Home Dossiers De Verlichting ‘In de Verlichting ging het om het wereldbeeld’

‘In de Verlichting ging het om het wereldbeeld’

  • Gepubliceerd op: 22 januari 2015
  • Laatste update 31 mrt 2023
  • Auteur:
    Simone Olsthoorn
  • 7 minuten leestijd
‘In de Verlichting ging het om het wereldbeeld’
Cover van
Dossier De Verlichting Bekijk dossier

Algemeen wordt de achttiende eeuw aangemerkt als de Verlichte periode, maar de idealen van deze tijd kregen al eerder voet aan de grond.

In Historisch Nieuwsblad (1/2005) betoogt Jan Dirk Snel dat Newtons geschrift Principia, gepubliceerd in 1687, als beginpunt zou kunnen worden aangemerkt. De Verlichting kan namelijk beschouwd worden als reactie op de Wetenschappelijke Revolutie van de zeventiende eeuw. Nadat toen al diverse baanbrekende ontdekkingen waren gedaan, ging het nu om de vraag wat men met de nieuwe kennis kon doen en hoe men deze moest interpreteren. ‘In de Verlichting ging het om het wereldbeeld.’

In de achttiende eeuw, de tijd van de Verlichting, hadden wetenschappers en filosofen het gevoel dat Europa een periode van schemering achter zich liet. De idealen van de Verlichting – geloof in de rede en vooruitgang op het gebied van wetenschap, onderwijs, sociale hervorming en politiek – zouden constanten worden in de moderne wereld die toen ontstond.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Parijs

De geest van de achttiende-eeuwse Verlichting kwam voort uit de wetenschappelijke en intellectuele revolutie van de zeventiende eeuw. Het vooruitgangsidee ging er vanuit dat elke generatie beter af zou zijn dan de vorige en dat iedereen uiteindelijk zou delen in deze ontwikkeling. Hierbij stond kennis centraal, dankzij kennis zou alles beheersbaar worden en zou er een nieuwe en betere maatschappij ontstaan. Het voornaamste principe van de Verlichte denkers was dat men de waarheid kon vinden met behulp van de ratio (de rede, het verstand). Wat kerkelijke autoriteiten zeiden, werd bijvoorbeeld niet meer zonder meer voor waar aangenomen. Deze ideeën ontstonden in de zeventiende eeuw, maar vonden na 1700 pas echt een goede voedingsbodem.

De verlichte ideeën verspreidden zich over Europa dankzij de ‘filosofen’. Dit waren geen existentiële denkers, maar publicisten. Zij leverden hun sociale en literaire kritiek op zo’n manier dat het flink gegroeide lezerspubliek het interessant en begrijpelijk vond. Parijs vormde het zenuwcentrum van de Verlichting. Daar kwamen mensen met elkaar in discussie in de vele salons die de stad rijk was.

De bekendste filosofen van de Verlichting waren dan ook Frans: Montesquieu, Voltaire, Rousseau, Diderot en d Alembert. Allemaal dachten ze dat de maatschappij kon verbeteren. Montesquieu leverde een belangrijke bijdrage aan het denken over staatsinrichting. Met zijn Trias Politica, de scheiding van de wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht, legde hij de basis voor veel parlementaire democratieën. Rousseau beïnvloedde het denken over opvoeding. In zijn ogen zijn mensen van nature goed en zijn kinderen uniek. Opvoeding moet dus vrij zijn en gericht op persoonlijke ontwikkeling. Deze visie ging regelrecht in tegen de heersende ideeën over opvoeding in zijn tijd en leeft nog steeds. Deze filosofen leverden bovendien een bijdrage aan de Encyclopédie van Diderot en d Alembert. De auteurs ervan brachten de wetenschap op een nieuwe manier in kaart, waarbij ook kritische kanttekeningen over de maatschappij werden geplaatst. In de Encyclopédie wilden ze de kennis van de voorbije eeuwen verzamelen, deze kennis aan het nageslacht doorgeven en zo mensen gelukkiger en beter maken.

Ook op economisch terrein stonden enkele grootheden op, die vooral een politiek van laissez-faire voorstonden, maar wel een sterke overheid verlangden. De bekendste van hen is ongetwijfeld Adam Smith, een Engelsman, wiens Wealth of Nations binnen enkele jaren al in vele talen vertaald werd. Hij werd de filosoof van de vrije markt, de voorvechter van vrije handel. De invisible hand zou de economie door middel van vraag en aanbod in evenwicht houden. Elke natie zou zijn relatieve voordeel op bepaalde terreinen van productie of handel moeten gebruiken om zwakheden op andere vlakken te compenseren en zo winst te maken.

