Home Dossiers De Verenigde Staten ‘Journalisten zijn wantrouwig door Amerikaanse leugens uit het verleden’

‘Journalisten zijn wantrouwig door Amerikaanse leugens uit het verleden’

  • Gepubliceerd op: 28 april 2022
  • Laatste update 19 apr 2023
  • Auteur:
    Door Sean Kerstges
  • 9 minuten leestijd
‘Journalisten zijn wantrouwig door Amerikaanse leugens uit het verleden’
Cover van
Dossier De Verenigde Staten Bekijk dossier

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot HN Actueel? U bent al lid vanaf €1,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Poetin claimt dat Oekraïne wordt geleid door een ‘naziregime’, terwijl zijn Oekraïense opponent Volodymyr Zelensky op een video bewapend voor zijn land zou vechten. Nepnieuws wordt vaak afgeschilderd als een kwaal van onze huidige samenleving en een gevolg van het internet, met name sociale media. Historica en mediaspecialist Pien van der Hoeven toont in haar onlangs verschenen boek Spoken. Nepnieuws en de Amerikaanse oorlogen in Vietnam en de Golf aan dat nepnieuws niet slechts een fenomeen van deze tijd is. Tijdens de Vietnam- en Golfoorlogen waren zowel de Amerikaanse regering als de media verantwoordelijk voor de verspreiding van nepnieuws.

Door Sean Kerstges

Door het Tonkin-incident raakten de Verenigde Staten direct betrokken bij de Vietnamoorlog. In de avond van 4 augustus 1964 vielen Noord-Vietnamese troepen twee Amerikaanse oorlogsschepen aan, nadat er twee dagen eerder ook al een confrontatie had plaatsgevonden. Maar het opmerkelijke aan de tweede aanval op 4 augustus, was dat deze nooit plaatsvond. De regering van de Amerikaanse president Lyndon Johnson kwam daar op dezelfde dag al achter, maar besloot het verhaal in stand te houden.

Ook in de Golf- en Irakoorlog fabriceerde de Amerikaanse regering nepnieuws. Op 10 oktober 1990 sprak een Koeweits meisje, dat later de dochter van de Koeweitse ambassadeur van de Verenigde Staten bleek te zijn, het Amerikaanse congres toe. Ze beschuldigde Iraakse soldaten van het leeghalen van couveuses in een ziekenhuis, met als gevolg de dood van tientallen pasgeboren baby’s. Het verhaal was compleet verzonnen, maar werd met behulp van de regering van George Bush senior toch naar buiten gebracht.

Aan het begin van de Irakoorlog in 2003 verliep de opmars van het Amerikaanse leger moeizaam. De regering van George Bush junior had een succesverhaal nodig. Dat kwam er in de vorm van een heroïsche reddingsoperatie van de Amerikaanse soldaat Jessica Lynch. Zij was gevangengenomen door Iraakse troepen, maar lag op het moment van haar zogenaamde redding te revalideren in een Iraaks ziekenhuis. Het Amerikaanse leger had de heldhaftige operatie in scène gezet. Deze gefingeerde verhalen van de Amerikaanse overheid en media hebben een doorslaggevende rol gespeeld in de legitimering van de Amerikaanse oorlogen, vertelt Van der Hoeven.

Waarom is dit het moment voor een boek over historisch nepnieuws?

‘Er zijn veel mensen die het idee hebben dat de moderne nieuwsvoorziening vervuild is met leugens. Bij het publiek van westerse media heerst tegenwoordig veel onzekerheid over de kwaliteit van het nieuws. Bijna iedereen koppelt dat gevoel aan de opkomst van sociale media.

Als mediahistoricus ben ik veel in aanraking gekomen met de nieuwsvoorziening bij oorlogen in het verleden, en het viel me op hoe onbekend de gevallen van nepnieuws tijdens voorgaande oorlogen zijn. Er bestaat een zeer rooskleurig beeld van de nieuwsvoorziening vóór de opkomst van sociale media. Dat betekent niet dat sociale media de kwaliteit van het nieuws verbeterd hebben, maar het roept wel de vraag op of deze daadwerkelijk is verslechterd.’

Hebben sociale media er vooral voor gezorgd dat er meer bronnen zijn die nepnieuws produceren?

