Home Lewis en Clark: op ontdekkingsreis door Noord-Amerika

Lewis en Clark: op ontdekkingsreis door Noord-Amerika

  • Gepubliceerd op: 8 februari 2018
  • Laatste update 13 okt 2022
  • Auteur:
    Imco Lanting
Lewis en Clark: op ontdekkingsreis door Noord-Amerika

In 1804 trokken Meriwether Lewis en William Clark dwars door de Noord-Amerikaanse wildernis naar de Stille Oceaan. Het was een zware tocht en geen ramp bleef hun bespaard. De expeditie maakte hen onsterfelijk en veranderde de Verenigde Staten voorgoed.

In september 1806 waren Meriwether Lewis en William Clark bijna thuis. Twee lange jaren hadden ze met een groep mannen onder de zwaarste omstandigheden rivieren, prairies en bergketens bedwongen, en nu waren ze aan de laatste etappe bezig, over de Missouri-rivier naar St. Louis. Met de finish in zicht realiseerden ze zich dat ze geschiedenis hadden geschreven. Letterlijk, want aan vrijwel alles ontbrak het hun, van tabak en whisky tot zout en kralen. Alleen geweren en inkt hadden ze genoeg. Een succesvol ontdekkingsreiziger had niets nodig, wisten de twee mannen inmiddels, zolang hij maar een wapen had en inkt om het te ontdekken gebied vast te leggen.

Tekst loopt door onder de afbeelding.

Het dagboek dat William Clark heeft bijgehouden tijdens de expeditie.

Nu hun avontuur ten einde liep, was het een godswonder dat maar één expeditielid het niet kon navertellen – die was twee maanden na de start overleden aan een acute blindedarmontsteking. Droogte, sneeuwstormen, muggenplagen, wekenlang aanhoudende regens, ziektes, omslaande boten en confrontaties met grizzlyberen, bizons en indianenstammen – niets was de mannen bespaard gebleven. Het verhaal van de Lewis-en-Clark-expeditie is even legendarisch als Amerikaans-heroïsch. Het was president Thomas Jefferson die jaren daarvoor de aanzet had gegeven tot deze barre tocht.
 

Angst voor concurrentie

Jefferson had haast. Hij was in 1801 president geworden van de Verenigde Staten: 18 staten aan de oostkust van het continent. Hij moest met lede ogen aanzien hoe Engeland met zijn handelsimperia Northwest Company en Hudson Bay Company steeds meer grip kreeg op de routes voor de huidenhandel in het onmetelijke Canada. Ook verplaatsten de Britten zich steeds zuidelijker. Bovendien waren ze er met ‘hun’ ontdekkingsreiziger Alexander Mackenzie al in 1793 geslaagd vanuit het oosten over land de Stille Oceaan in het westen te bereiken. Weliswaar veel noordelijker, maar toch.
 

Voor een spotprijs koopt Jefferson 2 miljoen km2 land van de Fransen

Toen in 1801 het boek van Mackenzie over zijn ontdekkingsreis uitkwam, stemde het Jefferson hoopvol. Volgens Mackenzie lag de weg naar de Stille Oceaan open. Jefferson besefte dat die route ook voor de Verenigde Staten essentieel was. Het ging om grote handelsbelangen: Noord-Amerika kon een hoofdrol gaan spelen als doorvoerland naar Europa van producten uit Azië. Bovendien stonden de grenzen van de Spaanse, Britse en Franse territoria nog allesbehalve vast – misschien was daar nog expansie mogelijk.
 

Jefferson was vooral beducht voor de Britse invloed in het Oregon-territorium aan de noordwestkant van het continent; die zou zijn droom – de Verenigde Staten die van kust tot kust reikten – kunnen dwarsbomen. Hij aarzelde niet en gaf zijn assistent Meriwether Lewis opdracht een expeditie voor te bereiden. Ondertussen discussieerden politici over de legitimiteit van een ontdekkingstocht die grotendeels over Frans grondgebied zou gaan. Zou de Amerikaanse missie door deze landen als invasie worden beschouwd?
 

Tekst loopt door onder de afbeelding.


Na de aankoop van het extra land van de Fransen in 1803 – de Louisiana Purchase – wordt in New Orleans de Amerikaanse vlag gehesen.

 

Maar in 1803 verstomde deze discussie. Jefferson sloot toen een spectaculaire deal met de Franse Eerste Consul en latere keizer Napoleon Bonaparte, de zogeheten Louisiana Purchase, waarmee het immense Franse deel van Noord-Amerika in één klap bij de VS werd gevoegd. Voor de spotprijs van 15 miljoen dollar kreeg Jefferson 2 miljoen vierkante kilometer land, dat werd begrensd door de Mississippi-rivier, de Rocky Mountains, de Golf van Mexico en Canada in het noorden. De VS verdubbelden hierdoor in oppervlakte. De koop betekende het definitieve startschot voor de expeditie.
 

