Home Dossiers Achttiende eeuw Liefde en huwelijk in Nederland

Liefde en huwelijk in Nederland

  • Gepubliceerd op: 13 december 2001
  • Laatste update 14 feb 2023
  • Auteur:
    Marchien den Hertog en Bas Kromhout
  • 20 minuten leestijd
Liefde en huwelijk in Nederland
Cover van
Dossier Achttiende eeuw Bekijk dossier

Tegenwoordig trouwen we laat en uit liefde, krijgen we weinig kinderen en vinden we ons daarmee maar wat modern. Maar tot 1800 deden de Nederlanders het niet anders. Over flirten in de herberg, verleiding met pannenkoeken, uitgestelde huwelijken en straffen op overspel.

‘Het woord gezin mag weer, het duffe is ervan af’, zegt de directeur van het Centraal Bureau voor de Statistiek, Jan Latten, in een interview met de Volkskrant. Het bureau heeft nieuwe cijfers gepubliceerd over relaties in Nederland. Daaruit blijkt dat het gezin met twee kinderen onverminderd populair is, maar ook dat het aantal echtscheidingen spectaculair is toegenomen. Latten: ‘Het lijkt erop dat de partner de kwaliteit van het eigen autonome bestaan moet verbeteren, niet beperken. In dat laatste geval vliegt hij of zij eruit’. Ook wordt de beslissing om kinderen te krijgen steeds langer uitgesteld. ‘Kinderen krijgen is een keuze geworden die moet concurreren met andere doelen’. De moderne mens is berekenend én gericht op de directe vervulling van zijn behoeftes.

Maar wat is daar nu eigenlijk zo nieuw aan? Liefde en huwelijk zijn al eeuwenlang het resultaat van zorgvuldige afweging van belangen. In heel Europa is het tot in de negentiende eeuw de gewoonte om het huwelijk uit te stellen. Het toekomstige paar moet zich eerst economisch kunnen redden, en bij gebrek aan voorbehoedsmiddelen is laat trouwen de beste manier om het aantal kinderen te beperken. Toch trouwde men, in tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, in de meeste gevallen uit liefde, met de zelf gekozen partner.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Nachtvrijen

In zeventiende-eeuws Amsterdam hangt boven de kamer van de kerkelijke consistorie de spreuk ‘’t is haast getrouwt, dat lange rouwt’. De Nederlandse bevolking lijkt deze wijze raad keurig te volgen. Ze trouwt laat, mannen in de zeventiende eeuw zo rond het 28-ste levensjaar; vrouwen rond hun 25-ste. Tot het midden van de negentiende eeuw zou dit zo blijven. Jonge mensen moeten dus lang wachten op een huwelijk.

In de tussentijd is er weinig gelegenheid om te experimenteren met los-vaste relaties. Verkering in de moderne betekenis van het woord bestaat voor 1800 niet. ‘Als een jongen en een meisje elkaar aantrekkelijk genoeg vinden, komt het al gauw tot een trouwbelofte’, vertelt Rudolf Dekker, docent maatschappijgeschiedenis aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. ‘In de volkstraditie staat zo’n belofte in feite al voor een huwelijk. Soms gaat het koppel dan ook al met elkaar naar bed, hoewel dat officieel verboden is. Later verschuift het moment waarop het huwelijk wordt erkend naar de officiële trouwceremonie. Dan ontstaat er dus een soort verlovingstijd.’

Dekker is specialist op het gebied van egodocumenten. Hij inventariseert en bestudeert oude dagboeken en brieven, waaronder die van jonge mensen. Over verliefdheid wordt daarin nog wel eens geschreven, maar ontluikende gevoelens van seksualiteit vond hij niets. ‘Daar schrijf je voor 1800 gewoon niet over, ook niet in geschriften die strikt persoonlijk zijn. Maar jongeren, vooral die uit de lagere klassen, hebben in de vroegmoderne periode ook weinig gelegenheid om zich met het andere geslacht bezig te houden. De meesten hebben geen school- of studietijd. Vanaf je zesde wordt je geacht te werken. Bovendien worden jonge mensen nauwlettend in gaten gehouden door ouders, tantes en buren.’

