Home Günter Wallraff schrijft Ik (Ali)

Günter Wallraff schrijft Ik (Ali)

  • Gepubliceerd op: 30 november 2005
  • Laatste update 07 apr 2020
  • Auteur:
    Martijn Blekendaal en Simon van Melick

Met een zwarte pruik op en donkere contactlenzen in maakt journalist Günter Wallraff wc’s schoon bij McDonald’s en ademt stof op de afdeling Cokesverwerking van Thyssen AG-hoogovens. Zijn boek Ik (Ali) brengt de troosteloze positie van de gastarbeiders in Duitsland aan het licht. Maar eigenlijk is er in de situatie ganz unten nog weinig veranderd.


‘Ik was bang voor dit project,’ vertelt Günter Wallraff (1942) in de keuken van zijn riante woning in de Keulse arbeiderswijk Ehrenfeld. Schichtig gaan zijn ogen heen en weer. Met een paperclip tikt hij onrustig op het tafelblad. ‘Bang om ontdekt te worden. Bang omdat ik vermoedde wat me in de wereld van de gastarbeiders te wachten stond. Tien jaar lang heb ik de rol van Ali voor me uitgeschoven. Maar op een gegeven moment hing mijn portret bij sommige bedrijven als een waarschuwing bij de receptie. Om mijn werk te kunnen voortzetten móést ik wel een andere identiteit aannemen.

Tegelijkertijd,’ vervolgt Wallraff, ‘voelde ik de innerlijke drang om mensen in de positie van Ali een stem te geven. Misschien wel vanuit oerchristelijke principes, hoewel ik allang uit de katholieke kerk was getreden. Hoe dan ook waren de arbeidsomstandigheden van de gastarbeiders echt verschrikkelijk. Het waren tweederangsburgers, uitgebuit en opgesloten in een perspectiefloos bestaan. Ze hadden geen schijn van kans op de Duitse arbeidsmarkt en vielen in de handen van grote industriëlen en hun gewetenloze, vaak illegaal opererende koppelbazen.’

In 1972 krijgt de tweemiljoenste gastarbeider bij aankomst in München nog een bos bloemen, een fles sekt en een draagbare televisie overhandigd. Herzlichen Dank, schijnt het hoofd van de Bundesanstalt für Arbeit er nog aan hebben toegevoegd, voor uw bijdrage aan ons bruto nationaal product. Maar met dat bruto nationaal product is het begin jaren tachtig slecht gesteld. Na de internationale oliecrisis van het begin van de jaren zeventig heeft Duitsland opnieuw te maken met een economische recessie. Met name in de ijzer- en staalindustrie vallen massaontslagen. De overheid spoort gastarbeiders aan om naar hun eigen land terug te keren door ze 10.500 Duitse mark – in de volksmond de Hau-ab-Prämie – in het vooruitzicht te stellen.

‘In de periode die volgde,’ vertelt Wallraff, ‘werd de sfeer steeds grimmiger en de vijandigheid tegen buitenlanders massaler, opener en agressiever.’ Plots verwijt men de gastarbeiders dat ze banen inpikken. Omstreeks 1983 vindt 80 procent van de Duitse bevolking dat ze moeten verdwijnen. Maar het omgekeerde gebeurt: door gezinshereniging neemt het aantal buitenlanders in de BRD juist toe. Uit protest tegen de groeiende vreemdelingenhaat steekt een 25-jarige Turkse uit Hamburg zichzelf in mei 1982 in brand. Voor Wallraff voelt het niet langer verantwoord om het project Ik (Ali) nog langer voor zich uit te schuiven.

Turkse les

In de jaren zestig verschijnen Wallraffs eerste sociale en industriële reportages in de vakbondpers. Hij werkt – dan nog onder zijn eigen naam – bij verschillende industriële ondernemingen. Altijd met het doel om de leef- en arbeidsomstandigheden van werknemers te onderzoeken. Zijn ervaringen aan de lopende band bij Ford, in de daklozenopvang en tussen de gastarbeiders van AEG-Telefunken – in 1974 gebundeld onder de titel ‘t Gewone Kapitalisme – veroorzaken veel commotie en leiden in sommige gevallen tot stakingen of beleidswijzigingen bij de bedrijven. Günter Wallraff ontdekt de macht van het woord.

De internationale doorbraak volgt in 1977. Vier maanden werkt Wallraff op de redactie van Duitslands meest gelezen krant, de BILD-Zeitung. Zijn onthullingen over de dubieuze en vaak nietsontziende werkwijze van deze sensatiekrant gaan de hele wereld over. Vrij Nederland komt met een voorpublicatie van 23 pagina’s: ‘Exclusief! Schokkend! Sensationeel! Günter Wallraff als BILD-reporter. Vier maanden riooljournalistiek.’