‘Een wezenlijk verschil met een aantal decennia geleden, is dat burgers bij sociale media aan de knoppen zitten. In eerste instantie werd die ontwikkeling met luid gejuich ontvangen. Tijdens de Arabische Lente in 2011 was iedereen euforisch over het potentieel van deze nieuwe platformen. Overal zouden bevolkingen het dictatoriale juk van zich afschudden. Dat sentiment is nu compleet omgeslagen. De tendens is nu dat wanneer de bevolking zelf aan de knoppen zit, er complottheorieën ontstaan en nepberichten zomaar worden rondgestuurd.

Sociale media geven burgers de kans om meer invloed uit te oefenen op de nieuwsvoorziening en dat heeft goede en slechte kanten. Ook de nieuwsvoorziening van vroeger had zijn voor- en nadelen. Het vertrouwen van journalisten en het publiek in overheidsinstituties in vorige decennia zorgden er ook voor dat mensen werden onderdrukt. Als historicus heb je dan de neiging om te zeggen: zo anders was het vroeger niet.

Het bewustzijn van de aanwezigheid van nepnieuws en het wantrouwen in overheidsinstanties is nu vele malen groter dan decennia terug. Dat wil niet zeggen dat er ook daadwerkelijk meer nepnieuws is. Bij de drie casussen in mijn boek, de Vietnam-, Golf- en Irakoorlog, was het schokkend hoezeer het officiële narratief van de Amerikaanse overheid afweek van de werkelijkheid.’

Hoe kwam het nepnieuws tijdens de Amerikaanse oorlogen tot stand?

‘Vooral via de Amerikaanse overheid. In de Vietnamoorlog begon het als een vergissing. Op de dag dat de Amerikaanse president Lyndon Johnson dacht dat zijn schepen in de golf van Tonkin waren aangevallen, hoorde hij al van de commandant van dezelfde schepen dat dit zeer onwaarschijnlijk was. Toch heeft de Amerikaanse regering het narratief van een Noord-Vietnamese aanval doorgezet en de feiten verhuld. Het incident was niet volledig verzonnen, maar kwam de Amerikaanse regering wel goed uit. Johnson wilde het Amerikaanse Congres overstag krijgen om openlijk oorlog te voeren in Vietnam. Het is verbazingwekkend hoe ferm de regering Johnson vasthield aan het verhaal van een Noord-Vietnamese aanval, ondanks al het tegensprekende bewijs.

In feite was het Amerikaanse buitenlandsbeleid dus te koop voor de hoogste bieder

Tijdens de Irakoorlog bracht de Amerikaanse overheid de heroïsche reddingsoperatie van soldaat Jessica Lynch naar buiten. Zij was in eerste instantie wel gevangengenomen door Irakese troepen, maar de reddingsoperatie die volgde was in scène gezet. Het nepnieuws tijdens de Golfoorlog is het meest bijzonder, omdat de getuigenis van de dochter van de Koeweitse ambassadeur volledig verzonnen was. Bovendien was die getuigenis opgesteld door het particuliere pr-bedrijf Hill & Knowlton, in opdracht van de Koeweitse staat. Het verhaal zette de Amerikaanse overheid ertoe aan om in te grijpen. In feite was het Amerikaanse buitenlandsbeleid dus te koop voor de hoogste bieder.’

Waarom vond de Amerikaanse regering het noodzakelijk om dit soort nepnieuws te verspreiden?  

‘De regering had geen goede reden om oorlogen in de Golf te voeren. Koeweit stelde zich tot aan de Iraakse inval vijandig op ten opzichte van de Verenigde Staten, en het was een dictatoriale staat zonder westerse vrijheden. Vrouwen hadden er niet eens stemrecht. Ook was er geen logische reden voor de Amerikanen om Koeweit militair te ontzetten, met name omdat Sadam Hoessein een westerse bondgenoot was. Hij werd niet gestraft voor zijn verschrikkelijke daden tegen de Koerdische bevolking van Irak en oorlogsmisdaden tijdens de Iran-Irak oorlog, omdat het Westen olie van hem afnam.

Het komt erop neer dat het een goed moment in de Amerikaanse geschiedenis was om oorlog te voeren. De tussentijdse verkiezingen kwamen eraan voor George Bush senior. Wanneer een president kampt met teruglopende populariteit, met name als gevolg van zijn binnenlandse politiek, dan richt hij zich vaak op de buitenlandse politiek. Verder waren de Verenigde Staten nog steeds aan het bijkomen van hun Vietnamtrauma. Voor het imago van het land als militaire grootmacht is de Golfoorlog dan ook een enorm succes geweest.’