Prostitutie werd voor 1800 aanvaard als noodzakelijk kwaad

Er zijn wel wat mogelijkheden. Dekker: ‘Groepen ambachtsjongeren maken als een soort hooligans de straten onveilig en reageren hun opgekropte seksualiteit verbaal af op de vrouwen die ze tegenkomen. Prostitutie wordt aanvaard als een noodzakelijk kwaad.’ Op het platteland kunnen ongehuwde jongeren kennis maken met het andere geslacht middels het ‘nachtvrijen’: een jongen kruipt met toestemming van de ouders door het open raam bij een meisje naar binnen, om samen met haar de nacht door te brengen. Zij worden wel geacht hun kleren aan te houden. In Drente houdt deze gewoonte als ‘een nachie proaten’ tot het begin van de twintigste eeuw stand. ‘Maar in de rest van het land, met name in de steden, wordt het nachtvrijen al in de achttiende eeuw beschouwd als een curiosum.’

‘Ben je van hogere komaf, dan maak je de ander het hof op een feest of een officiële gelegenheid. Bij de lagere klassen kom je elkaar tegen in de herberg of op bezoek bij iemand thuis’, zegt Manon van der Heijden, die gepromoveerd is op Huwelijk in Holland. Stedelijke rechtspraak en kerkelijke tucht, 1550-1700 . ‘Veel verschillende mensen kunnen bij elkaar in één huis, of zelfs één kamer wonen. De herberg is publiek domein voor mannen én vrouwen, al ga je daar als net dienstmeisje niet zomaar naar toe.’ Een pastoor windt zich rond 1800 dan ook flink op over jongemannen die op het kerkhof staan te wachten om de meisjes die uit de kerk komen mee te tronen om te gaan dansen in de dichtstbijzijnde herberg.

Heb je eenmaal je oog op iemand laten vallen? Zorg dan dat je er netjes en verzorgd uitziet.

Voor de burgerij verschijnen in deze tijd boekjes met versiertips. Waar kan je iemand het beste ontmoeten? De boekjes stippelen een flanneerroute uit in Amsterdam, wijzen op de Lange Voorhout in Den Haag. Aan zee of op het ijs, maar ook in de schouwburg, kroegen, op de kermis, bruiloften of zelfs in de kerk doen zich uitstekende gelegenheden voor om een geschikte huwelijkskandidaat tegen te komen. En als je eenmaal je oog op iemand hebt laten vallen? Zorg dat je er netjes uitziet: geknipt haar, verzorgde nagels en een frisse adem. Vrouwen mogen make-up gebruiken.

Maar het gaat natuurlijk om het innerlijk. De man moet het initiatief nemen. Geef complimenten. Wees galant en dienstbaar en laat zien dat je moeite voor haar wil doen. Breng haar thuis, bezoek haar vaak en geef veel cadeautjes: verse vruchten, handschoenen of een strik. Iemand jaloers maken is geoorloofd. Als ze onverschillig is, ga dan op reis zodat ze je mist. Tranen doen het dan goed, maak eventueel met de hand de ogen vochtig. Ook de vrouw mag haar vrijer best even jaloers maken door hem aan het lijntje te houden. En als je uiteindelijk toch een blauwtje loopt, is het – tijdloze – advies: vraag steun van een goede vriend, zorg dat je het druk hebt, zoek afleiding en concentreer je op haar gebreken.

Triootje

Als je een meisje uit de lagere klassen wil verleiden kan het wel eens helpen iets te eten bij je te hebben, ontdekte Van der Heijden, die in haar proefschrift wereldlijke en kerkelijke rechtszaken op huwelijksgebied onderzocht. Wafels, appels of pannenkoeken zijn beproefde lokmiddelen. Van der Heijden beschrijft de zaak-Jan Daniels, die in 1678 voor de Delftse rechter komt. Jan heeft meerdere vrouwen met soep, wafels en valse trouwbeloften zijn huis binnengelokt en daar seks met hen gehad. In het rechtbankverslag staan alle handelingen uitgeschreven: een triootje en seks op een stoel. Jan krijgt dertien jaar verbanning, maar de vrouwen wel vijfentwintig jaar, omdat zij Jan op eigen initiatief zijn blijven bezoeken.