Veertig vrijgezellen

Meriwether Lewis (1774–1809) vroeg als mede-expeditieleider William Clark (1770–1838), omdat hij onder hem in het leger had gediend. Ze vertrokken in mei 1804. Aan boord van hun twee prauwen en een grotere vlet waren zo’n veertig vrijgezelle mannen tussen de 17 en 35 jaar, Lewis’ Newfoundland-hond en 30.000 kilo aan proviand, giften, handelswaar, papier, inkt en apparatuur. Vanuit St. Louis voer de groep tegen de stroom in over de Missouri, een zijrivier van de Mississippi, naar het noorden. President Jefferson wilde dat ze op zoek gingen naar een waterverbinding met de Stille Oceaan en hij geloofde dat die bij de monding van de Missouri moest worden gezocht.
 

De president adopteert een prairiedog als huisdier

Ruim vijf maanden en 4000 kilometer later bereikte de expeditie het eerste doel, het huidige North Dakota. Daar overwinterden de mannen in een zelfgebouwd fort, dat ze noemden naar de indianenstam die er woonde, de Mandan. Tot hier was de reis relatief vlot verlopen, maar vanaf de volgende lente zou het erop aankomen. Dan moesten ze de route naar de Stille Oceaan vinden. In Fort Mandan sloten de Frans-Canadese pelsjager Toussaint Charbonneau en zijn vrouw, de 15-jarige Shoshone-indiaan Sacagawea, zich als tolk en gids aan bij de ontdekkingsreizigers. Ook een hoogst onwaarschijnlijk expeditielid ging vanaf dat moment deel uitmaken van de gevaarlijke missie: Sacagawea’s baby Jean-Baptiste, van wie ze in Fort Mandan was bevallen.
 

Voor het bonte gezelschap in april 1805 begon aan het gevaarlijkste en belangrijkste deel van de reis, stuurden Lewis en Clark eerst hun grootste boot terug naar St. Louis met een lading plattegronden, aantekeningen, plantenmonsters en indiaanse kunstnijverheid. Er ging zelfs een levende prairiedog – een nieuw dier voor de wetenschap – mee op transport. Jefferson was bij de ontvangst zo opgetogen over het beest dat hij het als huisdier hield.

Tekst loopt door onder de afbeelding.

Pioniers trekken door de weidse Amerikaanse vlaktes, op weg naar een beter leven.
 

Tijdens de eerste weken na vertrek uit het fort – de rivieren werden smaller en wilder – sloeg een van de boten door een harde windstoot bijna om. Dagboeken en navigatieapparatuur belandden in het water. Sacagawea wist vrijwel alles op te vissen en daarmee de voortgang van de expeditie te redden. Kort daarna liep de tocht een maand vertraging op door een reeks watervallen in de rivier, bij Great Falls in het huidige Montana. Boten en duizenden kilo’s bagage moesten dertig kilometer lopend worden verplaatst. Zo kwamen Lewis en Clark continu voor onaangename verrassingen te staan, die voor vertraging zorgden of de mannen dan wel de expeditie in regelrecht gevaar brachten.

 

Miserabele winter

Een enorme tegenslag kreeg de expeditie in augustus 1805 te verwerken, toen de Continental Divide was bereikt. In plaats van een directe waterlink met de Columbia-rivier te vinden, zoals ze hadden gehoopt, keken ze tegen een duizenden meters hoog gebergte aan: de Rocky Mountains. Maar ze zetten door, kochten paarden van de Shoshone-indianen – de verwanten van Sacagawea, die in deze fase van cruciaal belang was als gids en onderhandelaar – en trokken de bergen in. De groep leed honger omdat er zo hoog weinig dieren waren en offerde ten einde raad een eigen paard en veulen op.

Tekst loopt door onder de afbeelding.

De Shoshone-indiaan Sacagawea (rechts) vervult een cruciale rol tijdens de expeditie als tolk en bemiddelaar.

Aan de andere kant van de bergen vingen de Nez Perce-indianen de reizigers op met eten en onderdak. Nog een maand later stonden ze bij de samenloop van de Snake- en de Columbia-rivier aan de westkust en op 7 november schreef Clark zijn beroemde woorden: ‘Ocean in view! O! The Joy!’ (Oceaan in zicht! O! Het geluk!). De mannen bouwden aan de zuidzijde van de Columbia-riviermonding wederom een fort om te overwinteren, Fort Clatsop. Een meer dan miserabele winter wachtte de expeditie. Aanhoudende kou en regen (slechts twaalf dagen van de drie maanden was het droog) maakten de mannen chronisch ziek, maar Lewis en Clark werkten in hun sobere onderkomens onverdroten door aan hun beschrijvingen en kaarten, zoals ze dat gedurende de hele expeditie zouden volhouden.

