Op 12 juli 1947 vertrekken 4500 Joodse vluchtelingen vanuit een Franse haven naar het Britse mandaatgebied Palestina. Hun reis op de Exodus 1947 loopt uit op een gewelddadig drama. En dat is precies de bedoeling.
Auschwitz had van Norbert Klieger een idealist gemaakt. Hij was er in 1943 op 16-jarige leeftijd terechtgekomen, nadat hij in België was opgepakt als Joods lid van het verzet. Hij wist te overleven, mede omdat hij zich als ervaren bokser had voorgedaan en daarom ter vermaak van de kampleiding tegen andere Joden in de ring mocht treden. Zodoende maakte hij in de stervenskoude winter van 1944-1945 deel uit van de 60.000 gedetineerden die, voortgejaagd door hun beulen, hun ‘dodenmars’ richting het westen inzetten. Hij wist in het voorjaar het bevrijde België te bereiken.
Auschwitz-overlevende: ‘De enige oplossing voor de Joden is een eigen land’
Daar liep hij toevallig twee Joodse officieren uit het Britse mandaatgebied Palestina tegen het lijf, die aan de zijde van de geallieerden hadden gevochten en nu werkzaam waren voor de Mossad le’Aliyah Bet (het Instituut voor Parallelle Migratie). Dit was de buitenlandse geheime dienst van het Joods Agentschap in Palestina en haar paramilitaire tak de Haganah, die vanuit Europa de illegale immigratie van Joodse ontheemden naar Palestina op poten diende te zetten. Sinds de bevrijding was het hoofdkwartier van de Mossad in Parijs gevestigd, waar de dienst nauwe betrekkingen onderhield met sympathiserende politieke en bureaucratische kopstukken van de naoorlogse Franse Republiek.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Smokkel
Omdat Klieger vloeiend Frans sprak en een doortastende indruk maakte, lijfde de Mossad hem in als liaisons officer. Zo raakte hij betrokken bij de smokkel van Joodse vluchtelingen naar de kusten van Zuid-Europa. Daar zouden ze volgens plan worden ingescheept voor de verdere reis naar Palestina. Op termijn zou hij wellicht kunnen meevaren voor zijn eigen aliyah of ‘migratie’ naar Israël. ‘Ik realiseerde me dat de enige oplossing voor het Joodse volk een land was waar het naartoe zou kunnen vluchten,’ zei hij jaren later.
Op 14 juni 1947 gaat Klieger in de Zuid-Franse haven Port-de Bouc aan boord van het schip President Warfield. Meer dan 4500 Joodse ontheemden, waarvan het overgrote deel door de Mossad uit de opvangkampen in Duitsland is gesmokkeld, zullen met dit schip naar Palestina worden gebracht. De Warfield is een van de negen schepen die de Mossad in de VS heeft aangekocht met het geld van rijke Amerikaans-Joodse sympathisanten. Ze worden stuk voor stuk bemand met Amerikaans-Joodse vrijwilligers. De meesten van hen zijn gegrepen door het lot van de ongeveer 250.000 Joodse ontheemden die, twee jaar na het einde van de oorlog, nog altijd in opvangkampen in Europa verblijven.
Klieger krijgt een blauw-witte band om zijn arm gebonden. Hij moet aan boord de brug bewaken. Zo leert hij al snel de kapitein van het schip kennen: Yitzhak ‘Ike’ Aronowitz, een 23-jarige officier van de Haganah die er in Kliegers ogen uitziet als een 16-jarige blaag. Maar er is nog een Haganah-officier aan boord, genaamd Yossi Harel. Harel is beduidend ouder dan Aronowitz en bekleedt een hogere positie binnen de zionistische organisatie.
De twee zullen gedurende de reis meermalen botsen over de wijze waarop weerstand moet worden geboden aan de Britse marine, die het schip al sinds het vertrek uit het Amerikaanse Baltimore in de gaten houdt. Harel vindt dat de opvarenden, onder wie opvallend veel – deels zwangere – vrouwen en kleine kinderen, niet onnodig in gevaar mogen worden gebracht. Aronowitz daarentegen is voorstander van een krachtig, massaal verzet tegen de te verwachten arrestatie. Hij wordt gesteund door de leiding van het Joods Agentschap in Palestina.
