Home Heel modern: een gietijzeren hek

Heel modern: een gietijzeren hek

  • Gepubliceerd op: 22 januari 2019
  • Laatste update 11 apr 2023
  • Auteur:
    Annegreet van Bergen
  • 4 minuten leestijd
Heel modern: een gietijzeren hek

Bij de bouw van het Teylers Museum in 1784 werd voor de eerste keer in Nederland gietijzer gebruikt, in een sierlijk hekje langs de omloop. Dat was het toppunt van moderniteit en schreeuwend duur, ontdekte Annegreet van Bergen.

De eerste keer dat ik de spectaculaire ovale zaal van het Teylers Museum binnenkwam, had ik louter oog voor het prachtige, alomtegenwoordige houtsnijwerk. De deurlijsten, de pilasters, de guirlandes boven de boekenkasten – elk denkbaar stukje hout in de zaal is gracieus bewerkt. Maar het ijzeren hekje boven langs de omloop viel me amper op. Dit sierlijke, ijle hekwerk is in de ogen van een moderne bezoeker nauwelijks iets bijzonders.

Dat was in 1784, toen de zaal voor het eerst kon worden bezocht, totaal anders. Ontworpen en ingericht in de geest van de kinderloos gestorven rijke zijdehandelaar en bankier Pieter Teyler, was de ovale zaal achter diens oude woonhuis een toonbeeld van vooruitstrevendheid. In de kasten in de omloop van de zaal stonden boeken met de meest actuele kennis over de wereld. In de zaal zelf kwamen wetenschappers samen. Het was een soort laboratorium. Ze wisselden er kennis uit en deden met de daar aanwezige instrumenten onderzoek.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

In dit bruisende centrum van kennis en onderzoek was het ijzeren hekje het toppunt van moderniteit. ‘Voor zover bekend, was dit de eerste keer dat in Nederland gietijzer als bouwmateriaal is gebruikt,’ vertelt Marjan Scharloo, directeur van het Teylers Museum. ‘Het gebruik van gietijzer was baanbrekend en het hekje straalde daardoor iets uit van “dit is van nu”.’

Niet lang voor de opening van de ovale zaal was in 1779 in Engeland de van gietijzer vervaardigde Iron Bridge over de rivier de Severn geopend. Een novum, want nog maar kort kon gietijzer in grote hoeveelheden worden vervaardigd. Mensen gebruikten weliswaar al duizenden jaren ijzer, maar de winning ervan was moeizaam en kleinschalig. Kort gezegd gebeurde dat als volgt: in ovens werden ijzererts en houtskool om en om gestapeld en werd door verhitting ijzer uit ijzeroxide gewonnen. Maar het vuur was niet heet genoeg om het ijzer te laten smelten en zo zuiver ijzer te winnen. Het was vervuild met ertsresten en alleen door er met veel geduld de stukjes erts en slak uit te hameren kon daar bruikbaar smeedijzer van worden gemaakt.

Engeland dreigde te ontbossen en daarom ging men voor de ijzerwinning in plaats van houtskool uit steenkool gewonnen cokes gebruiken. Dit had een onverwacht bijkomend voordeel: cokes is sterker dan houtskool en kan daarom hoger worden opgestapeld. Dit bracht Abraham Darby er in 1707 toe een hoogoven te bouwen, waarin het vuur veel heter kon worden opgestookt dan tot dan toe mogelijk was geweest. Hierdoor werd het ijzer wél vloeibaar en kon het in de gewenste vorm worden gegoten. Bovendien kon het op grotere schaal worden gewonnen. Deze toenemende beschikbaarheid van ijzer was een van de belangrijke fundamenten onder de Industriële Revolutie.

Dat ijzer voortreffelijk bouwmateriaal was, bleek in 1795. Tijdens grote overstromingen van de Severn bleef de Iron Bridge als enige brug overeind. Een jaar later werd bij de bouw van een vlasfabriek annex linnenweverij in Ditherington, bij Shrewsbury, de draagconstructie van ijzer vervaardigd. Dat was in 1796 uniek. De fabriek is bewaard gebleven en doet nu onder meer dienst als expositieruimte. Hoewel deze Ditherington Flax Mill maar vijf verdiepingen telt, wordt hij door bouwkundigen toch als ‘de grootvader van de wolkenkrabber’ beschouwd.

Iron Bridge en Ditherington laten zien hoe modern de Haarlemmer heren waren die na de dood van Pieter Teyler in 1778 besloten om uit zijn erfenis onder meer een hek van gietijzer te bekostigen. Deze moderniteit had een hoge prijs, blijkt uit de administratie, die nog steeds in het bezit van het museum is.

Het hek kostte liefst 6000 gulden – schreeuwend duur in vergelijking met het werk van de schrijnwerker. Bijvoorbeeld: onder het hek zit een houten lijst ‘met Louwerier en gebonden met 32 kruyslinten’. Deze fraaie, met engelengeduld bewerkte lijst kostte slechts een fractie van de prijs van het hek: 379 gulden. Voor ‘8 Ronden colommen in ieder 24 Pijlen en Linten’ moest 384 gulden worden betaald.

Zo zijn er meer rekeningen van de schrijnwerker. Omdat die niet allemaal betrekking hebben op de ovale zaal, is het lastig vast te stellen hoeveel het houtsnijwerk daar exact heeft gekost. Maar het totaalbedrag zit in de buurt van de 6000 gulden van dat ene gietijzeren hekje. Wat laat zien hoe goedkoop enerzijds arbeid indertijd was en hoe duur anderzijds het gietijzer. Met dat in het achterhoofd kijk ik tegenwoordig heel anders naar die prachtige ovale zaal in het Teylers Museum.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 2 - 2019