Home De bende van Oss

De bende van Oss

  • Gepubliceerd op: 27 mei 2015
  • Laatste update 10 nov 2023
  • Auteur:
    Paul van der Steen
  • 12 minuten leestijd
Filmscène uit 'De bende van Oss'

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot HN Actueel? U bent al lid vanaf €1,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

In de jaren dertig brachten marechaussees in Oss het ene na het andere misdrijf aan het licht. Toch trok de minister van Justitie de opsporingsbevoegdheid van deze dienders in. Daarmee was een nationale rel rond de bende van Oss geboren.

De voorzitter van de Tweede Kamer had NSB-volksvertegenwoordiger Meinoud Rost van Tonningen tijdens het debat op 1 maart 1939 al een paar keer gewaarschuwd. Hij moest zijn toon matigen, anders zou de preses ingrijpen. De nationaal-socialist hekelde de katholieke minister van Justitie Carel Goseling (RKSP), die volgens hem ‘staaltjes van grove zedeloosheid’ duldde en onbestraft liet. Goseling had de opsporingsbevoegdheid van de marechausseebrigade in Oss ingetrokken, omdat die te eigenmachtig zou opereren.

Meer historische context bij het nieuws? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

De NSB’er vermoedde andere motieven. De dienders waren seksueel-misbruikzaken op het spoor en twee Osse pastoors behoorden tot de verdachten. Wilde Goseling niet gewoon de rooms-katholieke kerk beschermen? Rost van Tonningen had het even later over ‘afgevaardigden, die met Christus op de lippen Gods wetten schenden’. Nu was de maat echt vol voor de Kamervoorzitter. Hij ontnam de NSB’er het woord, schorste de vergadering en liet het Kamerlid uit de zaal verwijderen.

Daarbij liep de zaak on-Nederlands uit de hand. Rost van Tonningen weigerde te gaan, en vooral in de bankjes van de Rooms-Katholieke Staatspartij lieten Kamerleden zich horen. ‘Eruit, eruit!’ klonk het. Volksvertegenwoordigers van NSB, RKSP en SDAP vlogen elkaar in de haren. Een kamerbewaarder kreeg een vuistslag te verwerken die waarschijnlijk voor Rost van Tonningen was bedoeld. Een van de bodes klom op een tafel en sprong van daaraf op de nationaal-socialist Henk Woudenberg. Uiteindelijk werd zowel Woudenberg als Rost van Tonningen verwijderd.

Politieke implicaties

De taferelen van 1 maart 1939 waren ongekend voor de Tweede Kamer. De politieke implicaties van de zaak over de bende van Oss waren echter nog veel groter. Uit de naweeën van een misdaadgolf in een Brabants provincieplaatsje kwam een nationale kwestie voort.

De misdaad greep om zich heen: 24 mensen kwamen om door moord en doodslag

Oss, dat tussen Den Bosch en Nijmegen ligt, was in de tweede helft van de negentiende eeuw in rap tempo uitgegroeid van een onbetekenend stadje tot een centrum van industriële bedrijvigheid. De fabriekshallen stonden er recht tegenover de kerk. De belangrijkste bedrijven waren vleesverwerker Van Zwanenberg en de margarinefabrieken van Jurgens en van Van den Bergh.

Toen de fabriek van Van den Bergh in 1891 dichtging, ontstond een economische dip en nam de criminaliteit toe. Spraakmakend was de dodelijke hinderlaag waar wachtmeester Geerard Hoekman op Palmzondag 1893 in terechtkwam. Deze commandant van de plaatselijke marechausseebrigade, een rechtlijnige Zeeuwse protestant, was gehaat in het stadje met wat buigzamere katholieke mores.

Aanvankelijk wilde het niet vlotten met het moordonderzoek. De doorbraak kwam twee weken na de teraardebestelling van Hoekman, toen op het kerkhof grafschennis werd ontdekt. Het deksel van de kist van de wachtmeester was geforceerd. Een krans bleek besmeurd met menselijke uitwerpselen. Het vermoeden bestond dat de daders waren gestoord tijdens hun nachtelijke werkzaamheden.

Filmposter Bende van Oss
Filmposter van De bende van Oss

In de stad deed al snel het gerucht de ronde dat het plan was geweest om het stoffelijk overschot in drie stukken te snijden. De delen zouden worden neergelegd op de stoep van de fabrikant Jurgens, de pastorie van de deken en de marechausseekazerne – vertegenwoordigers van de economische, geestelijke en wereldlijke macht.

