Met een leger van Friese boeren, piraten, struikrovers en verarmde edellieden maakte Grote of Grutte Pier het de Hollanders ongemakkelijk. Voor Friezen geldt hij nog altijd als een icoon van de vrijheid, in Noord-Holland zien ze hem als een ordinaire kaper. Vijfhonderd jaar geleden overleed deze omstreden volksheld.
Vijf actieve jaren slechts had Pier Gerlof Donia (circa 1480-1520) uit het dorp Kimswerd nodig om uit te groeien tot de legende die tot op de dag van vandaag voortleeft. ‘Grote Pier’ noemden de Hollanders hem met schrik in het hart. Als Grutte of Greate Pier werd hij de icoon van de Friese vrijheidsstrijd. Zijn bijnaam had Pier te danken aan zijn verschijning: een forse gestalte, een doordringende blik in zijn grote ogen, een zwarte baard, ruw in de omgang en grof in de mond.
In het Fries Museum is een zwaard te zien van 2,13 meter, dat zomaar van Grote Pier geweest zou kunnen zijn. Je kunt er alleen mee vechten als je het met beide handen vastpakt. Dat Pier 2,15 meter lang was, zoals wel over hem wordt gezegd, zou alleen al voor het hanteren van zijn zwaard noodzakelijk zijn. Ooit begon hij een brief aan de Hollanders met: ‘Ick, Greate Pier, Coninck van Vriesland, Hertog van Sneek, Graaf van Sloten, Vrijheer van Hindeloopen, Capiteyn-generaal van de Zuiderzee!’
Hollanders blijven uit de buurt van deze nietsontziende zeeschuimer
Vooral bij dat laatste zullen de Hollanders schamper gelachen hebben, al wisten ze allemaal dat je met je schip maar beter uit de buurt kon blijven van deze ordinaire, nietsontziende zeeschuimer. En Pier was dan officieel geen koning van Friesland, zijn status als leider van de Friese vrijheidsstrijd had er veel van weg.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Hardnekkige vetes
De politieke situatie in Friesland was in het begin van de zestiende eeuw onrustig en complex. De inzet was het behoud van de Friese vrijheid. Al sinds de dertiende eeuw had Friesland geen eigen landsheer, hoewel het toebehoorde aan het Heilige Roomse Rijk. Het gewest werd bestuurd door grietenijen, corporaties van erfelijke grondbezitters, en door de elf Friese steden. Tussen deze decentrale bestuurders was in de loop van de tijd een aantal hardnekkige vetes ontstaan, die uitgevochten werden langs de partijlijnen van de Vetkopers en de Schieringers.
Toen de Vetkopers zich in 1491 onder de bescherming van Groningen stelden, zochten de Schieringers steun bij de stadhouder van Holland. Dat was Albrecht van Saksen, die op kasteel Medemblik woonde en door keizer Maximiliaan I was aangewezen om Friesland onder centraal gezag te brengen. Na zijn overlijden werd Albrecht opgevolgd door George, zijn zoon, een wrede vechtjas, die de strijd voortzette met zijn Saksische huurlingenleger.
Voor veel Friese jongens in die tijd hoorde leren vechten bij de opvoeding. Grote Pier had als twintiger al deelgenomen aan operaties tegen de Saksen door de militie van Wonseradeel, de grietenij waartoe zijn dorp Kimswerd behoorde. De wraakzuchtige leider moet in hem opgestaan zijn toen op 29 januari 1515 zijn hoeve Donia State, geërfd van zijn ouders, met de grond gelijk werd gemaakt. Het geld van de Saksen was op en het huurlingenleger van George van Saksen was daarom aan het plunderen geslagen. Piers vrouw overleefde de brand niet. Van het dorp Kimswerd stond de volgende morgen niet veel meer overeind. Grote Pier besloot zijn leven in dienst te stellen van de vrijheid van Friesland, en liet het boeren voor wat het was.