Ongetrouwde moeders en buitenechtelijke kinderen drukken zwaar op de samenleving

Seks voor het huwelijk is wettelijk verboden en wordt zwaar gestraft. Buitenechtelijke kinderen en ongetrouwde moeders drukken zwaar op de samenleving, omdat zij afhankelijk zijn van hulp van derden, zoals de kerken en de overheid. Die hebben er daarom belang bij dat iedereen keurig trouwt en zijn eigen gezinnetje onderhoudt. Het is dus maar het beste om iemand netjes een aanzoek te doen. ‘Dat gebeurt vaak niet in het huis van de toekomstige bruid, maar buiten: de jongen verzoekt de ouders van het meisje of hij een eindje met haar mag wandelen en vraagt haar dan ten huwelijk’, vertelt Van der Heijden.

Zolang iemand minderjarig is – meisjes zijn dat tot hun twintigste en jongens zelfs tot hun vijfentwintigste – kunnen de ouders een huwelijk verbieden. Van der Heijden: ‘Zowel de wereldlijke rechtbank als het kerkelijke tuchtcollege geeft de ouders dan zonder discussie gelijk. Sommige minderjarigen trouwen daarom stiekem in Brabant, waar dit strenge ouderlijk gezag niet geldt. Maar de meeste mensen zijn redelijk vrij in hun partnerkeuze. Uithuwelijken komt wel voor in de hogere klassen, maar niet in de lagere.’

Volgens Rudolf Dekker neemt Nederland daarmee een bijzondere plaats in binnen Europa. ‘Uithuwelijken komt meer voor naarmate de behoefte groter is om het eigen bezit te beschermen, zoals bij de adel. De Nederlandse samenleving heeft geen dominante adelstand en de welstandsverschillen zijn relatief klein. Hier hoeft niemand tegen zijn zin te trouwen, ook meisjes niet.’ In reisbeschrijvingen van buitenlanders worden Nederlandse jongeren beschreven als opvallend vrij en ongedwongen in hun omgang met het andere geslacht.

De trouwbelofte wordt vaak bezegeld met een ring of een penning, soms zelfs met een schriftelijke verklaring. Vanaf de zestiende eeuw moet het verloofde paar verplicht in ondertrouw en wordt het huwelijk drie keer omgeroepen. Dan kunnen de voorbereidingen voor de bruiloft beginnen. Net als nu moet de plechtigheid plaatsvinden in kerk of stadhuis in aanwezigheid van twee getuigen. En ook aan het feest is weinig veranderd. Een bruiloft is een blije gebeurtenis, met veel gasten, lekker eten, mooie kleren en dure cadeaus. Er zijn zelfs stukjes van familie en vrienden: het nieuwbakken paar wordt toegezongen en geplaagd in speciaal voor de gelegenheid geschreven gedichten.

Maîtresses en hoertjes

De strengere regels omtrent de huwelijkssluiting zijn het gevolg van de Reformatie. Die is belangrijk geweest voor het Nederlandse huwelijk, meent van der Heijden. De zestiende-eeuwse katholieken beschouwen het huwelijk als een sacrament, dat alleen door god ontbonden kan worden en vooral de voortplanting tot doel heeft. De Nederlandse protestanten zien het als een verbintenis waarin echtelieden elkaar moeten steunen. Als dat niet haalbaar is kan het ontbonden worden, al gebeurt dit in de praktijk zelden. Ook besluiten ze dat het huwelijk een zaak is van de wereldlijke overheid. ‘Deze moet dan plotseling huwelijkswetten gaan opstellen. Die wetten zijn streng: Eén partner per persoon, geen homoseksuele omgang en ook seks buiten het huwelijk is verboden.’

De politie treedt op tegen overtredingen.Natuurlijk gebeurt er in de praktijk genoeg wat niet door de beugel kan. Er komen tal van rechtszaken naar aanleiding van overspel, ongehuwd samenwonen en bigamie. De kerk dringt daarom voortdurend aan op strengere wetshandhaving. ‘Maar de plaatselijke kerkenraad beschikt ook zelf over methoden om de mensen te tuchtigen. Het zwaarste middel is zondaars te weren van het heilig avondmaal. In een door en door godsdienstige samenleving komt zoiets hard aan. Er wordt wat afgehuild voor de kerkenraad, zowel door mannen als door vrouwen.’