De schokkende ontheiliging van een graf en de speculaties maakten dat mensen gingen praten. Uiteindelijk werden vier verdachten voor het gerecht gebracht en tot gevangenisstraffen variërend van tien jaar tot levenslang veroordeeld.

Na de moord op Hoekman kreeg Oss meer politie en marechaussee. Die versterking en een verbetering van de plaatselijke economie zorgden ervoor dat de rust terugkeerde. In de decennia die volgden weken de misdaadcijfers van het stadje niet noemenswaardig af van die van plaatsen van vergelijkbare grootte.

Maar vanaf het midden van de jaren twintig van de twintigste eeuw nam de criminaliteit in Oss weer toe. De situatie verergerde na 1929. Het stadje, met inmiddels zo’n 15.000 inwoners, kreeg een dubbele klap te verwerken: die van de economische wereldcrisis en die van het vertrek van margarinefabrikant Jurgens, die in Rotterdam meer groeimogelijkheden zag. Alleen al dit vertrek zette zo’n zevenhonderd werknemers op straat.

‘De bende van Oss’

De misdaad greep om zich heen in Oss. Tussen 1924 en 1935 kwamen in de regio 24 mensen om door moord en doodslag. Er waren ook veel kleinere misdrijven: kippendiefstallen, inbraken, overvallen en oplichting van verzekeraars. Media bliezen de zaak nog verder op. Zelfs in het buitenland werd erover geschreven. Paris-Soir had het over ‘bloed over de tulpen’, hoewel in Oss en omgeving geen bollenveld te vinden was. Nederlandse kranten beschreven het stadje als ‘het Chicago van het Zuiden’. Ook de betiteling ‘donker Oss’ raakte in zwang. De bijnamen van verdachten als ‘Toon de Soep’, ‘Trien de Snol’ en ‘De Spekkoek’ gaven de gebeurtenissen een extra exotisch karakter.

Ten onrechte werd gesproken van ‘de bende van Oss’. Dat suggereerde een wijdvertakt netwerk. Zo’n bijna maffia-achtige organisatie als de bende van Oss heeft echter nooit bestaan. Veel misdaden waren wel te herleiden tot een beperkt aantal families. Van een vaste hiërarchie, taakverdelingen en masterplannen was echter geen sprake. Kongsi’s en ideeën voor misdaden ontstonden meestal spontaan.

Eén bijna Italiaanse aandoende, stilzwijgende afspraak gold wel: praten tegen de autoriteiten deed je niet. Die Osse omertà frustreerde lange tijd alle onderzoeken. Maar toen de marechaussee in 1934 na een geruchtmakende roofmoord bressen wist te slaan in de muur van zwijgzaamheid, ging het snel. Binnen een jaar waren driehonderd zaken opgelost en werden tachtig verdachten berecht.

De Osse marechausseebrigade werd overladen met lof en door koningin Wilhelmina persoonlijk onderscheiden. Osse bestuurders zoals burgemeester Ploegmakers en de plaatselijke politie vonden alle eerbetonen nogal eenzijdig. Met hun houding voedden ze het wantrouwen tegen de brigade die bestond uit mannen van boven de rivieren, die speciaal waren ingeschakeld om de criminaliteitsgolf aan te pakken. Toen de marechaussee haar onderzoeksterrein ook nog eens verlegde naar de plaatselijke elite, groeiden de spanningen.

Geruchtmakend was de zaak tegen Maurits ‘Mau’ van Zwanenberg, een van de directeuren van Organon. Dit farmaceutische bedrijf stond in Oss bekend als een soort Sodom en Gomorra. ‘Hoerganon,’ zeiden de mensen ook wel. Meneer Van Zwanenberg zelf droeg daar in belangrijke mate aan bij. Vrouwelijk fabriekspersoneel moest de baas ook op diens persoonlijke kantoor ter wille zijn. Minderjarige meisjes hoorden bij zijn doelgroep.

Toen de marechaussee de zaak onderzocht, bleek dat velen niet wilden praten. Maar na enige tijd waren er genoeg verdenkingen om Van Zwanenberg aan te houden. De industrieel praatte vrijwel direct. Hij vertelde dat hij al twaalf jaar geen gemeenschap meer had gehad met zijn ziekelijke vrouw. De losse sfeer op de fabriek en een relatie met het hoofd van de verpakkingsafdeling hadden Van Zwanenbergs hoofd op hol doen slaan. Zij had hem laten kennismaken met orale seks. Dezelfde vrouw was later jonge meisjes die onder haar werkten gaan ‘regelen’. In ruil voor hun diensten kregen ze vaak een aardig extraatje en werden zelfs nog geholpen bij het zoeken naar een bestaan buiten het bedrijf. Meisjes die zwanger raakten, werden aan een man geholpen die zich dan verzekerd wist van een baan bij Organon.

