Home Dossiers Militaire geschiedenis Zweden speelt al eeuwen een belangrijke militaire rol

Zweden speelt al eeuwen een belangrijke militaire rol

  • Gepubliceerd op: 27 september 2023
  • Laatste update 27 feb 2024
  • Auteur:
    Geertje Dekkers
  • 9 minuten leestijd
Zweden speelt al eeuwen een belangrijke militaire rol
Cover van
Dossier Militaire geschiedenis Bekijk dossier

Waarom nu?

Nu ook het Hongaarse parlement akkoord is, kan Zweden toetreden tot de NAVO. Door zijn strategische ligging speelt Zweden al eeuwenlang een belangrijke rol in de militaire verhoudingen in het Oostzeegebied.

De Zweedse koning Gustaaf Adolf II reeg de ene militaire campagne aan de andere. Zo veroverde hij een groot gebied rond de Oostzee. Maar dat kostte veel soldatenlevens en de winst was wankel.

Koning Gustaaf Adolf II stond klaar om zijn roem te vergroten. In november 1632 had hij vele duizenden militairen verzameld bij het Saksische plaatsje Lützen. Daar zouden ze de strijd aangaan met de duizenden mannen van zijn vijand, de Duitse keizer. Het plan was om een nieuwe overwinning toe te voegen aan een lange rij, die hem na zijn dood de eretitel ‘de Grote’ zou opleveren. En om Zweden nog machtiger te maken dan het de afgelopen jaren geworden was.

Meer historische verhalen lezen? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.

Ontvang historische artikelen, nieuws, boekrecensies en aanbiedingen wekelijks gratis in uw inbox.

Maar de slag begon met mist. Bovendien hadden de mannen van de keizer Lützen in brand gezet om te voorkomen dat de Zweden het zouden innemen. De rook van de huizen maakte het slagveld nog onoverzichtelijker dan het al was. Zo kon niemand voorzien wie er die dag zou winnen. Het enige wat vaststond, was dat er duizenden doden en gewonden zouden vallen.

De militaire koning Gustaaf Adolf was 38 jaar voor de slag bij Lützen geboren, als neefje van de Zweedse koning Sigismund. Als het rustige tijden waren geweest, was hij waarschijnlijk nooit koning geworden.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Maar Zweden was in die jaren allesbehalve rustig. Dat had te maken met de Reformatie, die het land grotendeels luthers had gemaakt, maar niet helemaal. Sigismund hing het katholicisme aan en dat kostte hem de troon. Voor Karel, de vader van Gustaaf Adolf, was Sigismunds geloof namelijk een motief om hem van de troon te stoten. Karel noemde zich vanaf 1604 koning en Gustaaf Adolf werd zijn troonopvolger.

Gustaaf aasde vergeefs op de Russische troon

De twee koningen, eerst Karel en na diens dood in 1611 Gustaaf Adolf, keken altijd over de grens, in de hoop hun positie te versterken. Naar Rusland bijvoorbeeld, dat in politieke chaos verkeerde. In zijn eerste jaren als koning hoopte Gustaaf Adolf daar gebruik van te maken en zelf op de Russische troon te komen. Dat mislukte, maar hij eigende zich wel stukken land toe aan de Finse Golf. Zo verbond hij delen van zijn rijk met elkaar. Zweden was indertijd namelijk een stuk groter dan nu en omvatte ook Finland, en een stuk Estland. Met de nieuw veroverde gebieden werd dat allemaal een aaneengesloten geheel.

Wapenstilstand

Ook Polen trok de aandacht van Gustaaf Adolf. Daar zat de verjaagde Sigismund nog steeds op de troon, want die positie had hij al voordat hij koning van Zweden was geworden. Ook zijn koninkrijk Polen was groter dan het huidige land en het reikte tot ver in het Baltische gebied, dat Gustaaf Adolf strategisch belangrijk vond. Daarom vielen de Zweden er in 1621 binnen. In Lijfland om precies te zijn, ongeveer het huidige Estland en Letland. Snel veroverden ze de belangrijkste stad Riga en in de jaren erna kregen ze meer steden bij de Oostzee in handen.