Hoe vruchtbaar was de grond van het door hen doorkruiste gebied, en was er voldoende water voor irrigatie? Alles werd minutieus beschreven door de mannen, van grondsoorten en de loop van rivieren tot honderden nieuwe dier- en plantensoorten. Daaronder de bizon, waarvan er toen nog tientallen miljoenen exemplaren leefden op de prairies. Ook de grizzlybeer, door Lewis en Clark in hun dagboeken ‘witte beer’ genoemd, werd door de expeditie uit de anonimiteit gehaald. Andere door de expeditie ontdekte dieren waren de coyote, de wolf, het wapitihert en de ansjovis. Verschillende vogels en plantensoorten werden jaren nadien als eerbetoon naar de ontdekkingsreizigers genoemd, waaronder de Lewis-specht en de Clark-notenkraker.
 

Op de vlaktes leven nog miljoenen bizons

Van nieuwe plantensoorten, zoals de berendruif, distel, lisdodde en heermoeswortel, leerden ze via de indianenstammen ook hun geneeskrachtige dan wel voedzame kwaliteiten kennen. Tezamen met de landkaarten en de lengte- en breedtegraadmetingen die ze verrichtten, verzamelden Lewis en Clark met hun noeste arbeid in de zwaarste omstandigheden een ongelooflijke hoeveelheid kennis, waarmee de Verenigde Staten hun greep op het continent zouden vergroten.

Terwijl de expeditieleiders in het kleine, bedompte Fort Clatsop zaten te werken, bereidden de overige bemanningsleden de terugreis voor. Aan het strand wonnen ze in ovens zout uit zeewater en van geprepareerde dierenhuiden maakten ze mocassins, kleren en dekens. Eind maart 1806 nam de groep afscheid van Fort Clatsop.
 

Vuurgevecht met indianen

De thuisreis kenmerkte zich door ongeduld en overmoed – een gevaarlijke mix. In de Rocky Mountains strandde de expeditie hoog in de bergen in een metersdik pak sneeuw, omdat de gidsen niet snel genoeg kwamen opdagen. Toen ze de inschattingsfout inzagen keerde de groep om en wachtte alsnog tot de sneeuw gesmolten was. Een maand later, toen Lewis een verkennende tocht over de Marias-rivier naar het noorden maakte, kwam hij – onnodig – in een vuurgevecht terecht met een groep Zwartvoetindianen. Twee van hen werden gedood. Het zou het enige bloedvergieten zijn tijdens de expeditie.

Tekst loopt door onder de afbeelding.

Onderweg ontmoeten Lewis en Clark onder meer Mandan-indianen

De vele andere ontmoetingen met ongeveer vijftig indianenstammen – waaronder de Teton Sioux, Lakota, Shoshone, Nez Perce en Clatsop – waren naar tevredenheid verlopen. Lewis en Clark volgden hierbij altijd gedisciplineerd de instructie die ze van president Jefferson hadden meegekregen: hou de indianen te vriend door ze te overladen met cadeaus en ga elke gewapende confrontatie uit de weg, want we hebben ze nodig voor ons handelsnetwerk. Tegelijk dienden de indianen ook geïnformeerd te worden over de onoverwinnelijke macht die de ‘Grote Vader’ in Washington, die het nu voor het zeggen had, zou tonen als ze tegenwerkten. Het vriendelijke gevlei, aangevuld met een dreigende waarschuwing, typeerde de Amerikaans-indiaanse politiek al jaren, maar bij de Blackfeet won Lewis’ moeheid – en bijgevolg zijn gebrek aan zelfbeheersing – het van de diplomatie.
 

Onachtzaamheid was er twee weken na het incident bij de Blackfeet-indianen waarschijnlijk ook de oorzaak van dat Lewis tijdens het jagen in zijn achterwerk werd geraakt door een kogel. Die was afkomstig uit het geweer van het eenogige expeditielid Pierre Cruzatte. Lewis overleefde het, maar was het resterende deel van de reis grotendeels uitgeschakeld. 

Aangekomen bij de Mandan-indianen bleven Charbonneau en Sacagawea achter, waarna Lewis en Clark met de overige bemanningsleden de Missouri afzakten naar St. Louis, waar ze op 23 september 1806 aan land gingen. Lewis en Clark werden als helden onthaald en hun wachtte eeuwige roem. Hun kaarten en beschrijvingen openden het westen voor kolonisatie; steeds meer mensen trokken de wildernis in. Vanaf 1820 verschenen de eerste handelsposten. Ondertussen werden hun dagboeken bestsellers. Lewis, Clark en vooral president Jefferson hadden het goed begrepen. De ontdekkingsreiziger die behalve een geweer voldoende inkt meenam, had de grootste kans om geschiedenis te maken.

 
Imco Lanting is geschiedenisjournalist.


Meer weten:
Undaunted Courage (1996) van Stephen Ambrose.
Lewis and Clark, Partners in Discovery (1996) van John Bakeless.
The Definitive Journals of Lewis and Clark (1983-2001) bezorgd door Gary E. Moulton.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 2 - 2018