Home Jo van Heutsz (1851-1924): te praktisch om een racist te zijn

Jo van Heutsz (1851-1924): te praktisch om een racist te zijn

  • Gepubliceerd op: 14 maart 2006
  • Laatste update 18 apr 2023
  • Auteur:
    Maurice Blessing
  • 15 minuten leestijd
Jo van Heutsz (1851-1924): te praktisch om een racist te zijn

Hij werd gelauwerd en bejubeld als ‘pacificator van Atjeh’ en koningin Wilhelmina behoorde tot zijn grootste bewonderaars. Maar in de jaren zestig werd hij weggezet als fascist en moordenaar. Wie was Jo van Heutsz, die in ‘ons Indië’ de Ethische Politiek gestalte gaf?

Op 9 april 1965 plaatsen twee provo’s uit het Drentse Coevorden, Alard van Lenthe en Relus ter Beek (de latere PvdA-minister van Defensie), een waarschuwingsbord bij het plaatselijk gedenkteken voor J.B. van Heutsz. De tekst luidt: ‘Ontslapen onder het hakenkruis; gesneuveld bij het uitmoorden van het 39-ste Atjeese dorp; bij het verkrachten van de 79-ste Atjeese vrouw om het geschokte vertrouwen van het Nederl. Indische bestuur opnieuw te funderen.’ De twee worden veroordeeld tot een boete van vijftig gulden.

Het incident staat niet op zichzelf: in datzelfde jaar wordt het Van Heutsz-monument in Amsterdam-Zuid met witte verf besmeurd. In 1967 pleegt een natuurkundestudent er zelfs een bomaanslag. En in 1984, bij een tweede aanslag met explosieven, ontsnappen enkele spelende kinderen er ternauwernood aan de dood.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Omstreden figuur

J.B. van Heutsz (1851-1942), ooit bewonderd door koningin Wilhelmina en toegejuicht door duizenden van haar onderdanen, is een zeer omstreden figuur. ‘Van Heutsz’ was – en is – in de eerste plaats een symbool: in linkse kringen staat hij voor de bloederige uitwassen van de Nederlandse koloniale praktijk. Voor anderen echter symboliseert Van Heutsz de Ethische Politiek – die mede de aanzet vormde voor het Indonesisch nationalisme. In Van Heutsz komen zowel de gewelddadigheid als de ethiek van de Nederlandse koloniale politiek samen.

Van Heutsz, ooit bewonderd door koningin Wilhelmina en toegejuicht door duizenden van haar onderdanen, is een zeer omstreden figuur

Joannes (‘Jo’) Benedictus van Heutsz wordt op 3 februari 1851 in Coevorden geboren in een militair nest. Hij is de tweede zoon van artillerieofficier Joannes Franciscus van Heutsz, een ‘vrijgevochten maar kundig’ militair. Zelf karakteriseert Van Heutsz zijn vader als een ‘pierewaaier’. Jo junior brengt zijn schooltijd door in Breda, waar hij bekend komt te staan als een lastige, kwebbelzieke leerling. Hij zwerft het liefst door de bossen buiten de stad, waar de aspirant-officieren van de Koninklijke Militaire Academie trainen. Zelf zal Jo nooit tot de prestigieuze officiersopleiding toetreden. Hij beschikt niet over de juiste vooropleiding en bovendien verdient zijn vader niet genoeg – of geeft hij te veel uit aan wijntje en Trijntje – om de studie van een tweede zoon te kunnen bekostigen.

Er zit voor Jo, die zich geen andere carrière dan als militair kan voorstellen, niets anders op dan zich van onderaf op te werken. In 1867 neemt hij daarom dienst bij het Instructie Bataljon in Kampen. Hij raakt er niet geliefd bij zijn superieuren – daarvoor is hij te veel een non-conformist. Toch lukt het hem al snel de ‘hoofdcursus’ voor officieren in Maastricht te bereiken. De jonge Van Heutsz is namelijk niet alleen grofgebekt, eigenwijs en onbehouwen; hij bezit ook een bovengemiddelde ambitie en een overstelpende hoeveelheid energie.

In 1872 keert hij triomfantelijk terug naar Breda, in het officiersuniform van de infanterie. Hij heeft zich heilig voorgenomen elke kans aan te grijpen zich te velde te bewijzen. Het lot helpt hem daarbij een handje: binnen een jaar stort Nederland zich halsoverkop in het wespennest van de Atjeh-oorlog.