Zionisme
Het lot van de Joden in de Europese opvangkampen mag dan nog zo schrijnend zijn, voor het Joods Agentschap heeft dat vanaf het begin van de smokkeloperaties in de schaduw gestaan van het ultieme doel van de organisatie: de vestiging van een Joodse Staat in Palestina. Ze denken daarbij aan een uitspraak van hun voorzitter David Ben-Goerion. Hij zei in 1938, kort na de Kristallnacht-pogroms, dat als hij ‘alle Joodse kinderen uit Duitsland zou kunnen redden door ze naar Engeland over te brengen, of slechts de helft van hen door ze naar Eretz-Yisrael te brengen, [hij] voor het laatste zou kiezen’.
In moderne, Europese ogen is de Joodse migratie naar Palestina vrijwel onlosmakelijk verbonden met de verschrikkingen van de Holocaust. Maar de ideologie van het politieke zionisme is natuurlijk veel ouder: die stamt uit de tweede helft van de negentiende eeuw en is een uitvloeisel van het Europese nationalisme. Dat dicteerde dat elk ‘volk’ over zijn eigen ‘natuurlijke’ grondgebied en natie diende te beschikken. Voor zionistische Joden was dit het bijbelse Israël/Palestina – toen nog een onderdeel van de Syrische provincie van het Ottomaanse Rijk.
Conserven en aardappelen. De passagiers gooien met alles wat ze hebben
Kort voordat in 1881 de ‘Eerste Aliyah’ van start ging, woonden daar nauwelijks 20.000 Joden, minder dan 5 procent van het totale aantal inwoners. Maar toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak, was het aantal Joodse inwoners er al verdriedubbeld tot zo’n 60.000. Het aandeel Joodse emigranten op de totale bevolking van Palestina bleef onder het naoorlogse koloniale bewind van de Britten gestaag toenemen – ze hadden de zionisten in 1917 in de zogeheten Balfour-verklaring een ‘nationaal tehuis’ in Palestina toegezegd. Toen de Britten in 1939 om zuiver politieke redenen de Joodse immigratiestroom aan banden legden, was het Joods-Palestijnse bevolkingsaandeel al tot 30 procent gegroeid.
Joodse staat
De Joodse zionisten namen niet alleen razendsnel in aantal toe, ze spraken ook steeds openlijker over hun politieke doelstellingen. Zo verklaarde Ben-Goerion in 1940 dat de zionisten vanaf nu openlijk ‘zouden moeten streven naar een Joodse staat’. Het traditionele zionistische argument dat de Joodse migranten met hun kennis en geld enkel wilden bijdragen aan de verheffing van de regio en zijn ‘spaarzame en onderontwikkelde’ inwoners, raakte daarmee op de achtergrond.
Ben-Goerions vurige wens om op korte termijn 2 miljoen Joden uit de diaspora naar Palestina over te brengen werd wijselijk binnenskamers gehouden. Net als zijn plannen met de oorspronkelijke, Arabische bevolking: die diende te worden ‘overgedragen’ aan Transjordanië en Irak. Dat zou niet zonder slag of stoot gaan, wist Ben-Goerion getuige een memorandum uit oktober 1941: ‘Complete overdracht zonder dwang – en dan bedoel ik meedogenloze dwang – is nauwelijks voorstelbaar.’
En de Palestijnen dan? De Arabische bevolking dient te worden ‘overgedragen’
In de lente van 1947 maakte het Joods Agentschap zich grote zorgen over de toestand in de Duitse opvangkampen. Er waren steeds meer aanwijzingen dat de Joodse ontheemden in snel tempo de hoop op een aliyah naar Palestina verloren. Met groeiende ongerustheid constateerde het Agentschap dat de rijen voor de kantoren van Joodse hulporganisaties die bemiddelden voor emigratie binnen Europa of naar Noord-Amerika met de dag langer werden. Sommige ontheemden, die door het Joods Agentschap als ‘verraders’ werden gebrandmerkt, zochten hun heil zelfs buiten de overbevolkte kampen en vestigen zich in Duitse dorpen in de omgeving.
Het was een trend die zo snel mogelijk moest worden gestopt. De Joodse ontheemden moesten op de een of andere manier weer nieuwe hoop op een aliyah krijgen. Maar daarmee doemde een heel ander probleem op: de sympathie in het Westen voor het zionisme was sterk tanende vanwege het opnieuw opgelaaide Joodse terrorisme in Palestina. Na afloop van de oorlog was het Agentschap met de Palestijns-Joodse terreurorganisaties Irgun en Lehi een samenwerking aangegaan om de Britten met geweld uit Palestina te verdrijven, of op z’n minst te dwingen de migratierestricties te laten varen.