BILD slaat terug met een juridisch offensief dat zeven jaar lang aanhoudt. In 1984 velt West-Duitslands hoogste gerechtelijke college een vonnis. Wallraffs werkwijze – citeren uit de redactievergaderingen die hij heeft bijgewoond – blijkt in strijd met de Duitse grondwet. Het maakt weinig uit. Wallraff is niet meer weg te denken uit het publieke leven. Het hele land wacht op een nieuw project van de sterreporter.

En dat is er. ‘Ik trainde als een gek,’ vertelt Wallraff. ‘Om het zware werk aan te kunnen moest ik fysiek in topvorm zijn. Ondertussen volgde ik Turkse les, maar dat wilde niet echt vlotten.’ Verder dan een weinig geraffineerd brabbeltaaltje – licht gebroken Keuls, hier en daar een Turks woord, halve zinnen en woorden – komt hij niet. ‘Iedereen die een beetje de moeite had genomen, had me meteen ontmaskerd.’ Overige onderdelen van de vermomming: een zwarte pruik, donkere contactlenzen en een bundeltje geleende papieren.

Vervolgens een eerste voorzichtige test. Een tochtje langs diverse buurtkroegen. Niemand herkent hem. En toch, schrijft Wallraff, ‘om aan het werk te gaan, ontbrak het mij aan zekerheid. Ik was nog steeds bang om op een beslissend moment ontmaskerd te worden.’ De generale repetitie, in maart 1983, geeft de doorslag. Vermomd als afgezant van een obscure Turkse politicus bezoekt Wallraff een verkiezingsbijeenkomst van de CDU in Bonn. Tijdens de overwinningsrede staat hij bijkans naast Helmut Kohl, de kersverse bondskanselier.

Koppelbazen

‘Buitenlander, sterk, zoekt werk, onverschillig wat,’ valt er nog diezelfde maand in verschillende Duitse dagbladen te lezen, ‘ook zwaar en vuil werk, ook voor weinig geld. Aanbiedingen onder nummer…’ Wallraff (Ali) kan meteen aan het werk. Bij McDonald’s maakt hij – met een en hetzelfde doekje – tafeltjes, asbakken en wc’s schoon. In de bouw wordt hij uitgebuit, achtergesteld en uitgekafferd: ‘Verdomme, stinkdier dat je bent. Nog één keer zoiets en je kunt terug naar Anatolië om met je vingers in het zand te roeren.’ Als hij hoort dat een van de modernste hoogovens van Europa, Thyssen AG, vast personeel probeert te lozen om via koppelbazen goedkopere en bereidwilligere uitzendkrachten aan te trekken, biedt Wallraff zich onmiddellijk aan.

Ali’s ervaringen bij Thyssen vormen het hart van het boek. ‘We worden op de afdeling Cokesverwerking uitgeladen. Je ademt het stof niet, je eet het. Je kotst ervan. Iedere keer dat je ademt, doet het pijn. Als ik om adembeschermende maskers vraag, legt Mehmet [een collega] me uit: “Krijgen we niet, want dan werken we niet snel genoeg, en chef zegt: hebben we geen geld voor.”‘ Zes maanden houdt Wallraff het uit bij Thyssen. ‘Ik voel me zo kapot en ellendig dat ik het niet meer aankan,’ noteert hij in zijn dagboek.

‘Sommige collega’s,’ zegt Wallraff nu, ‘werkten wel 300 tot 350 uur per maand. Langer dan twee jaar hield je dat niet vol. Ook ik ging fysiek echt tot de grens. Met onder andere een chronische bronchitis als gevolg.’ Hoe hij het volhield? ‘Ik wist waarom ik het deed, ik wist dat ik openbaar zou gaan. Dat was mijn bevoorrechte positie. Voor mijn collega’s was dit het echte leven, ik kon eruit stappen.’

Uiteindelijk werkt Wallraff, zonder zich ooit bij iemand kenbaar te maken, meer dan twee jaar im letzten Dreck van de Duitse maatschappij. Tot in de details heeft hij alles opgeschreven. Maar weer speelt twijfel hem parten. ‘Kenners raadden mij af om mijn bevindingen te publiceren. Het debat over de positie van de gastarbeiders was zogezegd audiskutiert. Zelfs de vakbeweging leek haar interesse in het onderwerp op dat moment te hebben verloren.’