Guerillaoorlog

Atjeh, gelegen op de uiterste noordpunt van Sumatra, is sinds mensenheugenis een onafhankelijk moslimsultanaat: de koloniale machten hebben het perifere gebied altijd links laten liggen. Deze desinteresse verdwijnt echter als in 1869 het Suezkanaal wordt geopend, waardoor de Straat van Malakka de belangrijkste doorvaartroute in de Indische archipel wordt. De moderne stoomschepen passeren nu de Atjeese kust. Daar worden ze met enige regelmaat overvallen door kapers.

Bovendien vallen lokale roofbenden regelmatig het aangrenzende sultanaat Deli binnen. Deli is een voor Europese ondernemers veelbelovend gebied, met een volgzame – corrupte – sultan. Het is een decennium eerder opengesteld voor de commerciële tabaksteelt. Nederland, dat sinds 1871 de verantwoordelijkheid over heel Sumatra heeft, besluit dan ook in te grijpen.

Op 8 april 1873 landt een Nederlands-Indisch expeditieleger van drieduizend man op de kust van Atjeh

Op 8 april 1873 landt een Nederlands-Indisch expeditieleger van drieduizend man op de kust van Atjeh. De legerleiding had verwacht dat de ‘inlanders’ massaal de benen zouden nemen. Maar het tegenovergestelde gebeurt: met hun vlijmscherpe klewangs storten de Atjeeërs zich op de Nederlands-Indische soldaten. Alleen al bij de landing komen negen militairen om en raken er 43 gewond. Na drie weken vergeefse strijd wordt de aftocht geblazen.

De schandvlek van Atjeh moet gewist, is de reactie van minister van Koloniën Fransen van de Putte. De ambitieuze Van Heutsz ruikt zijn kans: hij geeft zich onmiddellijk op voor het Nederlands-Indisch Leger. In het najaar van 1873 arriveert hij met het stoomschip Borneo in een door cholera geteisterd Batavia. Daar is men druk bezig de tweede expeditie naar Atjeh voor te bereiden.

Maar Van Heutsz mag niet mee; hij moet eerst acclimatiseren in Soerabaja. Zo mist hij de succesvolle bestorming van het paleis van de sultan. De overwinning wordt gevierd door ‘Wien Nêerlands Bloed’ te spelen op de rokende puinhopen. Onmiddellijk daarna breekt een guerrillaoorlog uit: de ‘Heilige Oorlog tegen de ongelovigen’, zoals hij al snel door radicale Atjeese geestelijken wordt genoemd.

Koning Eenoog

In 1874 weet Van Heutsz dan toch overplaatsing naar het slagveld van Atjeh te bewerkstelligen. In korte tijd maakt hij er naam als meedogenloos en moedig militair. Wanneer hij in 1876 terugkeert naar Soerabaja, heeft hij de rang van eerste luitenant bereikt en een Militaire Willemsorde op zak.

Het garnizoensleven in Soerabaja kan Van Heutsz niet bekoren. In 1880 keert hij terug naar Atjeh. Ditmaal vecht hij aan de zijde van generaal-majoor Karel van der Heijden, die een onuitwisbare indruk op Van Heutsz nalaat. Van der Heijden heeft de opdracht de lokale bevolking klein te krijgen. De generaal-majoor gaat zelf voorop in de strijd. Bij de komst van Van Heutsz heeft hij reeds een oog verloren tijdens een – mislukte – poging het geestelijk centrum Batoe Iliq te veroveren.

De tactiek van de verschroeide aarde van ‘Koning Eenoog’ – zoals de Atjeeërs hem in hun lokale legendes noemen – geeft de Nederlandse regering het idee dat de definitieve overwinning is behaald.

De tactiek van de verschroeide aarde van ‘Koning Eenoog’ geeft de Nederlandse regering het idee dat de overwinning is behaald

Maar zodra in Atjeh een civiel bestuur wordt ingesteld, laait het verzet weer op. De voortdurende oorlog drukt zwaar op de begroting en daarom begint de Nederlandse regering in 1884 met de aanleg van de ‘geconcentreerde linie’: de Nederlandse militairen moeten hun aanwezigheid in Atjeh beperken tot de hoofdplaats Kota Radja, waaromheen een stelsel van loopgraven, prikkeldraad en versterkingen wordt aangelegd.

Van Heutsz vertrekt uit Atjeh. Hij is inmiddels getrouwd met koopmansdochter Maria van der Zwaan en heeft twee dochters. Met hen zwerft hij zes jaar lang door de Indische archipel, van garnizoen naar garnizoen. Hij krijgt in die jaren twee zonen en wordt bevorderd tot kapitein.