Scheiden mocht, maar kwam in de praktijk weinig voor

Echtscheiding is in het protestantse Nederland officieel toegestaan. ‘Maar dat is eigenlijk puur theoretisch. Als je kunt bewijzen dat je huwelijkspartner vreemdgaat of je heeft verlaten, mag je scheiden. Dat geldt ook voor vrouwen; zij mogen zelfstandig rechtszaken voeren. Toch nemen echtscheidingen in de vroegmoderne tijd geen hoge vlucht. Als je gezin uit elkaar valt, schuif je op naar een minder eervol deel van de samenleving. Zeker als er een strafzaak aan te pas komt. Bovendien sta je als vrouw alleen ook nog economisch aan de grond.’ Overspel wordt daarom lang niet altijd aangegeven. En de hoge kringen kunnen het zich gewoon veroorloven. Als je geld hebt, is het vaak een koud kunstje om je straf af te kopen.

‘Hoewel het een uniek document is, en waarschijnlijk alles behalve exemplarisch’, vertelt Dekker, ‘biedt het dagboek van Constantijn Huygens een prachtige inkijk in het promiscue gedrag van zijn medehovelingen rond de troon van koning-stadhouder Willem III. Allerlei roddels en eigen observaties op het gebied van buitenechtelijke en soms perverse seks heeft Huygens in geuren en kleuren opgetekend. Stiekeme omgang met maîtresses en hoertjes is in de wereld van de gearrangeerde huwelijken schering en inslag.’

Op 6 juli 1691 schrijft Huygens dat Mary Villiers bij de koningin op het matje moet komen, omdat zij twee maanden na haar huwelijk een kind heeft gebaard. Het kind blijkt niet door haar eigen man te zijn verwekt. Tijdens een gesprek in 1682 vertelt de koning-stadhouder aan Huygens dat huwelijken waarbij de bruiden al zwanger zijn steeds vaker voorkomen; hij wist ‘van luiden van qualiteit en fatsoen of 14 of 15 in getal.’

Romantiek

Tot aan het einde van de achttiende eeuw verandert er weinig aan het relatiepatroon van de Nederlanders. Dan neemt het aantal buitenechtelijke kinderen spectaculair toe. Sommige historici spreken zelfs van een ‘seksuele revolutie’. Er zou een romantische beeld van verhoudingen zijn ontstaan, gebaseerd op vrije keuze en ware liefde. Deze mentaliteitsverandering zou het eerst zijn opgetreden bij de elite, om vervolgens door te sijpelen naar het gewone volk.

Was er wel sprake van een ‘seksuele revolutie’?

‘Inderdaad worden in deze tijd de stoïcijnse idealen van de eeuwen ervoor losgelaten’, zegt Dekker. ‘In de zeventiende en achttiende eeuw vindt men het verwerpelijk als iemand zich laat meeslepen door zijn hartstochten. Onder invloed van de Romantiek wordt dat begin negentiende eeuw juist het ideaal. Het is echter maar de vraag of dit soort culturele veranderingen van ‘boven’ komen. In de hogere klassen wordt juist met jaloezie gekeken naar de gewone boeren en arbeiders, die veel vrijer zijn in hun partnerkeuze. Ik geloof niet in een ‘seksuele revolutie’. Het toenemende aantal buitenechtelijke relaties heeft te maken met economische achteruitgang, waardoor huwelijken worden uitgesteld. Dat gebeurt vooral onderaan de maatschappelijke ladder.’

Demograaf Frans van Poppel, die promoveerde op ‘Trouwen in Nederland. Een historisch-demografische studie van de 19e en de vroeg-20e eeuw’, betwijfelt zelfs of het aantal buitenechtelijke kinderen werkelijk zo sterk toenam. ‘Er zijn slechts van een paar Hollandse steden gegevens bekend. Maar huwelijken werden inderdaad uitgesteld, en dat bleef zo tot ongeveer 1850. In de jaren 1830 zijn mannen lange tijd gemobiliseerd vanwege de opstand in België. Ook woeden er aan het begin van de negentiende eeuw geregeld cholera-epidemieën. Dat zijn niet de ideale omstandigheden om te trouwen. Maar na 1860 gaat het hard met de Nederlandse industrialisatie en groeit de economie. Mensen hebben economische zekerheid en voelen zich safe genoeg om in het huwelijksbootje te stappen. En het huwelijk wordt een veilige haven voor vrouwen, die steeds verder worden teruggedrongen uit het arbeidsproces.’

