Home Influenza: een zoektocht naar een dodelijk virus

Influenza: een zoektocht naar een dodelijk virus

  • Gepubliceerd op: 6 februari 2001
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Frans Groot

De Spaanse griep startte zijn reis rond de wereld in de Baskische badplaats San Sebastian. In februari 1918 was het nog een gewone griep: je werd er hondsberoerd van, maar knapte uiteindelijk wel weer op. Maar in de loop van het jaar nam de epidemie dodelijke vormen aan, van Alaska tot West-Samoa en van Zuid-Afrika tot Spitsbergen. In Europa en de Verenigde Staten vielen vooral soldaten ten prooi aan het virus.

​Een legerarts in Massachusetts zag zijn manschappen ‘verdrinken in bloed en slijm’. Door een heftige longontsteking konden ze nauwelijks meer adem halen. Na enkele uren ‘zie je hoe de blauwzucht zich vanaf de oren over het hele gezicht verspreidt, totdat je de kleurling nog nauwelijks kunt onderscheiden van de blanke. De dood laat dan nog slechts een paar uur op zich wachten en die tijd wordt gevuld met een gevecht om een paar happen lucht, totdat ze stikken.’ De epidemie eiste wereldwijd zo’n twintig miljoen slachtoffers op.

Kanker, tuberculose, pest, cholera en tyfus zijn allemaal doorgedrongen in het vocabulaire van de Nederlandse vloek, maar de griep niet. Hoe komt dat? De Amerikaanse wetenschapsjournaliste Gina Kolata begint haar boek over de Spaanse griep met de constatering dat deze epidemie een ondergeschoven kindje in de geschiedschrijving is, een voetnoot in het verhaal van de Eerste Wereldoorlog.

Er valt over deze periode zoveel ellende te melden dat het ’toevallige’ en eenmalige verhaal van de dodelijke epidemie makkelijk weggelaten kan worden. Voor de Nederlandse geschiedenis geldt dit zeker. De grote sociale onrust van het najaar van 1918, meestal opgehangen aan de mislukte revolutie van Troelstra, vinden we in de boekjes wel terug, maar de tienduizenden Nederlandse griepslachtoffers blijven meestal onvermeld.

De griep is lastig te plaatsen in het stramien van al die andere volksziektes die uiteindelijk wél door de medische wetenschap bedwongen zijn. Het is een virusziekte, even raadselachtig en ongrijpbaar als aids. Kolata gebruikt de epidemie vooral als opmaat voor een stuk wetenschapsgeschiedenis waarin het speurwerk dat moleculair biologen, virologen en medici sinds 1918 naar het virus hebben verricht centraal staat.

Ze zet deze mensen neer als symbolen van de Amerikaanse frontier-gedachte: daadkrachtige pioniers die de grenzen van de wetenschap verleggen. Het boek staat vol met journalistieke clichés, maar blijft tot het eind toe spannend. De zoektocht naar het virus kan best worden beschouwd als een historisch onderzoek, zij het met een merkwaardig soort archiefmateriaal.
 

Lijkenarchief

In 1951 werd een avontuurlijke expeditie ondernomen naar een dorp in Alaska waar de griepslachtoffers van 1918 in de natuurlijke vrieskist van de permafrost waren begraven. Met toestemming van de lokale bevolking openden de onderzoekers een massagraf om monsters van het longweefsel te nemen. Ze hoopten hiermee het virus te kunnen opkweken, maar het uiterst gevoelige materiaal bleek in het ijs verloren te zijn gegaan en het onderzoek belandde op een dood spoor.

Ruim veertig jaar later leverde deze lijkenpikkerij betere resultaten op. Opnieuw werd in Alaska de spade ter hand genomen en daarnaast beschikte een legerinstituut in Washington over een hele serie longweefselmonsters uit 1918, geconserveerd in formaldehyde. Dankzij verfijnde onderzoeksmethoden lukte het de onderzoekers het genetische bouwmateriaal van het virus te reconstrueren.

De moordenaar werd als het ware opgespoord aan de hand van zijn DNA-profiel. Is hij nu onschadelijk gemaakt? Met de huidige kennis zou het inderdaad mogelijk zijn een vaccin te ontwikkelen tegen het Spaanse-Griepvirus. Al veel langer bestaat een redelijk efficiënt vaccinatieprogramma voor de minder gevaarlijke varianten van de griepfamilie. Geen vuiltje aan de lucht dus.

Maar nog steeds is niet duidelijk waar het virus van 1918 vandaan kwam en hoe het de zwakke plek in het menselijk afweersysteem zo genadeloos wist te vinden. Terwijl de profielschets van de moordenaar is gemaakt, is het moordwapen nog steeds zoek. Het spook van 1918 kan dus nog steeds voor onrust zorgen. Het mooiste voorbeeld van zo’n paniekgolf was de inentingscampagne die de Amerikanen (en ook de Nederlanders) in 1976 moest beschermen tegen de levensgevaarlijke ‘varkensgriep’. Om het goede voorbeeld te geven liet president Gerald Ford zich voor het oog van de camera’s inenten. De epidemie bleek loos alarm te zijn: enkele overijverige medische deskundigen waren wat doorgeslagen in hun angst een nieuwe ramp met miljoenen slachtoffers op hun geweten te hebben. Had Karl Marx dan toch gelijk toen hij schreef: grote wereldhistorische feiten treden twee maal op: de eerste keer als tragedie en de tweede keer als klucht.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.