De situatie in Atjeh blijft hem echter interesseren: Van Heutsz leest studies over de oorlog en raakt er steeds meer van overtuigd dat de geconcentreerde linie niet de juiste oplossing is. Ook maakt hij zich zorgen over zijn carrière. Hij is al bijna veertig en wil niet met een klein pensioen zijn loopbaan beëindigen. Om zijn uitbundige levensstijl voort te kunnen zetten, moet hij minstens een staffunctie krijgen.

Ziekteverlof

In 1889 keert hij terug naar Kota Radja. Daar loopt hij de arabist Snoeck Hurgronje tegen het lijf, die door Batavia is gevraagd een rapport te schrijven over ‘de religieus-politieke toestanden in Atjeh’. Snoeck en Van Heutsz vinden elkaar op het politiek-militaire vlak. Zo bepleit Snoeck in zijn rapport het ‘zeer gevoelig slaan’ van de islamitische geestelijken en de regionale leiders, ‘zoodat vrees de Atjèhers weerhoudt van de aansluiting aan die bendehoofden’.

Wellicht aangespoord door Snoeck Hurgronje publiceert Van Heutsz in 1893 een brochure getiteld De onderwerping van Atjeh. Hierin pleit hij voor afschaffing van de geconcentreerde linie en invoering van een grootschalige contraguerrilla. Van Heutsz neemt hiermee een groot risico: van militairen wordt geen politieke mening verwacht. Bovendien ligt hij slecht bij gouverneur-generaal Pijnacker-Hordijk, die hij op een receptie en plein public heeft geschoffeerd.

Van Heutsz publiceert in 1893 een brochure getiteld ‘De onderwerping van Atjeh’

Van Heutsz wordt dan ook voor twee jaar op ziekteverlof naar Nederland gestuurd. Bij zijn terugkeer in Indië wordt hij op een rustig deel van Sumatra geparkeerd, ver weg van de oorlog en Batavia. Daar, in het provinciale Medan, overpeinst hij verbitterd zijn benarde financiële positie.

Offensieve oorlog

Maar in 1896 keren zijn kansen zich plots ten goede, met het ‘verraad’ van Teukoe Oemar. Dit Atjeese hoofd is door de Nederlanders met geld en wapens omgekocht, maar loopt plotseling over naar de opstandelingen. Het leidt tot een golf van nationalistische verontwaardiging in Nederland en de roep om voorgoed een einde te maken aan ‘het chronische gehaspel op Atjeh’. Daar komt bij dat het economisch tij is gekeerd, en er financiën vrijkomen om in Atjeh een offensieve oorlog te voeren. Van Heutsz, die alom bekendstaat als een van de beste vechtofficieren, moet zich opnieuw melden in Kota Radja.

Vanaf dat moment maakt zijn carrière een sprong voorwaarts. Na een succesvolle actie tegen Teukoe Oemar ontvangt Van Heutsz een gelukstelegram van de zestienjarige prinses Wilhelmina. Ze leeft sterk met de gebeurtenissen mee, schrijft ze.

Van Heutsz’ carriere maakt een sprong, hij ontvangt zelfs een gelukstlegram van prinses Wilhelmina

In 1898 wordt Van Heutsz benoemd tot gouverneur van Atjeh, met Snoeck Hurgronje als zijn persoonlijk adviseur. Samen kunnen ze hun theorieën nu in praktijk brengen. Ze zijn voorstander van gedoseerde, snelle en doeltreffende – ‘chirurgische’ – militaire acties tegen de opstandelingen. Oogstvelden, vreedzame burgers en dorpen dienen daarbij zoveel mogelijk te worden ontzien. Geen rücksichtslos geweld dus.

De nieuwe tactiek van Van Heutsz en Snoeck heeft succes: de militaire overwinningen rijgen zich aaneen. Enkele dagen voor de trouwdag van Wilhelmina, op 7 februari 1901, wordt Batoe Iliq ingenomen. Als twee jaar later de Atjeese sultan-pretendent zich overgeeft, lijkt de oorlog beëindigd. Het levert Van Heutsz de titel op van persoonlijk adjudant van Wilhelmina, en het Grootkruis der Militaire Willemsorde.

Buitenechtelijke verhouding

In 1904 keert Van Heutsz terug naar Nederland, voor een nationale triomftocht per trein. Overal wordt hij uitzinnig toegejuicht en Wilhelmina ontvangt ‘de pacificator van Atjeh’ vol ontzag op Het Loo. Alle bewieroking is de van geldingsdrang overlopende Van Heutsz echter niet genoeg: hij wil gouverneur-generaal van Indië worden. Maar ARP-minister Idenburg van Koloniën twijfelt, ondanks de enthousiaste instemming van Wilhelmina. Het ongepolijste karakter van Van Heutsz lijkt maar moeilijk te rijmen met een dergelijke functie.

