In 1949 versloegen de Chinese communisten na een vier jaar durende bloedige burgeroorlog de nationalisten. Na deze “bevrijding”, zoals de communisten het noemden, begon een lange periode van geweld en terreur tegen de eigen bevolking. Maar de contrarevolutionairen waar Mao tegen vocht, creëerde hij, door deze keiharde onderdrukking, uiteindelijk zelf. In De tragiek van de bevrijding beschrijft Frank Dikötter, hoogleraar aan de universiteit van Hong Kong, de geschiedenis van de Chinese Revolutie. ‘De boeren waren vanaf het begin al de grootste verliezers.’
Tijdens de burgeroorlog pleegden de communisten gruwelijke wandaden tegen de eigen bevolking, ook in de veroverde gebieden in het noorden zoals Mantsjoerije. De partij bleef toch groeien, hoe valt die groei te verklaren?
‘In de “bevrijde” gebieden begon vanaf 1947 de landhervorming. Het draaide echter niet om de herverdeling van het land onder de boerenbevolking, maar om het uitlichten van een kleine groep zogenaamde landheren.
Na het “bevrijden” van een gebied kregen alle inwoners een klasse toebedeeld. Bijvoorbeeld revolutionair, boer, arbeider of landheer. De meeste klassen waren uit de Sovjet-Unie gekopieerd en bestonden niet in China. Een “landheer” of “rijke boer” had vaak niet veel meer dan een “gewone boer”. Marx zei dat het bestaan van klassen tot strijd leidde, in China was er eerst strijd en toen ontstonden de klassen.
In tegenstelling tot Stalin liet Mao deze doelwitten door de bevolking uitschakelen. Zo had iedereen bloed aan zijn handen en was het onmogelijk om terug te keren naar de oude orde. Het bezit van de vermoorde “landheren” werd verdeeld. Mensen kregen een ploeg, meubilair of land. Wanneer je had meegedaan aan de moordpartijen en ervan geprofiteerd had kon je niet meer terug, je was deel van de partij. Er ontstond een met bloed verzegeld pact tussen de partij en de bevolking.’
Het klassensysteem was dus verzonnen, maar toch werden de “landheren” door dorpsgenoten doodgeslagen, onthoofd of verbrand. Waarom geloofden de mensen in klassen die niet bestonden?
‘Ze geloofden er niet in. De moordpartijen vonden niet van de een op de andere dag plaats, het kon jaren duren voor het zover kwam. Na de bevrijding van een dorp stationeerde de communisten een werkteam om de verhoudingen te verkennen. Ze papten aan met de allerarmsten, die geneigd waren hen te steunen.
De werkteams ontdekten onderhuidse ergernissen en conflicten en zetten die om in “klassenhaat”. De “landheren” werden geïsoleerd, opgepakt door een militie en onderworpen aan publieke vernederingen waarbij ze werden beschuldigd van verraad of uitbuiting. Daarna werden ze gelyncht of geëxecuteerd.
Je kon je niet zomaar afzijdig houden. Je kon beschuldigd worden van het in bescherming nemen van kapitalisten en zelf doelwit worden. Dan was er nog de materiële prikkel. Deelnemers kregen een deel van het bezit van de slachtoffers. Het was een combinatie van grondwerk, dwang en hebberigheid.’
Mao zei dat hij de boerenbevolking wilde verheffen, maar het platteland veranderde langzamerhand in een stortplaats voor ongewenste elementen uit de grote steden zoals daklozen en gedemobiliseerde soldaten. Vanwaar deze dubbelhartigheid?
‘In de propaganda heeft hij het wel over de boerenrevolutie, maar de boeren waren vanaf het begin al de grootste verliezers van de revolutie.
Tijdens de landhervorming was precies opgemeten hoeveel land iedereen bezat, dat had nog geen enkele regering ooit gedaan. De boeren betaalden dus veel meer belasting dan onder de nationalisten. Later moesten de boeren hun gereedschap en lastdieren delen en verplicht in teams werken. Het land dat ze hadden gekregen werd eigendom van de staat, hun gereedschap was van het collectief en ze moesten hun graan aan de staat verkopen tegen een vaste prijs.
In 1956 was het merendeel van de boeren een gebonden dienstknecht. Ze hadden geen enkele macht. Het feodalisme waar de communisten tegen streden werd door hen zelf gecreëerd.’
De Sovjet-Unie was het grote voorbeeld voor China. Op school werd de kinderen Russisch geleerd. Hoe keken de Russische leiders tegen de Chinezen aan?
‘Ze keken op ze neer, ze vonden het vreemde, kleine mensen. De vele Russische adviseurs, die hielpen met de staatsinrichting, bleven in hun enclaves en mengden zich zo min mogelijk met de Chinese bevolking. Ze gedroegen zich als imperialisten die de achterlijke bevolking uit zijn miserabele bestaan trok.
De idealisering van de Sovjet-Unie was pure propaganda. De Chinezen hadden net zo goed een hekel aan de Russen. Ze vonden ze raar, paternalistisch en geen echte communisten, maar ze waren tot elkaar veroordeeld.’
Mao voerde een constante strijd tegen de contrarevolutionairen. Bestonden die wel echt?
‘Ik dacht eerst dat het propaganda en paranoia was, maar tijdens het onderzoek voor mijn nieuwe boek over de Culturele Revolutie ontdekte ik dat de contrarevolutionairen wel degelijk bestonden. Veel mensen accepteerden het regime tot hen iets werd aangedaan. Een familielid werd vermoord, een dochter werd verkracht of ze moesten hun bezit delen met het collectief. Zo ontstonden de contrarevolutionairen.
In de jaren vijftig zijn er enorme opstanden geweest. Ze waren volgens mij directe aanleiding voor de Grote Terreur. Mao creëerde telkens letterlijk zijn eigen demonen, de klassenmaatschappij, het feodalisme en ook de contrarevolutionairen.’