Zijn boek, dat in Duitsland onder de titel Ganz Unten verschijnt, blijkt echter een fenomenaal succes. Der Spiegel heeft er zelfs 100.000 mark voor over om als eerste over het boek te mogen publiceren. In vijf maanden worden meer dan 2 miljoen exemplaren verkocht – een unicum in de Duitse boekgeschiedenis. Er is een Duitser voor nodig om de troosteloze en benarde positie van de gastarbeider in Duitsland zo onder de aandacht te brengen dat men er schande van spreekt.

Moderne slavenhandel

Op de dag dat Ganz Unten in West-Duitsland verschijnt doen het Openbaar Ministerie en de fiscale opsporingsdienst een eerste huiszoeking bij Thyssen en een onderaannemer die het staalconcern van illegale werknemers voorziet. Ook Wallraff is verrast. In eerdere gevallen was hij vaak zelf het mikpunt van politie en justitie. Maar die eerste weken na verschijnen van Ganz Unten lijken alle krachten zich naar zijn aanklacht te voegen.

Wallraff: ‘Thyssen voerde een strenger toezicht in op arbeidsuren en veiligheid. Een onafhankelijke commissie onderzocht de positie van gastarbeiders en de rechtelijke macht deelde hogere straffen uit bij overtredingen. Iedereen ging opnieuw met elkaar in discussie. Over arbeidsomstandigheden, veiligheid, de rechten van de gastarbeiders en vreemdelingenhaat.’ Zelf blijft Wallraff een belangrijk rol spelen in die debatten. Zo neemt hij het tijdens een discussie op televisie op tegen de president-directeur van Thyssen. Het videomateriaal dat hij tijdens het werk met een verborgen camera heeft opgenomen draagt enorm bij aan zijn overtuigingskracht.

De problematiek valt niet te ontkennen. Ook de bondsregering wordt op het matje geroepen. ‘Hoe hoog,’ wil een CDU/CSU-afgevaardigde weten, ‘schat de regering het werkelijkheidsgehalte van de door Günter Wallraff onthulde schandalige voorbeelden van de behandeling van voornamelijk buitenlandse werknemers, zoals zijn boek Ganz Unten die beschrijft?’

In de deelstaat Noordrijn-Westfalen kondigt sociaal-democraat Hermann Heinemann, de minister voor Werkgelegenheid, Gezondheid en Sociale Zaken, actie aan tegen het inzetten van legale, halflegale en illegale uitzendbureaus en koppelbazen. ‘Dat gaf buitenlanders het gevoel dat ze eindelijk serieus genomen werden,’ aldus Wallraff. ‘Ze durfden het debat in het openbaar aan te gaan. En de toon van de discussies veranderde. Men noemde buitenlanders geen Schwarzarbeiter meer. Men sprak nu van “moderne Sklavenhandel”. En de Menschenhändler die ten koste van gastarbeiders veel geld verdienden werden nu als de criminelen beschouwd.’

Terwijl de boekverkoop van Ganz Unten onverminderd aanhoudt, lijkt het tij voor Wallraff persoonlijk echter te keren. Hij krijgt het ene na het andere proces aan zijn broek. Koppelbazen klagen hem aan wegens laster, voormalig medewerkers wegens plagiaat, en ondernemers wegens getructe foto’s. Thyssen AG procedeert bijna een jaar tegen hem. Zonder succes, dat wel, maar de druk eist zijn tol.

‘Ik kan me bijna niet voorstellen,’ zegt Wallraff enigszins geëmotioneerd, ‘dat het al twintig jaar geleden is. Het voelt nog zo dichtbij. Vooral de haat die ik opriep verraste mij volkomen. Al die huiszoekingen naar documenten en filmopnames; mijn kind zat er gewoon bij. Ik kon dat allemaal slecht verdragen en raakte volledig gedemotiveerd. Het heeft erg lang geduurd voordat ik weer iets kon schrijven.’

Wallraff slaakt een diepe zucht: ‘Op de plekken waar de werkomstandigheden zeer slecht waren, is wel het nodige veranderd. Maar over de gehele linie is de situatie ganz unten niet verbeterd. Waar het destijds om Turken ging, zijn het nu de Polen, de Roemenen en andere Oost-Europeanen die hier bijvoorbeeld in de prostitutie of in de bouw werken. Nee, wat dat betreft zijn we niet veel opgeschoten.’