Onverslaanbaar
Pier verzamelde medestrijders uit de bewoners van omliggende dorpen en steden: een allegaartje van Friese boeren, piraten, struikrovers en verarmde edellieden. Al snel kwamen ze in contact met de troepen van hertog Karel van Gelre, die met geheel eigen bedoelingen optrok tegen de Saksen. Karel van Gelre wilde zelf leenheer over Friesland worden, maar tegenover de troepen van Pier wekte hij de indruk dat hij slechts als de beschermheer van de Friese vrijheid wilde optreden. Voorlopig vonden beide partijen elkaar in hun strijd tegen de keizerlijke dynastie, die werd vertegenwoordigd door de Saksen. En tegen Holland, dat door de Saksen werd bestuurd. De Hollanders maakten bovendien al eeuwenlang aanspraak op delen van Friesland, maar hadden die nog nooit kunnen verzilveren.
Gelre bij Habsburgse Rijk
Toen keizer Karel V in de jaren twintig van de zestiende eeuw steeds meer Nederlandse gewesten onder zijn gezag bracht, was het voorbij met de schermutselingen op de Zuiderzee, al bleven de Geldersen zich lang verzetten. Na de inlijving van Friesland in 1523 waren ze op de Zuiderzee ingesloten geraakt en was de Gelderse slagkracht tanende. Toch kwam het nog regelmatig tot vijandelijkheden. In 1543 wist Karel V Gelre alsnog aan zijn rijk toe te voegen. Vanaf dat moment werd er onderling niet meer gevochten. De Noordzeekust en de Waddeneilanden vormden nu de Nederlandse buitengrens van het Habsburgse Rijk. Pas in 1573 was het weer raak op de Zuiderzee, toen de Watergeuzen de Spaanse oorlogsvloot versloegen op het Hoornse Hop, bekend geworden als de Slag op de Zuiderzee.
Omdat de samengeraapte Friezen niet op konden tegen de Saksische beroepsvechters, vluchtten ze naar de Zuiderzee. Op het water, in de gevaarlijke stromingen rond de zandbanken, bleken ze vrijwel onverslaanbaar. Karel van Gelre zag ook al snel in dat een zeeoorlog hem met deze strijders de meeste kansen bood.
In Workum werden vier seinschepen gebouwd – speciale schepen, geschikt voor de strijd, want wendbaar en gemakkelijk te roeien. Met zijn vloot kon Grote Pier de Hollandse handel flink de wind uit de zeilen nemen. Maar de Hollanders lieten op hun beurt elf koggeschepen uitrusten en trokken ten strijde. Op 11 maart 1515 troffen de partijen elkaar voor de kust van Hoorn. Ondanks de Hollandse overmacht gingen de geharde Friezen er met de overwinning vandoor. Al snel heerste de bende van Grote Pier op de Zuiderzee. Geen Hollands schip was veilig en tot Texel aan toe gingen ze aan land om te plunderen en te roven.
De Saksen raakten verder in geldnood en stemden er in mei 1515 mee in dat de jonge prins Karel, de latere keizer Karel V, gebruikmaakte van het terugkooprecht op het gewest Friesland, dat hij als graaf van Holland had. Voor een bedrag van 100.000 goudguldens was de zaak beklonken. Een korte periode werd er niet gevochten en ondertussen benoemde Karel V Floris van Egmont tot stadhouder over Friesland.
500 tegenstanders gooit Pier zonder pardon overboord – al dan niet onthoofd
Floris stelde een vloot van tientallen schepen samen. In de havens van Workum en Harlingen richtte hij daarmee forse schade aan. De Friese westkust van de Zuiderzee, van Lemmer tot Harlingen, was nu bezet door de Hollanders. Totdat een stormvloed deze kust bedreigde en de Hollanders besloten zich terug te trekken. Maar eerst staken ze Lemmer in brand. Uiteindelijk wist Grote Pier de vloot van Van Egmont te verslaan. Hij veroverde 28 schepen op de Hollanders, maar liefst 500 strijders gingen zonder pardon overboord, al of niet met Piers zwaard onthoofd.
