D66 staat het liefst met een paars kabinet op het bordes, maar de VVD ziet een samenwerking met sociaal-democraten niet zitten. Hoogleraar Klaartje Peters schreef in haar boek Een doodgewoon kabinet over eerdere paarse kabinetten. ‘Politici gaan zo’n samenwerking alleen aan als het echt moet.’
De eerste paarse coalitie tussen het liberale blauw van de VVD en sociaaldemocratische rood van de PvdA kwam in 1994 tot stand. Decennialang was het CDA de grootste partij geweest en daardoor steeds onderdeel van de regering. Maar bij de verkiezingen van 3 mei 1994 kantelde het politieke landschap: de PvdA werd ondanks zetelverlies de grootste, het CDA zakte naar de tweede plek en de VVD en D66 boekten winst. Daardoor was het CDA voor het eerst in lange tijd niet vanzelfsprekend aan zet bij de coalitievorming.
‘Paars was een reactie op de wens om het eens zonder het CDA te proberen,’ vertelt Peters. ‘In de kabinetten voor 1994 nam het CDA elke keer de VVD of de PvdA mee, maar uiteindelijk domineerde het CDA die coalitiepartij zodanig dat die verzwakt uit het kabinet kwam. Er was weerstand ontstaan, en dat hielp D66 zijn wens voor een paars kabinet te realiseren.’
Stroeve formatie van een paars kabinet
De totstandkoming van het eerste paarse kabinet verliep moeizaam. Drie informateurs van D66, PvdA en VVD onderzochten de mogelijkheden, maar bezuinigingen op de sociale zekerheid bleken een struikelblok. Na zes weken verliet de VVD de onderhandelingen. Informateur Herman Tjeenk Willink kreeg de opdracht opnieuw te verkennen, waarna tot verrassing van velen PvdA-leider Wim Kok door koningin Beatrix tot nieuwe informateur werd benoemd met de opdracht een conceptregeerakkoord te schrijven. Na onderhandelingen moest Kok kiezen tussen een coalitie met D66 en CDA of D66 en VVD. Het werd de laatste, paarse, optie.
‘Het gevoel dat de almacht van het CDA doorbroken moest worden speelde mee,’ zegt Peters. ‘Maar dat het uiteindelijk is gelukt, had meer te maken met de attitude van het CDA dan met D66. De partij van Hans van Mierlo wilde de paarse samenwerking heel graag, dat wist iedereen. Maar het CDA maakte het zichzelf onmogelijk door het slechte leiderschap van Eelco Brinkman en ruzie in de campagne. Wim Kok kon daardoor niet opnieuw met de christendemocraten in zee gaan, hoewel dat zijn voorkeur had.’
Twijfels over Paars
Niet iedereen was enthousiast over de paarse samenwerking. Zowel binnen de VVD als de PvdA heerste verdeeldheid. ‘Bij beide partijen zaten mensen die echt tegen waren, maar ook overtuigde voorstanders, van wie sommigen achteraf het succes graag naar zichzelf toetrokken,’ zegt Peters.
Hoe de Nederlandse kiezers erover dachten is lastig vast te stellen. ‘Inhoudelijk zou je kunnen betogen dat Nederland op sommige terreinen wel toe was aan paars, vooral bij immateriële dossiers zoals euthanasie en het homohuwelijk. De politiek was bij die onderwerpen wat conservatiever dan de bevolking. Maar ik denk niet dat veel Nederlanders echt stonden te springen om paars.’
CDA sprak van een antireligieuze agenda
Op het eerste paarse kabinet volgde in 1998 een tweede: kabinet Kok-II. Zijn kabinetten brachten een aantal ingrijpende veranderingen. In 2000 werd een nieuwe wet rond euthanasie aangenomen waarmee artsen die op verzoek een leven beëindigen of helpen bij zelfdoding niet strafbaar zijn, mits ze de wettelijke regels volgen. Een jaar later werd het homohuwelijk gelegaliseerd, en werd er een wet aangenomen die beperkt toestaat dat embryo’s voor andere doeleinden dan zwangerschap gebruikt worden. ‘Het homohuwelijk is het meest zichtbare en het meest onomstreden succes van paars,’ zegt Peters. ‘Maar de dossiers over euthanasie en embryo’s lagen nog gevoeliger dan het homohuwelijk.’