In deze periode verandert het beeld van de ideale relatie wel degelijk. Van Poppel: ‘Er zijn tekenen dat mensen gelijkwaardiger partners kiezen. De leeftijden van echtgenoten bijvoorbeeld kruipen naar elkaar toe; het eerst in de lagere klassen – in de hogere klassen blijft de man gemiddeld vijf jaar ouder dan de vrouw. Tegelijk zie je wel vaker sociaal-economische verschillen tussen de partners. Deze verschijnselen wijzen op een romantisering van de partnerkeuze. Wat echter minder voorkomt, is trouwen buiten je eigen geloofsrichting. De toenemende verzuiling in de negentiende eeuw doet zich sterk gelden op relationeel gebied.’

Toch klaagt de burgerij nogal eens over de arbeiders, die massaal te jong en te ‘onbezonnen’ zouden trouwen. Eerder dan boeren en middenstanders, die geduld moeten hebben tot ze het bedrijf van hun ouders kunnen overnemen, verdienen arbeiders al op relatief jonge leeftijd een volwassen loon en zijn ze dus rijp voor de huwelijksmarkt. Rijk zijn ze echter niet en het komt nogal eens voor dat een pasgetrouwd stelletje moet aankloppen bij de armenzorg. Toch trekt men zich weinig van het gemopper aan. Van Poppel citeert in zijn boek een zeeman: ‘Maar komende reis ben ik vol matroos, dan heb ik wel negen gulden in de week. Dan ga ik mijn meissie vragen. Zij dient nou in Vlaardingen en zij heeft een aardige spaarpot; dan geef ik mijn moeder mostgeld en het overige leg ik weg tot ik genoeg heb voor de trouweratie. Wij mensen trouwen vroeg – want dan heb je een beter leven en dan weet je voor wie je werkt en als je thuiskomt, dan eet je vlees en die dagen aan den wal heb je het maar goed bij haar.’

Morele natie

De gezinnen waren eeuwenlang klein gebleven door de hoge sterfte. Vanaf 1880 beginnen ze echter sterk te groeien, vanwege de verbeterde economische omstandigheden en een afnemende kindersterfte. Van Poppel: ‘Rond 1870 wordt voor het eerst in het openbaar gediscussieerd over geboortebeperking. Vanaf de jaren tachtig verspreidt de Nieuwmalthusiaanse Bond het ‘middelenboekje’, met voorlichting over anticonceptie. Het condoom en een beter bruikbaar pessarium worden geïntroduceerd. In een paar jaar tijd daalt het aantal kinderen per gezin bij de hogere klassen, de liberalere protestanten en de joodse gemeenschap sterk.’

Zendelingen posten bij bordelen om mannen van hun zodnerline voornemens af te houden

De kerken gaan in reactie op de toegenomen openheid in de aanval; eerst de protestantse, dan de katholieke. De kerkelijke organisaties onder leiding van Abraham Kuyper zitten het gereformeerde volksdeel dicht op de huid. ‘Middernachtszendelingen’ posten bij bordelen om mannen van hun zondige voornemens af te houden. Het rooms-katholieke onderwijs wordt gesplitst in jongens- en meisjesscholen. Er komt badkleding die zoveel mogelijk verhult en hardcore fatsoensrakkers denken er zelfs aan om badwater met een speciaal poeder ondoorzichtig te maken. ‘Maar dit zedelijkheidsoffensief wordt niet alleen gedragen door de confessionelen’, meent Van Poppel. ‘Ook de liberalen en zelfs de socialisten dragen hun steentje bij. Zo eist de vrouwenbeweging sluiting van alle bordelen. In 1911 neemt het parlement een nieuwe wet aan, die het openlijk tentoonstellen en ongevraagd aanbieden van anticonceptiemiddelen verbiedt.’

