Er zijn woorden die een historicus beter kan mijden als hij niet verzeild wil raken in de schemerzone tussen geschiedschrijving en quasi-intellectuele bluf. Dat geldt bijvoorbeeld voor de termen ‘genie’ en ‘ultiem’. Het is dus geen gelukkige start voor de vertaling van het boek Human Accomplishment van Charles Murray dat precies deze woorden voorkomen in de Nederlandse titel. Anderzijds zijn ze een terechte waarschuwing: dit is een werk dat vanaf de eerste pagina de weg kwijt is.
Ik schrijf dit niet omdat Murray co-auteur is van The Bell Curve, het boek waarin ‘statistisch’ werd aangetoond dat blanken intelligenter zijn dan zwarten. En ik schrijf dit ook niet omdat hij een held is van Amerikaanse neoconservatieven. Neen, ik schrijf dit omdat ik u deze 755 bladzijden, die beginnen met een onjuiste vraagstelling, een antwoord zoeken in naïeve statistiek, en eindigen in een lachwekkend idiote slotsom, wil besparen.
Murray heeft vijf jaar besteed aan dit werk, waarin hij alle ‘genieën’ in de geschiedenis tussen 800 voor Christus en 1950 wil lokaliseren in tijd en in plaats. Daartoe heeft hij 163 historische, kunsthistorische en wetenschapshistorische handboeken geanalyseerd. Van elke daarin genoemde grootheid werd kwantitatief bepaald hoeveel die bijdroeg aan de pelgrimstocht der mensheid. Na allerhande statistische procedures houdt Murray 4002 ‘significante personen’ over die van belang zijn geweest voor de beschaving. Op deze 4002 ‘significante personen’ wordt opnieuw een batterij aan statistische formules losgelaten om hun hiërarchie te bepalen.
Zo ontstaan na vele honderden pagina’s – die deels gevuld zijn met aardige anekdotes over de hoofdpersonen – twee soorten lijstjes. Enerzijds is er een rangschikking van genieën per discipline. Anderzijds is er een rangschikking van genieën per werelddeel. Het zal niet verbazen dat Murray tot de ‘onweerlegbare’ slotsom komt dat de hoofdmoot der geniale mensen uit het Westen – meer bepaald: Europa – komt.
De top-3 van ‘Natuurkunde’ is Newton/Einstein op een gedeelde eerste plaats, gevolgd door Rutherford. De lijst voor ‘Biologie’ is Darwin, Aristoteles, Lamarck. Bij ‘Gecombineerde wetenschappen’ is de volgorde der genieën: Newton, Galilei, Aristoteles. Die laatste staat in het lijstje ‘Westerse wijsbegeerte’ op de eerste plaats, gevolgd door Plato en Kant. Het grappigst is misschien de lijst ‘Westerse kunst’, waar na halsbrekende berekeningen Michelangelo winnaar is, gevolgd door Picasso op 2 en Rafael op 3.
Grappig, inderdaad, maar ook belachelijk. Murray begrijpt niets van de beperkingen van ‘citatie-indexen’, maar bovenal schijnt hij niet te beseffen dat wie 163 westerse handboeken raadpleegt vooral westerlingen tegenkomt. Zeker in negentiende-eeuwse overzichtswerken leest men zelden dat de dertiende-eeuwse islamitische astronoom Nasir al-Din al-Tusi de grondslagen legde voor de inzichten van Copernicus. Of dat de boekdrukkunst omstreeks 1040 in China werd uitgevonden door Pi Sheng, vier eeuwen voor Gutenberg. Natuurlijk, dat neemt niet weg dat in het Westen vele verbluffende wetenschappelijke en artistieke hoogtepunten tot stand zijn gebracht. Maar iedere historicus weet dat dit dikwijls gebeurde als reactie op of in wisselwerking met ontwikkelingen elders.
Dan is er het probleem van vergelijking. Hoe kan men nu bepalen dat Beethoven en Mozart grotere genieën zijn dan Bach? Of dat Vergilius één punt genialer is dan Homerus? Of dat Thomas van Aquino vijfde is in de ranglijst westerse wijsbegeerte, maar Wittgenstein daarop helemaal niet voorkomt?
Murrays conclusie is dat de overmacht aan westerse genieën verklaard wordt door de christelijke ethiek, die aanzette tot toewijding aan hogere doelen. En juist daarom is het hier thans zo somber gesteld met ‘significante personen’. Dat komt door de goddeloze ethiek van de moderne tijd! Wil het Westen de leidende rol behouden, dan moeten we snel terug naar de kerkbanken.
Wie 755 pagina’s over heeft voor deze slotsom, leze dit boek. Alle anderen gelieven zelf te bepalen of ze naast Thomas van Aquino ook naar eigentijdse ‘significante personen’ zoals de Beatles, Bill Gates of mij (dan wel uzelf) willen luisteren.
Dit artikel is exclusief voor abonnees