In 1899 beleefde de 23-jarige Winston Churchill een grote teleurstelling: hij werd niet gekozen tot Lagerhuis-afgevaardigde voor Oldham. De naamsbekendheid van zijn vader, een prominente minister, en zijn roekeloze avonturen op de slagvelden van Cuba, Soedan en Afghanistan waren niet genoeg om de arbeiders van de katoenstad te overtuigen van zijn talent.
‘Wat hij nodig had,’ zo schrijft Candice Millard in haar spannende boek Hero of the Empire, ‘was nog een oorlog.’ Eentje waarin hij kon uitblinken. Dat zou de Tweede Boerenoorlog worden.
Na de domper wist Churchill de minister van Koloniale Zaken Joseph Chamberlain ervan te overtuigen wraak te nemen op de Boeren, die het eerste koloniale conflict hadden gewonnen. Churchill ging mee, officieel als oorlogscorrespondent, maar in de praktijk als soldaat. Hij was ervan overtuigd dat hij als afstammeling van de eerste hertog van Marlborough, die de Fransen twee eeuwen eerder had verslagen bij Blenheim, voorbestemd was voor grote roem. Een oordeel van een handlezeres droeg bij aan die overtuiging.
Vanaf het moment dat Churchill voet aan wal zet in Kaapstad leest Millards boek als een thriller. In de Natal wordt hij gevangengenomen nadat een trein waarin hij zit in een val is gereden. Engelse kranten prijzen zijn moed. Een paar weken later weet hij te ontsnappen uit een krijgsgevangenkamp in Pretoria. Churchill is de meest gezochte man van het land, maar weet op James Bond-achtige wijze te ontkomen. De avonturier sluit zich weer aan bij het leger, dat na zware nederlagen succesvol is overgeschakeld op een smerige oorlog. Korte tijd later rijdt hij triomfantelijk Pretoria binnen. Bij terugkeer kiezen de inwoners van Oldham de oorlogsheld tot hun vertegenwoordiger.
Patrick van IJzendoorn is correspondent in het VK voor de Volkskrant.
Dit artikel is exclusief voor abonnees