In deze periode krijgt Nederland internationaal de reputatie van een ‘morele natie’. De Nederlanders trouwen laat, onthouden zich van voorechtelijke seks, en scheiden zelden. Tot diep in de twintigste eeuw blijven de gezinnen hier ongewoon groot. Slechts heel geleidelijk daalt het aantal kinderen per gezin, te beginnen in Noord-Holland en Friesland en pas veel later in Brabant en Limburg. Nog in 1945 heeft tweederde van de schoolkinderen minstens drie broertjes of zusjes.

Tot 1970 moeten prille stelletjes tot hun dertigste toestemming vragen aan hun ouders

De huwelijksleeftijd blijft vanaf het begin van de twintigste eeuw stabiel, maar daalt vlak na de Tweede Wereldoorlog plotseling sterk: naar 24,7 jaar voor mannen en 22,7 jaar voor vrouwen. Dat betekent een breuk met een eeuwenlange traditie. Het hoogtepunt van deze ontwikkeling wordt bereikt in 1960. Nooit eerder waren de Nederlanders zo trouwlustig en kregen ze zo jong kinderen als in dit jaar. Toch moeten de prille stelletjes nog tot hun dertigste toestemming vragen van hun ouders. Dat verandert pas in 1970. Maar dan zit Nederland al midden in de seksuele revolutie van de jaren zestig en gaan traditionele normen en waarden in een kort tijdsbestek op de schop.

Sinds die tijd stijgt de leeftijd waarop wij trouwen tot op de dag van vandaag; anno 2001 trouwen de Nederlandse vrouwen op hun 31-ste en de mannen als ze 34 zijn. Een vrouw krijgt gemiddeld anderhalf kind. Zijn we met deze late huwelijken en kleine gezinnen weer terug bij de eeuwen vóór de industrialisatie?

Er is volgens Van Poppel wel iets veranderd. ‘Vroeger baarde je als vrouw vijf, zes kinderen, waarvan een aantal al snel stierf. Nu krijgen mensen minder kinderen, maar verwachten ze dat die allemaal blijven leven. Iedere afwijking van dit patroon treft mensen enorm. Een gezin met vijf kinderen wordt uitzonderlijk gevonden en de dood van een kind is een schokkende gebeurtenis. Verder vind ik de geringere stabiliteit van huwelijken opvallend. Scheiden is geen probleem meer, want financieel is overal een oplossing voor. Vroeger was je het haasje, tenzij je goed in de slappe was zat.’ En dat terwijl, zo onderzocht een collega van Van Poppel, getrouwde mensen langer leven dan wie alleenstaand is of samenwoont. ‘Het grappige is dat het ook uitmaakt of je formeel getrouwd bent; dan leef je langer dan als je alleen samenwoont.’

Liefde: een moderne uitvinding?

Heeft liefde binnen het huwelijk altijd bestaan, of is het een moderne uitvinding? In 1960 beweerde de Franse historicus Philipe Ariès dat liefde binnen het gezin, tussen echtgenoten en voor kinderen, in de vroeg-moderne maatschappij niet bestond. Het in stand houden van familebanden en -bezit was belangrijker en vanwege de grote sterfte bleef men onverschillig ten opzichte van elkaar. Pas vanaf 1800 zou er een ‘emotionalisering’ van man-vrouw- en gezinsverhoudingen zijn opgetreden, beginnend bij de elite en daarna overgenomen door het volk. Ariès kreeg al snel navolgers, waaronder Shorter en Lawrence Stone. Tot in de jaren tachtig domineerde hun visie de gezinsgeschiedenis. Daarna barstte de kritiek los. Volgens historici als Alan Macfarlane en Linda Pollock bestonden er in de zestiende eeuw wel degelijk liefdevolle relaties tussen de gezinsleden, ook bij de lagere klassen.