Bij al dit vergoelijken trok Van Zwanenberg toch ook zelf het boetekleed aan. Hij had zich als een schooier gedragen, zei hij tijdens de verhoren. De val van de ondernemer was hard. Hij sneed kort na zijn aanhouding zijn polsen door om een einde aan zijn leven te maken, maar de suïcide mislukte. Van Zwanenberg werd veroordeeld tot tweeënhalf jaar gevangenisstraf.

‘Oss is een voorproefje van de katholieke dictatuur die zal volgen’

De grotendeels uit protestanten bestaande marechausseebrigade keek ook naar de katholieke geestelijken Johannes Vissers en Felix Bloem. Ze waren de bouwpastoors van de Gerardus Majellakerk aan de oostkant van de stad en de Heilig Hartkerk aan de westkant. Vissers zou volgens de verhalen van de herenliefde zijn en zich ook regelmatig vergrijpen aan jongetjes. Zijn naam dook al op tijdens het onderzoek naar de misdaadgolf enkele jaren eerder, maar toen hadden de dienders bij een overvloed aan ander werk niet kunnen doorpakken. Bloem had de naam meer dan alleen gecharmeerd te zijn van jonge meisjes en zou die ook rekruteren voor de fabriek van Organon.

Tot in Den Haag werden getuigen verhoord. Maar zaken die wellicht nog stand hadden kunnen houden, bleken te zijn verjaard. Bij actuelere kwesties was de bewijslast, mede door gebrek aan getuigen die wilden praten, te dun.

Ondertussen groeide de weerstand tegen de Osse marechaussee, die steeds meer zaken aanpakte. Op 1 april 1938 werd op het hoogste niveau ingegrepen. De katholieke minister van Justitie Carel Goseling ontnam de brigade haar opsporingsbevoegdheid. Die zou bij diverse opsporingsonderzoeken bedenkelijke methoden hebben toegepast.

Toen het nieuws twee dagen later bekend werd, reageerden de media geschokt. ‘Marechaussee te Oss aan de dijk gezet,’ kopte De Telegraaf. Het Algemeen Handelsblad vroeg zich af of de marechaussee echt wel ‘zijn boekje zo ver te buiten was gegaan dat deze diepschokkende maatregelen noodzakelijk waren’. In het Nationale Dagblad, partijorgaan van de NSB, kende Rost van Tonningen geen twijfel: ‘Oss is een voorproefje van de katholieke dictatuur die zal volgen.’

Nationaal-socialisten en fascisten beperkten zich niet tot antipapisme, maar lieten zich in hun reacties ook van hun antisemitische kant zien. Met name het Zwart Front van Arnold Meyer vergrootte de rol van de Joodse Mau van Zwanenberg uit. Andere politieke partijen lieten dit aspect buiten beschouwing, maar vermoedden wel roomse vriendjespolitiek en klassenjustitie. Samen met al bestaande politieke spanningen en de in eerste instantie wat luchthartige reactie van Goseling op alle commotie zorgde dit voor een giftige cocktail, die de spanningen rond het Binnenhof gevaarlijk liet oplopen. Daarbij kwam dat de marechaussee nog altijd veel krediet had door de rol bij het oplossen van de belangrijkste Osse misdaadzaken enkele jaren eerder.

De oppositie stelde aanvankelijk voor een parlementaire enquête te houden over de kwestie. Dat vonden de regeringsfracties een veel te zwaar middel. Voor een onderzoekscommissie bestaande uit vijf Tweede Kamerleden die een nota van de Justitie-minister over de kwestie tegen het licht moest houden bleek wel een meerderheid te vinden. In juni 1939 lag er een rapport, dat constateerde dat Goseling de door hem genomen maatregel niet goed kon rechtvaardigen. Hij had te veel vertrouwd op zijn secretaris-generaal en een bevriende Bossche procureur-generaal, beiden ook van katholieken huize.

De Kamer debatteerde vier dagen met de bewindsman over het rapport van de onderzoekscommissie. Aan het einde werden de harde conclusies van dat gezelschap overgenomen. Alleen de RKSP distantieerde zich ervan. Het was zeer de vraag of Goseling nu kon aanblijven, maar die kwam niet eens meer aan de vraag toe. In het door premier Hendrik Colijn geleide confessionele kabinet waren al eerder grote problemen gerezen over de nieuwe begroting. De katholieken wilden meer geld, met name voor de bestrijding van de jeugdwerkloosheid. De andere partijen wilden daar alleen mee instemmen als er bezuinigingen tegenover stonden. Een dag na de laatste debatdag over de zaak-Oss leidde dit meningsverschil tot een breuk. Ook Goseling werd daarmee automatisch demissionair.

