren stoer met de bedrijfsvrachtwagen, 1920. Bron: Spaarnestad Photo.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 12 - 2023