Strategisch gezien was dat een belangrijk succes, maar de kosten waren hoog. Financieel, maar ook in mensenlevens. De bij Riga gelegerde mannen stierven als vliegen, merkte Gustaaf Adolf op, en ook in de rest van het oorlogsgebied was de situatie ellendig. Alleen al in de jaren 1625-1629 kwamen 30.000 mannen uit het Zweedse leger om, op het slagveld en daarbuiten, door hun harde bestaan. Ook de koning zelf kwam er niet ongeschonden vanaf. Tijdens gevechten in 1627 raakte hij eerst gewond in zijn maag en kort daarna trof een kogel hem in de schouder.

Zijn soldaten stierven als vliegen

Na al dat bloedvergieten besloten Polen en Zweden in 1629 tot een wapenstilstand. Daarbij gaf Zweden sommige veroverde steden terug, maar het mocht ook een belangrijk deel van de Baltische gebieden houden, waaronder Riga en omgeving.

Gustaaf Adolf gebruikte de wapenstilstand om tegen een andere vijand te vechten. Dit keer tegen het Heilige Roomse Rijk van keizer Ferdinand II. Dat was verwikkeld in een immens conflict dat al vanaf 1618 woedde en pas in 1648 zou eindigen, en daarom de Dertigjarige Oorlog zou gaan heten. Een groot deel van Europa raakte erbij betrokken, van Engeland tot Italië en van Spanje tot Bohemen, in huidig Tsjechië.

Louis de Geer.

Hollandse koopman

Voor zijn oorlogen had Gustaaf Adolf ladingen wapens nodig en die liet hij grotendeels maken door Louis de Geer. Deze zakenman was geboren in Luik, volwassen geworden in Holland en had vroeg in Gustaaf Adolfs bewind geïnvesteerd in Zweden. Toen de koning krap bij kas zat, hielp De Geer hem aan geld, in ruil voor het recht om mijnen uit te baten. Zo lukte het hem de Zweedse koper- en ijzerhandel te domineren. De metalen gebruikte hij om wapens te maken.

In 1630, een topjaar voor De Geer, leverde hij de Zweedse koning 8766 musketten, 9004 bandelieren (draagriemen voor kogels), 8034 helmen, 8956 pieken en 1016 zwaarden. In andere jaren lag de verkoop wat lager, maar ging het nog steeds om duizenden stuks. Dat leverde hem kapitalen op en daarmee werd De Geer een van de rijkste mannen uit de Republiek.

Het ellendigst was de oorlog in het Duitse Rijk, dat bestond uit een verzameling vorstendommen. In theorie had keizer Ferdinand er de hoogste macht, maar in de praktijk hadden de hertogen, graven, bisschoppen en andere vorsten heel veel te zeggen. En tijdens de Reformatie was de verhouding tussen keizer en vorsten extra ingewikkeld geworden. Een deel van hen had namelijk gekozen voor het protestantisme, terwijl de keizers katholiek bleven. Dat had in de zestiende eeuw tot grote conflicten geleid. In 1555 waren die tijdelijk beëindigd met de Vrede van Augsburg, en toen was afgesproken dat een vorst bepaalde of zijn gebied katholiek was of luthers. Dat was voor katholieken een moeilijk te slikken compromis geweest, want in hun ideale wereld was het hele rijk verenigd in het ware, roomse geloof. En tot hun ergernis waren in de decennia erna nog meer vorsten overgegaan op het lutheranisme. Sommigen kozen zelfs voor een nieuwe protestantse variant, het calvinisme, waarover in 1555 geen afspraken waren gemaakt. Dat was dus tegen de regels.