Veel agenten en marechaussees uit Oss kozen de kant van de NSB

Tijdens de bezettingsjaren stierven burgemeester Ploegmakers en pastoor Bloem een natuurlijke dood. Oud-minister Goseling had met de kwestie rond de marechaussee in Noordoost-Brabant al zijn politieke doodvonnis getekend, maar het werd nog erger. Toen de Duitsers op zoek gingen naar prominente Nederlanders om in gijzeling te nemen, speurden ze ook naar een gewissen Herrn Oss. Ze bedoelden Goseling. Met anderen, onder wie de latere premier Willem Drees, werd hij geïnterneerd in het concentratiekamp Buchenwald. Daar overleed hij in 1941 aan een longontsteking. Mau van Zwanenberg kwam om in het Duitse vernietigingskamp Auschwitz-Birkenau.

Een aanzienlijk deel van de agenten en marechaussees uit Oss koos voor en na mei 1940 de kant van de NSB. Een enkeling kwam daar al snel weer op terug. Wachtmeester De Gier, aanvankelijk nationaal-socialist, was in de laatste jaren actief in het verzet. Hij verklaarde na de bevrijding dat zijn aanvankelijke misstap was ingegeven door ‘de geruchtmakende zaak-Oss, welke zaak in moreel opzicht op mijn physieke gesteldheid had geknaagd’. De fout werd hem vergeven; De Gier kon na de oorlog in functie blijven.

Pastoor Vissers overleefde de oorlog. Hij stierf in 1949 in het harnas. Tijdens de Goede Vrijdagviering in 1949 viel hij dood neer op het altaar van zijn kerk.

Veroordeelde leden van de Bende van Oss

De veroordeelde criminelen zaten hun straf uit en keerden in de meeste gevallen na hun vrijlating niet meer naar Oss terug. Iemand als ‘de jonge Toon de Soep’ deed dat wel en leidde een eerzaam bestaan als portier bij de tapijtfabriek Bergoss. In diverse naoorlogse wijken kregen straten en lanen de naam van hoofdrolspelers in de zaak van toen: Goseling, burgemeester Ploegmakers en de pastoors Bloem en Vissers.

In crimineel opzicht onderscheidde de uitdijende stad zich niet meer van andere plaatsen. In de jaren tachtig droeg een kleurenbijlage van Vrij Nederland een titel die weinigen een halve eeuw eerder voor mogelijk hadden gehouden: ‘Oss, de saaiste stad van Nederland.’

Toch werkte het stigma van de jaren dertig lang door. Bijna had het Nederlands elftal het EK Voetbal van 1988 gemist. Diskwalificatie dreigde nadat tijdens een interland tegen Cyprus een bommetje naar de keeper van de Cyprioten was gegooid. De dader was een jonge Ossenaar – reden voor de media om het misdaadverleden maar weer eens op te rakelen, zoals ook na een aantal moorden in de stad rond het jaar 2000 gebeurde. Tot op de dag van vandaag leven oude rijmpjes als ‘In Oss zitten de messen los’ voort en worden Ossenaren soms nog geregeld weggezet als ‘messentrekkers’.

Meer weten

  • De affaire-Oss. Van lokaal conflict tot nationale rel (2001) van politiehistoricus Jos Smeets biedt een uitstekend overzicht. Tegelijk met de speelfilm De bende van Oss  verscheen De bende van Oss. Het ware verhaal van journalist/schrijver Martin Schouten. Het is een bewerkte heruitgave van zijn eerdere boek De zaak Oss (1982).
  • Leo Hoeks en Gerard Rooijakkers lieten ten tijde van de filmrelease het boek De bende van Oss. Sabel tegen mes verschijnen. Het biedt een beknopte samenvatting van de gebeurtenissen, gecombineerd met historisch beeldmateriaal en foto’s uit de film.
  • In diverse biografieën komt de zaak-Oss vanuit verschillende gezichtspunten aan de orde: Schipper naast God. Hendrikus Colijn 1869-1944 (2004) van Herman Langeveld en Het spoor terug. J.B. Charles/W.H. Nagel 1910-1983 van Kees Schuyt.
  • De roman De hormoonfabriek (2012) van Saskia Goldschmidt is geënt op de wederwaardigheden van de gebroeders Van Zwanenberg en hun firma Organon.