Opnieuw schiet het lot Van Heutsz echter te hulp. In 1904, als de oorlog tussen Rusland en Japan uitbreekt, dreigt een wereldoorlog. Het kabinet van ARP’er Kuyper wil daarom graag een landvoogd in Batavia die in staat is leiding te geven aan een koloniaal rijk in oorlog.

Bovendien baseert de ARP het koloniale beleid op de zogenoemde Ethische Politiek. Volgens deze sociaal-politieke ideologie moeten de koloniale onderdanen ‘verheven’ worden naar westers, christelijk model. De ‘inlanders’ moeten als kinderen worden opgevoed en beschaafd. Daarvoor moet het Nederlands gezag wel tot in alle uithoeken van de archipel stevig worden gevestigd. En wie kan dat beter dan Van Heutsz?

Hij kwijt zich met verve van zijn taak. In alle buitengewesten van de Indische archipel wordt de Atjeh-methode toegepast. Beetje bij beetje krijgt de eenheidsstaat, die nu Indonesië heet, vorm. Van Heutsz wordt daarom nog altijd vereerd binnen het huidige Indonesische leger.

Het gouverneurschap van Van Heutsz markeert het begin van het einde van zijn mythische reputatie in Nederland

Toch markeert het gouverneurschap van Van Heutsz het begin van het einde van zijn mythische reputatie in Nederland. Daar sijpelen berichten door over grove wreedheden tegen de bevolking van Atjeh, begaan onder Van Heutsz’ opvolger als gouverneur in Kota Radja, Van Daalen. Deze officier van Molukse afkomst blijkt gruwelijk te hebben huisgehouden in de binnenlanden van Atjeh.

Van Heutsz houdt hem in eerste instantie de hand boven de hoofd, maar Van Daalen is blijkbaar zo overtuigd van zijn ‘rechtmatig’ handelen dat hij foto’s heeft laten maken van de afgeslachte vrouwen en kinderen in de veroverde kampongs. Als bovendien blijkt dat de Nederlands-Indische soldaten zich stelselmatig schuldig maken aan marteling en executie van krijgsgevangenen, moet Van Heutsz Van Daalen wel ontslaan.

De verontwaardiging in Nederland is groot. Atjeh was toch gepacificeerd? Wat heeft Van Heutsz zelf in Atjeh uitgespookt? Als ook nog uitlekt dat Van Heutsz een buitenechtelijke verhouding heeft met de vrouw van een ondergeschikte, lijkt zijn positie onhoudbaar. Slechts zijn goede verhouding met Wilhelmina behoedt hem voor een eerloos aftreden. Na afloop van zijn reguliere ambtstermijn, in 1909, wordt Van Heutsz opnieuw door de koningin ontvangen. Ze benoemt hem tot haar adjudant-generaal en dankt hem voor ‘de grootsche en veelomvattende arbeid die U voor Nederlands-Indië verricht heeft’.

Herbegrafenis

Wilhelmina heeft niet helemaal ongelijk: het gouverneurschap van Van Heutsz had wel degelijk zijn positieve kanten. Zo maakten zijn afkeer van grootse idealen en zijn praktische militaire zin hem in veel opzichten tot een ‘menselijk’ bestuurder. Van Heutsz zag bijvoorbeeld het belang in van economische voorspoed voor de ‘inlanders’; zo zouden ze niet snel in opstand komen.

Onder zijn bewind nam de welvaart in Indië toe. Hij keerde zich tegen de Koninklijke toen deze de olierijkdommen uit Atjeh wilde wegpompen om ze elders te verwerken. En het was algemeen bekend dat hij niet afwijzend stond tegenover de toetreding van Indiërs en vrouwen tot het Binnenlands Bestuur. Van Heutsz had gewoonweg te veel praktische zin om een racist of vrouwenhater te zijn, zoals veel van zijn tijdgenoten waren.

Het gouverneurschap van Van Heutsz had veel positieve kanten, niet alleen maar negatieve

Na zijn pensionering raakte de gevallen pacificator enigszins in de vergetelheid. Maar na zijn dood wordt onder dwang van ‘ernstige zijde’ – algemeen wordt aangenomen dat het om Wilhelmina gaat – een erecomité voor Van Heutsz opgericht. Het organiseert een luisterrijke herbegrafenis in Amsterdam.