Ik (Ali) in Nederland
Op de vlucht voor alle processen en huiszoekingen verhuist Wallraff enige tijd naar Amsterdam, waar zijn goede vriend uitgever Rob van Gennep woont. Die presenteert drie weken na de verschijning van Ganz Unten de Nederlandse vertaling. Op 8 november 1985 dendert Ik (Ali) met veel rumoer de boekentop-tien binnen en verdringt Renate Rubinsteins Nee heb je meteen van de eerste plaats. Berichten over Duitslands worsteling met Wallraff blijven de maanden daarna de Nederlandse kranten vullen.

Bij Van Gennep stromen de uitnodigingen binnen. Van de evenementencommissie van Cultureel Centrum Heusden-Zolder tot de directie van de Koninklijke Nederlandse Lawn Tennis Bond, die in Ik (Ali) op een passage stuitte waarin gerept werd van een malafide fabrikant, giftige grondstoffen en Neerlands tennisbanen.

Maar van wetswijzigingen of onderzoekscommissies zoals in Denemarken, of zelfs maar Kamervragen, maken de kranten geen gewag. ‘Nederland voelde zich nauwelijks aangesproken door Wallraffs constateringen in Duitsland,’ aldus Ineke Ketelaar, destijds hoofd van het Secretariaat Buitenlandse Werknemers van de FNV en vice-voorzitter van het Anti Discriminatie Overleg. ‘Ik (Ali) was voor velen toch wel een ver-van-mijn-bed-show. De massa dacht: ach, dat zal hier in Nederland wel anders zijn. En de politiek heeft er heel weinig mee gedaan.’

Dat wilde echter niet zeggen dat de positie van buitenlandse werknemers in Nederland rooskleurig was. Ook in Nederland waren illegaliteit en discriminatie van buitenlandse werknemers een wijdverbreid fenomeen. ‘De tegenstellingen waren hier minder scherp dan in Duitsland,’ vertelt Talip Demirhan, destijds beleidsmedewerker bij het Secretariaat Buitenlandse Werknemers van het CNV. ‘Maar ook wij kregen veelvuldig klachten binnen.’ Ketelaar: ‘Illegale arbeid was de enige manier om bepaalde bedrijfstakken in leven te houden. Maar dat zei niemand hardop.’

Het besef dat de Nederlandse arbeidsmarkt eveneens een onderwereld herbergt, leidt in 1987 onder andere tot Rudie Kagies Berichten uit Hollands gastenboek. Over de werkomstandigheden van buitenlandse arbeiders, uitgegeven door Rob van Gennep. In het voorwoord voorziet Wallraff: ‘Men mag verwachten dat de schokkende feiten en toestanden die door Rudie Kagie geopenbaard worden, de publieke opinie in Nederland pijnlijk zullen treffen. Wil er iets veranderen in de hemeltergende omstandigheden waaronder buitenlanders ook in Nederland vaak moeten leven en werken, dan is actie van politici en andere gezagsdragers onmisbaar.’

Maar actie bleef uit, vertelt Kagie gelaten. ‘Berichten verkocht goed. Er was zelfs een tweede druk. Uiteindelijk bleek het echter toch preken voor eigen parochie. Daarbuiten sorteerde mijn verslag weinig effect.’


Meer informatie
Boeken

In Nederland is er bar weinig literatuur verschenen over de arbeidsomstandigheden van gastarbeiders. In 1997 publiceerden Robert Kloosterman, Joanne van der Leun en Jan Rath in opdracht van de Tijdelijke Wetenschappelijke Commissie Minderhedenbeleid (TWCM) een taaie inventariserende studie getiteld: Over grenzen. Immigranten en de informele economie. Deze is als pdf-bestand van internet te downloaden op http://users.fmg.uva.nl/jrath/downloads/@OverGrenzen.pdf.

Een algemener beeld van de geschiedenis van gastarbeiders in Nederland wordt geschetst in Een gouden armband. Een geschiedenis van mediterrane immigranten in Nederland (1945-1994) van Will Tinnemans. De meest kleurrijke informatie bieden publicaties van Rudie Kagie (Berichten uit Hollands gastenboek. Over de werkomstandigheden van buitenlandse arbeiders, 1987) en Stella Braam (De blinde vlek van Nederland, 1992), en Carlo Bello’s Observaties van een zwartwerker. Over de arbeidsomstandigheden in Amsterdamse pizzeria’s (1987).

Film

Bij het Instituut voor Beeld en Geluid in Hilversum kan – tegen betaling – de reportage worden bekeken die regisseur Jorg Gfrorer voor VARA’s Achter Het Nieuws (23 oktober 1985) monteerde uit het videomateriaal dat Wallraff met de verborgen camera opnam.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.