Vanuit christelijke hoek klonk er dan ook kritiek, vooral op Paars II. ‘De christelijke partijen ervoeren dit als het doorduwen van een antireligieuze agenda. In Paars I stonden medisch-ethische onderwerpen niet hoog op de agenda. Er was toen meer voorzichtigheid, ook persoonlijk bij Wim Kok, die cultureel een vrij conservatieve politicus was. Bovendien kampte Nederland in 1994 met problemen rond de overheidsfinanciën en een grote bezuinigingsopgave. Pas in de formatie van Paars II kwamen de medisch-ethische vraagstukken prominent op tafel, en daardoor was de tegenstand van de christelijke partijen toen veel groter.’
Een andere, veelgehoorde kritiek op de Paarse kabinetten hangt samen met de opkomst van Pim Fortuyn en de ‘leefbaren’ op lokaal niveau in de slotmaanden. Was Paars daar zelf verantwoordelijk voor? ‘Ook paarse politici uit die jaren worstelen nog steeds met die vraag. De manier van besturen onder Paars creëerde mede een voedingsbodem voor de onvrede waar Pim Fortuyn de juiste woorden aan wist te geven. Ik denk dat de paarse kabinetten op een gegeven moment een zekere zelfgenoegzaamheid ontwikkelden. Misschien is dat onvermijdelijk als je acht jaar samen regeert, zeker in een periode waarin de economie floreert en de overheidsfinanciën sterk zijn.’
Paarse politici worstelen nog steeds met de vraag of zij de opkomst van Pim Fortuyn mogelijk maakten
D66 verloor na paars kabinet
Hoewel VVD en PvdA in het begin twijfels hadden over de paarse coalitie en D66 juist groot voorstander was, pakten de electorale gevolgen precies andersom uit. Bij de verkiezingen in 1998 wonnen PvdA en VVD respectievelijk acht en zeven zetels, terwijl D66 er tien verloor. ‘Destijds kwam het succes van Paars I vooral op het conto van Wim Kok — de zogenoemde premierbonus ging volledig naar hem als een soort betrouwbare vaderfiguur. De grote verliezer was D66. Wat daar ook aan bijdroeg, was dat de VVD en PvdA tijdens de paarse kabinetten sterk op hun eigen linker- en rechterflank bleven opereren. Ze bevochten elkaar in de Tweede Kamer: Frits Bolkestein en Ad Melkert hadden stevige discussies, soms “showdiscussies” genoemd, die hen in staat stelden zich te profileren. D66 werd daar in het midden genadeloos de dupe van’, aldus Peters. ‘Bij de verkiezingen van 1998 werd D66 gehalveerd en tijdens Paars II stond de partij soms op één of twee zetels in de peilingen. Ook bij de verkiezingen van 2002 haalde D66 een slecht resultaat.’
Peters denkt dat D66 van die vorige paarse kabinetten geleerd heeft. ‘De partij weet nu dat je een heel succesvol kabinet kunt hebben waar Nederlanders tevreden over zijn, en toch electoraal verlies kunt lijden. Juist de middenpartij die er het hardst aan had getrokken, werd toen onzichtbaar. Maar stel dat Rob Jetten premier wordt, dan kan de partij zichtbaarder zijn in een paars kabinet.’
‘De meest eerlijke conclusie, is dat politici een links-rechts-samenwerking alleen aangaan als het echt moet’
Hoewel de politieke situatie in 1994 heel anders was dan nu, ziet Peters ook overeenkomsten. ‘Het gaat om dezelfde vier partijen. En ook dit keer bestaan er grote twijfels en blokkades. De vraag is of je iets kunt leren van de ervaring van toen: hoe zijn ze er toen uitgekomen? De meest eerlijke en misschien teleurstellende conclusie, is dat politici een links-rechts-samenwerking alleen aangaan als het echt moet.’
Peters verwacht dat ook nu de wal het schip zal moeten keren. ‘Als er geen reële alternatieven zijn — afhankelijk van of je een kabinet met JA21 als serieuze optie ziet — dan rest er uiteindelijk weinig anders. Dat was toentertijd ook zo.’