Gandhi als voorbeeld
De terreurcampagne bereikte op 22 juli 1946 een tragisch dieptepunt met het opblazen van het publieke café van het King David Hotel in Jeruzalem tijdens de lunchtijd. De explosie was zo zwaar dat alle zes verdiepingen van de bewuste vleugel van het gebouw instortten. Er vielen 91 doden en meer dan honderd gewonden te betreuren, zowel Britten en Arabieren als Joodse bezoekers.
De zionistische terreur had de Britten er inderdaad toe gebracht hun koloniale heerschappij over Palestina te heroverwegen. Tegelijkertijd had het internationale imago van de zionistische beweging ontegenzeglijk een knauw gekregen. Wat de beweging nodig had, was een mediagenieke actie die het Britse gezag tartte en tegelijkertijd sympathie genereerde voor de zionistische zaak. De blik van steeds meer zionisten richtte zich daarbij op de gebeurtenissen in India. Het genie Gandhi had de veel sterkere Britten eronder gekregen door geweld uit te lokken door middel van ‘passief’ verzet. Konden ook zij een dergelijke tactiek toepassen?
Op 12 juli 1947 zet de President Warfield met 4515 Joodse vluchtelingen koers richting Palestina. Het is veruit het grootste vluchtelingentransport van de zionisten tot dan toe. De opvarenden weten twee dingen zeker. Ten eerste dat een confrontatie met de Britse marine onontkoombaar is. En ten tweede dat de aard van de confrontatie bepalend zal zijn voor de mate van internationale aandacht, en daarmee sympathie, voor hun omstandigheden. Kort na vertrek krijgen Aronowitz en Harel opdracht het schip om te dopen tot het meer aansprekende Exodus ’47. De boodschap is duidelijk: ze vervullen nu voor het oog van de wereld een historische, heilige Joodse missie, in de voetsporen van hun beroemde Joods-bijbelse aartsvader.
Exodus
Vlak voordat de Exodus de Palestijnse territoriale wateren ter hoogte van Gaza dreigt binnen te varen, gaan de Britten tot actie over. Aangezien de Joodse bemanning weigert rechtsomkeert te maken, enteren Britse mariniers het schip. Daar ontspint zich een felle strijd, waarbij de passagiers zich verzetten met alles wat ze voorhanden hebben – conserven, aardappelen en stoomslangen.
‘Drijvend concentratiekamp’. Het Westerse publiek reageert verontwaardigd
De Britse soldaten proberen met geweld de brug te veroveren. Klieger ziet dat een van de Amerikaanse vrijwilligers die hem hielpen de brug te verdedigen bewegingsloos op de grond ligt: de achterzijde van zijn schedel is weggeslagen. Na afloop van de ongelijke strijd zijn onder de Joodse opvarenden drie doden, achttien zwaargewonden en een kleine 200 lichtgewonden te betreuren.
Haifa
Op 18 juli 1947 wordt de Exodus onder het oog van de internationale media de haven van Haifa binnengesleept. De beelden van gewonde opvarenden die begeleid door Britse soldaten naar de controleposten strompelen, brengen onder het westerse publiek grote verontwaardiging teweeg. Maar daar zal het niet bij blijven. De Britten verliezen slag op slag in de publieke opinie. Zo omschrijft de Europese pers de schepen waarmee de illegale Joodse migranten terug naar Frankrijk worden vervoerd als ‘drijvende concentratiekampen’. Als klap op de vuurpijl weigeren de opvarenden, daartoe onder druk gezet door lokale agenten van de Mossad, in Frankrijk van boord te gaan.
Ten einde raad besluit de Britse premier Bevin de Joodse vluchtelingen dan maar terug te sturen naar de opvangkampen in Duitsland. ‘Back to the Reich,’ koppen de Europese kranten nu vernietigend. En: ‘Terugkeer naar het dodenland.’ De westerse sympathie voor een mogelijke Joodse staat in Palestina, waarover juist dat najaar in VN-verband een besluit zal worden genomen, bereikt een nieuw hoogtepunt. Groot-Brittannië zal als een geslagen hond aan de onderhandelingstafel verschijnen. ‘Als er een Almachtige bestaat,’ laat Ike Aronowitz zich decennia later ontvallen, ‘dan heeft hij ons Ernest Bevin geschonken om een Joodse staat te kunnen vestigen.’
Meer weten
- From Catastrophe to Power. Holocaust Survivors and the Emergence of Israel (1998) door Idith Zertal.
- Exodus Affair: Holocaust Survivors and the Struggle for Palestine, 1947 (1998) door Aviva Halamish.
- Righteous Victims: a History of the Zionist-Arab Conflict, 1881–2001 (2001) door Benny Morris.