De spanningen hierover ontlaadden zich het eerst in het oosten van het rijk, in Bohemen, waar de katholieke keizer ook koning was, tot onvrede van protestanten. Daarom begon er in 1618 een oorlog om de troon, en vanaf dat moment greep het conflict steeds verder om zich heen, ook omdat landen buiten het keizerrijk zich ermee bemoeiden. Het conflict tussen de jonge Nederlandse Republiek en Spanje raakte eveneens verweven met deze oorlog.

Naar het zuiden

Na twaalf gewelddadige jaren mengde Gustaaf Adolf zich in de oorlog. Het Duitse Pommeren, aan de Oostzee, had hem om hulp gevraagd en de koning voelde zich geroepen die te geven. Daarbij speelde mee dat hijzelf luthers was en de keizer katholiek en dat – minstens zo belangrijk – de keizer en zijn bondgenoten de Zweedse positie rond de Oostzee bedreigden.

In 1630 voer Gustaaf Adolf naar de monding van de Oder, waar hij zich met ruim 37.000 man installeerde. Dat lukte, want de troepen van de keizer hadden het te druk in het zuiden, en met elkaar, om het hem moeilijk te maken.

Nieuwe stad

Zweden had een sterke stad nodig, vond Gustaaf Adolf in 1621, op de plaats waar de rivier Göta älv uitmondde aan het Kattegat. Dat was vlakbij de vijandige Deense buren en strategisch gelegen aan waterwegen.

Heel origineel was zijn idee niet, want bij de riviermonding woonden al heel lang mensen. En zijn vader had op min of meer dezelfde plek ook al een stad gesticht. Die was in 1611 vernield door de Denen, maar dat weerhield Gustaaf Adolf er niet van om het nog eens te proberen, nu met flinke versterkingen.

Zo ontstond Göteborg, en daar streken in de zeventiende eeuw opvallend veel Nederlanders neer. Dat was voor een groot deel het werk van Jacob van Dijck, een geboren Haarlemmer met goede connecties aan het Zweedse hof. Hij haalde handelaren en bouwers uit de Republiek naar de jonge stad, die zo een vrij Hollands aanzien kreeg.

Na de oversteek kreeg Zweden financiële steun van Frankrijk. Dat had weliswaar een katholieke koning, maar het was ook een vijand van de keizer, en dankzij het extra geld kon Gustaaf Adolf nog een slordige 20.000 mannen extra inhuren. Ook daarna zou zijn leger blijven groeien, onder meer omdat de Zweden tol hieven op de Oder en de inkomsten gebruikten voor de oorlog.

Vanaf de riviermonding trok Gustaaf Adolf het Duitse Rijk in om steden als Frankfurt aan de Oder te veroveren. Al doende haalde hij vorsten over om zich bij hem aan te sluiten. Landgraaf Willem V van Hessen-Kassel voegde zich bij hem, net als Johan George I van Saksen.

Troepenopstelling voor de Slag bij Breitenveld. Ets naar een tekening door Olof Örnehufvud.
Troepenopstelling voor de Slag bij Breitenveld. Ets naar een tekening door Olof Örnehufvud.

Intussen probeerde de generaal van de keizer, Johan t’Serclaes van Tilly, de schade te beperken en de Zweden terug te dringen. In december 1631 kwam zijn leger tegenover dat van Gustaaf Adolf te staan bij het dorpje Breitenfeld, ten noorden van Leipzig. Want zo ver waren de Zweden het keizerrijk al binnengedrongen.

Ruim 40.000 soldaten van Zweden en Saksen vochten er met 35.000 man van Tilly. Gustaaf Adolf had dus het voordeel van de meerderheid en bovendien waren zijn soldaten bijzonder goed getraind. Hun schoten waren strak gecoördineerd en met aanhoudende salvo’s wisten ze de mannen van Tilly achteruit te dwingen. Dat kostte 7600 levens aan de katholieke kant, en nog eens een paar duizend aan de Zweeds-Saksische. Maar tegen de avond had Gustaaf Adolf de overwinning behaald.

