door Katherine Frank. 567 p. Harper Collins Publishers 2001, ƒ 84,95
De eenheid van India is een droom. De droom van één politieke familie: de legendarische Gandhi’s. Leden van dit pseudo-Koninklijk Huis – Mahatma Gandhi, Jawaharlal Nehru (1889-1964), Indira Nehru Gandhi (1917-1984) en Rajiv Gandhi (1944-1991) – hebben via de door hen gedomineerde Congres Partij van India de grootste democratie ter wereld gemaakt.
Kort na juni 1984, toen haar leger de separatisten had vermoord die zich hadden verschanst in de Gouden Tempel in Amritsar, de voor de Sikhs zo belangrijke stad in hun provincie Punjab, schreef Indira Gandhi dat zij niet kon geloven dat haar dood gewelddadig zou zijn. Haar liefde voor India was immers veel sterker dan de haat van de separatisten die wraak op haar wilden nemen. Een dag later pompten twee van haar lijfwachten, Sikhs uit de Punjab, hun kogels in Indira. Het waren er 29, om maar zeker te zijn.
Volgens Katherine Frank, de schrijfster van de nieuwe, in Engeland huizenhoog geprezen biografie van Indira Gandhi, maakte de mythe van de Gandhi-familie het onvermijdelijk dat zoon Rajiv Indira als premier zou opvolgen. Braaf gehoorzaamde Rajiv de publieke opinie, verscheen op de tv en zei dat de geest van Indira altijd zou blijven leven. Zijn moeder was ook de moeder van de natie geweest. Kennelijk dacht Rajiv terug aan wat zijn grootvader Nehru bij het overlijden van Mahatma Gandhi had gezegd: ‘Bapu, de Vader van de Natie, is niet meer.’
Rajiv werd in 1991 vermoord. Zijn weduwe Sonia is, na bestudering van videobanden met de toespraken van haar schoonmoeder, leidster geworden van de Congres Partij die tegenwoordig in de oppositie zit. Haar dochter Priyanka, die uiterlijk sterk op grootmoeder Indira lijkt, is nu 28. Naar het schijnt, heeft ze politieke ambities. En een zoon.
De moeder van India, schrijft Frank, was het product van haar vader Nehru. Zij was het enige kind van een populistische vader die had begrepen dat antikolonialisme, bevrijding, democratie, kortom: goede en mooie dingen als vrede, openheid, recht, en de schepping van het moderne India, wel degelijk konden samengaan met behartiging van de familiebelangen.
Nehru schiep de mythe van de Gandhi-familie, die de arme hindoes verdedigde, persoonlijke armoede predikte en glorieerde in Britse gevangenschap. Als campagnevoerder was hij onverslaanbaar. Vergeleken met Nehru lijken de recente Amerikaanse presidentskandidaten traag en suf.
Amerikaanse feministes
Het duurde tamelijk lang voordat ook dochter Indira begreep hoe dit spel werd gespeeld. De eerste helft van dit dikke boek is daarom geen politieke biografie, maar een bij uitstek persoonlijke geschiedenis van een geniale vader en diens wat hardhorende dochter, die een zwakke gezondheid veinst om haar dominante vader te kunnen ontlopen.
Dat lukte haar niet. Na de dood van Nehru in 1964 besloot de elite van de Congres Partij dat Indira haar vader als premier moest opvolgen. Indira’s kiezers zagen haar als de reïncarnatie van Nehru, en Amerikaanse feministes als Betty Friedan reisden naar Delhi om de vrouw te portretteren die de mannelijke superioriteit een vernietigende klap zou toebrengen.
De werkelijkheid, schrijft de empathische maar ook routineuze vakbiografe Graham, was ontluisterend. Indira werkte de politici die dachten haar te kunnen sturen er binnen de kortste keren uit. Ze had niet de minste scrupules als het om de verdediging van haar machtspositie ging. Verkiezingen vonden plaats als het haar uitkwam; rechters werden ontslagen, ook als het haar uitkwam. Indira liet politieke tegenstanders genadeloos vastzetten onder ellendige omstandigheden, net zoals de Britten haar eigen vader hadden opgesloten.
De tweede helft van het boek, over de periode 1964-1984, is daarmee de lange geschiedenis van Indira’s machtsmisbruik, van gevoos met haar yogaleraar en secretaris, van gerommel en geknoei door hebberige adviseurs. Wat dit deel zo spannend en dus leuk maakt, is dat al deze ranzige geschiedenissen uitgebreid worden opgedist – door een biografe die voorgeeft dat zij een heiligenleven heeft willen schrijven. Of in ieder geval werkelijk denkt dat Indira een – door zoonlief Sanjay en andere slechte raadgevers bedorven – moeder van de natie is geweest.
Johannes Houwink ten Cate is medewerker van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie.
Dit artikel is exclusief voor abonnees