Home ‘Jongens, dit is gewoon bovengrondse archeologie’

‘Jongens, dit is gewoon bovengrondse archeologie’

  • Gepubliceerd op: 29 augustus 2023
  • Laatste update 29 aug 2023
  • 4 minuten leestijd
Het oude stadhuis in Amsterdam, geschilderd door Pieter Janszoon Saenredam, 1657

In elk nummer vraagt Alies Pegtel een historicus naar zijn of haar historische sensatie. Naar het moment waarop, zoals Johan Huizinga het formuleerde, heden en verleden lijken samen te vallen. Een gevoel dat vaak onverwacht wordt opgewekt door een document, voorwerp, geluid, geur, locatie of inzicht. Deze maand hoogleraar Gabri van Tussenbroek. ‘In honderden huizen zijn nog sporen van het verre verleden te vinden. De geschiedenis ligt er onder handbereik.’

Kent u de historische sensatie, zoals door Johan Huizinga omschreven?

‘Ik heb nog eens nagelezen wat Huizinga erover schrijft. De historische sensatie is een vorm van buiten jezelf treden – dat je het gevoel hebt dat je echt in het verleden bent. Met de hand op mijn hart: ik kan me niet herinneren dat ik zoiets ooit heb meegemaakt.’

Meer interviews lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Nee?

‘Er zijn wel momenten dat dat je een helder inzicht krijgt in hoe het moet zijn geweest. Maar onmiddellijk rijst een volgende vraag: maar hoe zat dat dan? Er zit altijd een kritische afstand tussen heden en verleden. En hoe verder je teruggaat, hoe meer je moet reconstrueren. Het abstractieniveau neemt enorm toe, en ook het besef van wat je allemaal níét weet. Wat zich allemaal aan ons oog onttrekt is gigantisch. We zouden mensen die 500 jaar geleden leefden niet eens kunnen verstaan.’

Gabri van Tussenbroek
Foto door Sacha de Boer.

Gabri van Tussenbroek

(1969) is hoogleraar stedelijke identiteit en monumenten, in het bijzonder van de Nederlandse bouwhistorie, aan de Universiteit van Amsterdam en bouwhistoricus bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Hij studeerde mediëvistiek en kunstgeschiedenis aan de Universiteit Utrecht en werkte van 2005 tot 2022 als stadsbouwhistoricus bij Monumenten en Archeologie van de gemeente Amsterdam. Van zijn hand verschenen onder meer De toren van de Gouden Eeuw (2017), Amsterdam en de Nachtwacht (2018) en IJzeren ambitie. Het Paleis voor Volksvlijt en de opkomst van de Nederlandse industrie (2019). Recent verscheen De houten eeuw van Amsterdam. Bouwen, werken en wonen in de middeleeuwse stad (1275-1578).

U hebt dus nooit een historische sensatie ervaren?

‘Nee, niet zoals Huizinga het bedoelde. Maar de historische fascinatie, die ken ik wel. Het gevoel van: hoe bestaat het dat dit er nog is! Wat geweldig dat ik dit kan onderzoeken. Dat is mijn drive als historicus.’

Uw boek De houten eeuw van Amsterdam, over de stad in de Middeleeuwen, is met passie geschreven. Waarin schuilt uw fascinatie voor bouwhistorie?

‘Die is 30 jaar geleden ontstaan, toen ik stage liep bij de Bouwhistorische Dienst in ’s-Hertogenbosch. Daar hoorde ik dat er in de stad veel middeleeuwse huizen verstopt gaan achter gevels die er veel later tegenaan zijn gezet. Toen ik dat eenmaal wist, ben ik op ontdekkingstocht gegaan, ook in andere steden. Ik ben tegen talloze mensen op straat aan gebotst, omdat ik continu naar gevels keek: wat zou hierachter schuilgaan? Ik dacht: jongens, dit is gewoon bovengrondse archeologie.’

Wat raakte u?

‘Het besef dat het verre verleden er nog is. En dat dit niet beperkt blijft tot een klooster of kasteel, maar dat er in honderden huizen nog sporen van te vinden zijn. De geschiedenis ligt onder handbereik, gewoon voor het oprapen.’

De Middeleeuwen ontsloten zich?

‘Ik raakte gefascineerd door de huizenbouw. Hoe zaten de constructies in elkaar? Waar kwam het materiaal vandaan? Hout moet je importeren, daar zat een heel netwerk achter. Bakstenen moet je bakken, hoe deden ze dat? Je duikt erin en dan blijkt dat 600 jaar geleden de maatschappij al goed was georganiseerd. En dat de mensen heel pragmatisch waren: we hebben klei buiten de stadspoorten, daar kunnen we stenen van bakken. Geen klei? Dan blijven we langer met hout bouwen.’

Was er dertig jaar geleden al kennis over middeleeuwse stedenbouw?

‘Mondjesmaat. Door Monumentenzorg is er vanaf de jaren zestig, zeventig pionierswerk verricht, vanuit een restauratieslag. De aandacht van de architectuurhistorie was traditioneel gericht op de highlights, de paleizen, de grote kerken. Maar alle middeleeuwse huizen bij elkaar vormen een geweldige databank voor kennis van een stadsgeschiedenis.’

Het middeleeuwse Amsterdam lag op dat gebied nog braak?

‘Amsterdam werd heel lang bekeken vanuit onze belangstelling voor de zeventiende-eeuwse grachtengordel en de Gouden Eeuw. Doordat ik in mijn boek verder terugga, hoop ik dat het bewustzijn ontstaat dat middeleeuws Amsterdam ook nog bestaat. In Utrecht ligt dit anders; omdat die stad in de Middeleeuwen zo belangrijk was, heeft het historisch onderzoek zich daar ook meer op toegespitst.’

Hoelang hebt u aan dit boek gewerkt?

Allemachtig.

‘Ik hou mijn studenten altijd voor dat je dagelijks best 500 woorden kunt schrijven en dat je wekenlang als een diesel kunt doorgaan. Dat werkt heel goed.’

Openingsbeeld: Het oude stadhuis in Amsterdam, geschilderd door Pieter Janszoon Saenredam, 1657.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Begrijp het heden, begin bij het verleden: met HN Actueel lees je de voorgeschiedenis van het nieuws van vandaag. Maak nu een maand kennis voor maar €1,99.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 9 – 2023