Leren van Maurits

Veel soldaten van Gustaaf Adolf vochten met musketten en sommigen met kanonnen. Dat waren relatief nieuwe wapens: het kanon speelde sinds de late vijftiende eeuw een belangrijke rol op Europese slagvelden en de musket was een paar decennia later gevolgd. Zinvol gebruik van die wapens vroeg behoorlijk wat oefening. Vooral musketiers moesten gecoördineerd leren samenwerken met hun directe collega’s, en met piekeniers. Op die manier konden ze elkaar dekking geven terwijl ze de vijand in grote problemen brachten.

Een van de pioniers op dat terrein was stadhouder Maurits van Oranje (1567-1625), die met goed getrainde soldaten successen boekte tegen de Spaanse koning Filips II en diens opvolgers. De Zweed Jakob De la Gardie diende van 1606 tot 1608 in zijn leger en keek goed mee met Maurits’ aanpak. Toen hij terugkeerde naar Zweden, profiteerde Gustaaf Adolf van die kennis en zijn legers werden, net als die van Maurits, strak getraind.

Nu besloten meer Duitse vorsten dat het tijd was om zich bij de Zweden aan te sluiten. Met hun hulp konden Gustaaf Adolfs mannen verder het rijk binnentrekken. Leipzig viel in hun handen, Frankfurt am Main, Mainz, en de omliggende gebieden. Zweedse troepen bereikten zelfs de Elzas.

Kogel in de elleboog

Ondanks de Zweedse successen was het leger van de keizer niet verslagen. In november 1632 hoopte Gustaaf Adolf het een grote klap toe te brengen, en daarom kwamen de twee partijen bij het Saksische Lützen tegenover elkaar te staan.

Het plan was om het succes van Breitenfeld te herhalen, maar dit keer waren de vijanden, onder leiding van de geduchte Albrecht von Wallenstein, beter voorbereid op de Zweedse tactiek. Ze brachten Gustaaf Adolfs leger in grote problemen en daarom besloot de koning mee te vechten in de voorste linies. Maar vanwege restanten van zijn eerdere verwondingen droeg hij geen volledig harnas, en zo kreeg een kogel de kans zijn elleboog te raken. Er volgde er nog een, in zijn rug. En een in zijn buik. De koning wankelde, en toen een zwaard hem in de borst raakte, viel hij van zijn paard. Op de grond kreeg hij nog een paar zwaarden in zijn lijf. Gustaaf Adolf was dood.

Toen een zwaard hem in de borst raakte, viel hij van zijn paard

Dat was niet het einde van de Zweedse zaak, zelfs niet in Lützen. Ondanks het verlies van de koning en ondanks 6000 doden en gewonden behaalden de Zweden daar een nipte overwinning. En direct na de dood van Gustaaf Adolf hadden ze nog steeds een stevige positie in het Duitse Rijk. Maar zonder zijn leiding werd die gestaag zwakker en bondgenoten haakten af. In 1634 leden de Zweden bovendien een grote nederlaag in de Slag bij Nördlingen en vervolgens werd hun rol alleen maar kleiner.

Dat werd duidelijk zichtbaar tijdens de vredesbesprekingen aan het einde van de oorlog, in 1648. Daarin kreeg Zweden gebieden toegewezen in de regio waar Gustaaf Adolf achttien jaar eerder was geland, in het noorden van het Duitse Rijk. Het waren belangrijke stukken grond. Maar vergeleken bij het terrein dat de koning ooit in handen had gehad was het allemaal heel bescheiden.

Meer weten

  • Gustavus Adolphus (2022) door Lars Ericson Wolke, over Zweden tijdens de Dertigjarige Oorlog.
  • De Dertigjarige Oorlog (2022) door Dick Harrison beschrijft de allereerste wereldoorlog.
  • Maurits van Nassau (2000) door Arie van Deursen behandelt het leven van deze stadhouder-legeraanvoerder.

Openingsbeeld :Gustaaf Adolf II op zijn zwarte paard levert slag. Schilderij door Jan Martszen de Jonge, 1634.

Dit artikel is gepubliceerd in Historisch Nieuwsblad 10 - 2023