Op 9 juni 1929 wordt het stoffelijk overschot van Van Heutsz in processie van het Centraal Station, via het Paleis op de Dam, naar de Nieuwe Oosterbegraafplaats gebracht. Daar, in een imposant mausoleum dat momenteel gerestaureerd wordt, zijn nog altijd te resten te vinden van de man die alle contradicties van de Nederlandse koloniale politiek in zich verenigde.

Het Van Heutsz-monument in Amsterdam

Het erecomité voor Van Heutsz had na de herbegrafenis in Amsterdam nog geld over voor een monument in Batavia. Dat kwam er in 1932, maar toen was het geld nog niet op. Het idee ontstond voor een tweede monument. Op zaterdag 15 juni 1935 onthulde koningin Wilhelmina het Van Heutsz-monument aan het Olympiaplein in Amsterdam-Zuid.

Het bestaat uit een vrouwenfiguur op een vijf meter hoge sokkel. Ze beeldt het Nederlands gezag over Indië uit; aan haar voeten liggen de wapenschilden van Amsterdam en Batavia. Voor op de sokkel is een plaquette met een reliëfbuste van Van Heutsz bevestigd, en het geheel ligt aan een vijver die staat voor de oceanen die Nederland en Indië scheiden.

Het monument was van meet af aan omstreden. Niet alleen onder linkse Nederlanders, maar ook onder rechtse landgenoten, die de symboliek te zwak vonden en liever een traditionele strijder te paard hadden gezien. De oudste zoon van Van Heutsz behoorde tot deze groep critici. In 1943 – hij was toen Sturmbahnführer van de Waffen-SS – verzocht hij de pro-Duitse burgemeester van Amsterdam Voûte de plaquette van zijn vader te verwijderen, als tenminste niet het hele monument in één keer kon worden gesloopt.

Het monument van Van Heutsz was van meet af aan omstreden

Na de oorlog kwam het verzet van linkerzijde. In de jaren tachtig verwijderden activisten de plaquette. Ook daarna bleven politieke partijen en buurtverenigingen pleiten voor sloop of een functieverandering van het monument. Het gerenommeerde instituut Clingendael stelde na diepgravend onderzoek voor het Van Heutsz-monument tot speelplaats om te vormen.

Op 31 januari 2001 werd Amsterdam eindelijk van het Van Heutsz-monument verlost. Vanaf die datum heet het officieel ‘Monument Indië Nederland’ en is het een ‘neutraal’ herinneringsmonument geworden voor de koloniale periode 1596-1949. Over de precieze tekst die het monument moet vergezellen wordt nog altijd gediscussieerd. Het Van Heutsz-monument in Jakarta is al veel eerder gesloopt, toen de Van Heutsz-boulevard werd omgedoopt in Jalan Teukoe Oemar.

Meer informatie

Boeken

Pas in 1976 verscheen de eerste – en voorlopig laatste – serieuze studie naar het leven van Van Heutsz. J.B. van Heutsz. Leven en legende van J.C. Witte is weliswaar een enorme stap vooruit ten opzichte van de hagiografieën die tot dan toe aan de man waren gewijd, maar het blijft te veel aan de oppervlakte hangen om echt een biografie te worden genoemd.

De journalist Paul van ’t Veer voerde in zijn baanbrekende De Atjeh-oorlog (1967) als eerste een genuanceerde Van Heutsz op. Zijn leesbare overzicht van Nederlands langstdurende oorlog sinds de Opstand is een klassieker geworden.

In 1999 verscheen een fraai uitgevoerde herdruk.

Van de vele boeken over ‘Atjeh’ die zijn verschenen, verdient ook Atjeh. De verbeelding van een koloniale oorlog (2001) onder redactie van Liesbeth Dolk een speciale vermelding.

Voor wie een globaal overzicht wenst van onze ‘moderne’ koloniale geschiedenis in Indië, is Het Rijk van Insulinde. Opkomst en ondergang van een Nederlandse kolonie (1996) door H.W. van den Doel een absolute aanrader.

Wie nog verder de breedte in wil, kan De Nederlandse Koloniën. Geschiedenis van de Nederlandse expansie 1600-1975 (1994) van J. Van Goor erbij pakken. Hierin wordt duidelijk gemaakt dat de Ethische Politiek, vaak toegeschreven aan Abraham Kuyper of anders wel Multatuli, zijn oorsprong vindt in de Patriottentijd, eind achttiende eeuw. In 1997 verscheen een herziene druk.

Afbeelding: Johannes Benedictus van Heutsz, door Hannké (1909, Rijksmuseum)