Waarom namen journalisten op grote schaal het nepnieuws van de Amerikaanse regering over?

‘Dat kwam ten eerste door het grote vertrouwen in overheidsinstellingen, zeker in de jaren 50 en het begin van de jaren 60. Pas sinds het echec in Vietnam is het vertrouwen van het Amerikaanse publiek in haar overheid gaan eroderen. Voorafgaand aan de Vietnamoorlog was het onbehoorlijk om ministers te wantrouwen. Nu is een kritische houding bij journalisten volkomen normaal, maar destijds werd dat niet algemeen geaccepteerd.

Een tweede reden was de maatschappelijke consensus. Het publiek dacht in dezelfde lijnen als de Amerikaanse regering. Tijdens de Vietnamoorlog was de angst voor het communisme enorm en sloot het nepnieuws aan bij de vooroordelen van het publiek. Ten tijde van de Irakoorlog, meer dan dertig jaar later, bepaalde het door 9/11 aangewakkerde patriottisme het maatschappelijke klimaat.

Het onvoldoende factchecken van bronnen destijds was een vorm van journalistieke luiheid

Voorafgaand aan de Russische inval in Oekraïne verscheen een video van een ruzie tussen een journalist van Associated Press en een persvoorlichter van de Amerikaanse regering, tijdens een persconferentie over de verzameling van Russische troepen aan de Oekraïense grens. Dat vormt een enorm contrast met persconferenties van de Amerikaanse regering tijdens de Irakoorlog: toen zaten alle journalisten er als makke schapen bij, terwijl de persvoorlichters van de regering keihard stonden te liegen. Het verschil tussen toen en nu is gigantisch. Door de leugens van de Amerikaanse regering tijdens voorgaande conflicten zijn journalisten tegenwoordig direct wantrouwig.’

Hadden journalisten tijdens de Amerikaanse oorlogen meer moeten doen om nepnieuws te weren?

‘Als historicus heb je op een bepaalde manier makkelijk praten, want journalisten hebben vaak te maken met prangende deadlines. Echter hebben ze dan nog steeds de mogelijkheid om bepaalde bronnen niet te gebruiken of bepaald nieuws niet te publiceren. Een basisregel in de journalistiek is dat verslaggevers altijd voorzichtig moeten zijn met anonieme bronnen, omdat die niet te verifiëren zijn. Soms kan nieuws daardoor niet naar buiten worden gebracht, maar dat deden kranten tijdens de Vietnam- en Golfoorlogen vaak wel. Het onvoldoende factchecken van bronnen destijds was een vorm van journalistieke luiheid.’

Hoe kijkt u naar de westerse mediaverslaggeving van de huidige oorlog in Oekraïne?

‘Er wordt ontzettend veel aan factchecken gedaan. Alles wat Poetin en Oekraïne naar buiten brengen, wordt volledig gecontroleerd. Dat is een goede houding, maar soms slaat het een beetje door. De berichten in Russische staatspropaganda zijn vaak overduidelijke leugens, die hebben geen factcheck nodig. Als deze te serieus worden genomen door westerse media, wordt het een beetje lachwekkend.

Het feit dat de Europese Unie heeft besloten om de Russische staatsmedia − Sputnik en Russia Today − te blokkeren, is echter onbegrijpelijk. Dat is een vorm van censuur. Ons westers, democratisch stelsel zit zo in elkaar dat iets niet zomaar tot propaganda kan worden bestempeld en vervolgens gecensureerd. Die inhoudelijke toetsing horen overheden niet te doen. Overheden kunnen niet bepalen wat wel of geen propaganda is. Persvrijheid betekent dat iedereen kan zeggen wat diegene wil en dat die uitingen vervolgens worden geverifieerd of gefalsificeerd, of zo nodig strafrechtelijk vervolgd. Dit is een ontoelaatbare maatregel en de EU komt hier te makkelijk mee weg.’

Spoken. Nepnieuws en de Amerikaanse oorlogen in Vietnam en de Golf   

Pien van der Hoeven
272 pagina’s
Prometheus
€22,50