Verlicht despotisme

In de achttiende eeuw wierpen enkele Europese vorsten zich op als ‘verlicht despoten’, die de nieuwe wetenschappelijke en filosofische inzichten wilden gebruiken om hun landen op te stoten in de vaart der volkeren. Grote verschillen met de despoten van voor de Verlichting waren er overigens niet, ze onderscheidden zich vooral in het tempo van de veranderingen die ze doorvoerden. Verlicht despotisme was seculier; de despoten verantwoordden hun aanwezigheid op basis van hun nut voor de maatschappij. Het verlicht despotisme kwam voor in Oostenrijk, Pruisen en Frankrijk. In het laatste land werd het echter geen succes, vooral omdat Lodewijk XV niet bijzonder geïnteresseerd was in politiek. Daarnaast waren juist welvarende groepen binnen de samenleving – adel en kerk – uitgesloten van belastingen. Hierdoor, en door de kostbare oorlogen, was de overheid chronisch arm.

Engeland beleefde de Verlichting op zijn eigen manier manier. Door de bank genomen was de politieke elite tevreden met de maatregelen die er na de Glorious Revolution van 1688 genomen waren. Sschrijvers die de Franse filosofen het dichtst naderden in hun denkbeelden – zoals Hume en Gibbon – waren opvallend gematigd in hun politieke opvattingen. De belangrijkste tendens in het achttiende-eeuwse Engeland was de uitbreiding van de macht van het parlement en een centralisatie van het Britse rijk, ondanks voortdurende kritiek op het parlement.

Amerikaanse Revolutie

In 1763 bemachtigde Groot-Brittannië de heerschappij over een groot deel van Noord-Amerika, na het winnen van de Franse en Indiaanse Oorlog. Het Britse koloniale rijk was hiermee inmiddels flink gegroeid en het was kostbaar om het te onderhouden. Om het rijk te bekostigen voerde Engeland belastingen in op diverse producten, zoals thee. Deze maatregel viel slecht bij Amerikaanse kolonisten, die zich al niet sterk verbonden voelden met Groot-Brittannië en bovendien geen inspraak in het bestuur kregen in ruil voor de belastingbetalingen. Zij voelden zich steeds meer Amerikanen in plaats van Engelsen en begonnen te verlangen naar onafhankelijkheid.

In november 1773 kwamen de spanningen tot een hoogtepunt, toen het Britse schip Dartmouth de haven van Boston aandeed. Plaatselijke kolonisten bevolen de kapitein rechtsomkeert te maken, maar de Britse gouverneur verbood dit. Na een kleine drie weken gingen de kolonisten onder leiding van bierbrouwer Samuel Adams tot actie over en gooiden zij alle thee overboord. De daad zou bekend worden als de Boston Tea Party en het begin markeren van de Amerikaanse Revolutie. In de maanden hierop volgend trad de Britse overheid hard op tegen de kolonisten om ze terug in het gareel te krijgen.

Na enkele jaren van oorlog scheidden de Amerikaanse koloniën zich officieel af van Groot-Brittannië. De verklaring werd opgesteld door onder anderen Thomas Jefferson, John Adams en Benjamin Franklin en zou bekend worden als de Declaration of Independence. Deze werd op 4 juli 1776 goedgekeurd door het congres en hiermee riepen de koloniën zich officieel uit tot vrij land.

De Amerikaanse Revolutie vond navolging in Frankrijk en Nederland. De Franse Revolutie maakte een einde aan het Ancien Régime en in Nederland verdreven de patriotten tijdens de Bataafse Revolutie stadhouder Willem V.

De Verlichting en de moderne samenleving

De waarden die uit het achttiende-eeuwse Verlichtingsdenken voortkwamen, worden in de westerse wereld als universeel leidend beschouwd. Men denkt dan aan het primaat van de rede, het vrije onderzoek en het open debat, de scheiding tussen de private en publieke sfeer, de gelijkheidsgedachte, respect voor de menselijke waardigheid, tolerantie voor politieke, culturele en sociale diversiteit, en vrijheid van meningsuiting, politieke overtuiging en religie. In de politiek vonden Verlichtingsidealen een vertaling in het liberalisme en het socialisme. Maar ook radicale ideologieën zoals het communisme zijn schatplichtig aan de Verlichting. De gedachte dat de mens en de wereld maakbaar zijn heeft niet alleen maar goeds voortgebracht.