Het is er fel aan toe gegaan tussen de ‘orthodoxen’ en de ‘revisionisten’, maar sinds 1990 lijken de meeste gezinshistorici het min of meer eens: de waarheid ligt weer eens in het midden. ‘Het is een hele domme discussie geworden’, zegt maatschappijhistoricus Rudolf Dekker. ‘We moeten ophouden met die eeuwige tegenstelling tussen vóór of tegen Ariès. Wat je ook van zijn theorieën vindt, hij was een enorm originele figuur, die de gezinsgeschiedenis op de kaart heeft gezet. Stone en Shorter hebben zijn standpunten versimpelt. Volgens mij hebben de menselijke basisemoties zoals liefde altijd bestaan. Alleen de culturele context ervan verschilt per gebied en periode.’ Niet dat berekening vroeger bij het sluiten van een huwelijk geen rol speelde. Manon van der Heijden: ‘Ik denk dat de afweging was: word ik er persoonlijk gelukkig van, ga ik er economisch niet aan ten onder en gaat mijn reputatie er niet aan? Tegenwoordig licht de nadruk op het persoonlijke geluk.’

Ongelukken met de hand

De kans om uitgehuwelijkt te worden nam toe naarmate je familie meer bezit en status had. In de geschiedschrijving worden gearrangeerde huwelijken onder adellijke en vorstelijke personen als de gewoonste zaak van de wereld afgedaan. Maar wat vonden de betrokkenen daar zelf eigenlijk van? Een zeldzame bron vormen de dagboeken van Willem Frederik van Nassau, halverwege de zeventiende eeuw stadhouder van Friesland. Daarin uit deze graaf van Nassau zich over de strijd die hij moest leveren tussen plichtsbesef en persoonlijke verlangens.

Een van zijn belangrijkste dynastieke opdrachten was het tot stand brengen van een huwelijk met een van de dochters van Frederik Hendrik, de prins van Oranje. Hij had zijn moeder op haar sterfbed beloofd dat hij daartoe alles in het werk zou stellen en dat hij pas zou opgeven als de beide oudste Oranje-prinsessen met een ander getrouwd zouden zijn. Daarmee had hij een zware last op zich genomen, want de jongste van de twee, Albertine, was op dat moment pas zeven jaar, twintig jaar jonger dan hij.

Regelmatig vroeg Willem Frederik zich af of hij echt een huwelijk moest blijven nastreven met een veel jonger meisje dat hij beschouwde als een arrogant kreng. Bovendien worstelde hij met de vraag hoe intiem hij kon worden met andere vrouwen zolang hij niet was getrouwd. Doordat vast lag met wie hij moest trouwen moest hij tedere gevoelens voor anderen negeren, en zolang het gewenste huwelijk nog niet tot stand was gekomen, mocht hij er van zichzelf ook geen maîtresses op na houden of zich met hoeren inlaten.

Willem Frederik nam de christelijke waarden serieus: zelfs zelfbevrediging was zondig. Maar hij slaagde er niet in om de heroïsche driftbeheersing die hij zichzelf oplegde steeds op te brengen en verviel dan in gedrag dat in zijn milieu niet ongebruikelijk was. ‘Ick heb het niet kunnen laeten te doen’, verzuchtte hij in zijn dagboek. Waar bijvoorbeeld prins Willem II voor goedkope oplossingen koos, bleef Willem Frederik zichzelf kwellen met schuldgevoelens over zijn vileine daden. Hij bad de Heer om kracht, omdat ‘den ouden Adam alletijt om mij gaet als een briesende leeuw, door den duijvel gedreven’. Hij streefde naar zuiverheid, maar werd geconfronteerd met nachtelijke zaadlozingen en ongelukken met de hand. Voor het conflict tussen christelijke normen en adellijke levensstijl kon hij nimmer een bevredigende oplossing vinden.

Ondanks zijn innerlijke tweestrijd volhardde hij in het streven om zijn opdracht te vervullen, en na twaalf jaar stug volhouden slaagde hij er in om een prinses van Oranje te veroveren. De oudste, met wie hij het goed kon vinden, had met een Duitse vorst moeten trouwen, maar hij bleek uiteindelijk goed genoeg voor de hand van de tweede, Albertine. Ondanks alles verwachtte hij een liefdevol huwelijk. Dat werd een teleurstelling; hij leefde veelal in onmin met zijn prinses, tot hij zichzelf per ongeluk, bij het inspecteren van een pistool, door het hoofd schoot. Hij liet een zoon na (dat wel), en werd daardoor een rechtstreekse voorvader van Willem Alexander.

Luuc Kooijmans
Luuc Kooijmans publiceerde in 2000 Liefde in opdracht. Het hofleven van Willem Frederik van Nassau.