Schreeuwend en joelend
De strijd tussen de Hollanders en de Friezen bereikte in de zomer van 1517 een dieptepunt. De hertog van Gelre had een huurlingenleger aan zich gebonden en maakte zich op voor de volgende campagne. Een grootse strooptocht door Holland moest Karel V een gevoelige slag toebrengen. De kapervloot van Grote Pier hield zich op bij de Oostwal van de Zuiderzee, tussen Kuinre en Lemmer. De Gelderse schepen voegden zich bij hen, met aan boord een leger van 6000 koppen. Op 24 juni 1517 in de vroege ochtend zette de vloot zich in beweging, 150 schepen groot.
Friezen vielen uiteen
In de vroege Middeleeuwen woonden er Friezen langs de hele Noordzeekust, tot ver in Duitsland. In 1170 ontstond de Zuiderzee door een aantal opeenvolgende stormvloeden. De Friezen op de westkust raakten geïsoleerd en werden in 1288 door Floris V ingelijfd bij Holland. Toch bleven vertegenwoordigers van Friese landen elkaar nog jaren ontmoeten op de dag na Pinksteren rond een heuvel, de Opstalboom in Oost-Friesland. De laatste keer was in 1327.
Westerlauwers Friesland – ongeveer de huidige provincie – ontstond uit een samenwerking van de landsgemeenten Westergo en Oostergo, waarbij zich andere landsgemeenten aansloten. De Friese gemeenschappen in het oosten van ons land zijn opgegaan in de Groningse Ommelanden. Oost-Friesland ontwikkelde zich tot een graafschap onder beheer van een adellijk geslacht. Sinds de zestiende eeuw spreekt men daar Nedersaksisch. Oost-Friesland maakt nu deel uit van de Duitse deelstaat Nedersaksen.
De Hollanders hadden lucht gekregen van de naderende aanval en hadden hun troepen verspreid over de strategische punten langs de kust. Vooral in Enkhuizen wemelde het van de soldaten, maar aan die plaats voer de vloot voorbij. Ter hoogte van Wervershoof gingen ze aan wal. Horden strijders klommen schreeuwend en joelend tegen de dijk op. Richting de vesting Medemblik ging het, waar burgers en soldaten de aanval niet zagen aankomen. De ongeregelde bende nam de stad in, joeg de mensen uit hun huizen, vermoordde ze en stak de huizen in brand. Een aantal wist de burcht te bereiken voordat de brug over de slotgracht werd opgehaald. Anderen staken zwemmend alsnog over. De laatste vluchtelingen uit de stad werden aan touwen omhooggehesen en door vensters naar binnen getrokken. Vanuit de burcht keken ze neer op de brandende stad.
De burcht raakte beschadigd, maar het lukte Grote Pier en de Geldersen niet hem in te nemen. Toen de belegeraars zich terugtrokken zetten ze de kerk van Medemblik nog in lichterlaaie. Alleen de toren bleef ongeschonden. Pier en zijn mannen keerden terug naar hun schepen en voeren weg over de Zuiderzee, veel gestolen eigendommen meevoerend.
Talloze doden
In de jaren die volgden zou Grote Pier op de Zuiderzee zijn bijnaam ‘Kruis der Hollanders’ nog veel eer aandoen. Geen Hollands schip was veilig voor zijn piratenbende. Zonder geleide was het niet verantwoord op de Friese steden te varen. Schepen die ze niet konden binnenbrengen staken zijn mannen op zee in brand. De bemanning ging zonder pardon overboord. Om Friezen van niet-Friezen te onderscheiden liet Pier ze, volgens een van de vele mythen die zich rond zijn persoon vormden, hardop uitspreken: ‘Bûter, brea en griene tsiis, wa’t dat net sizze kin is gjin oprjochte Fries.’ Alleen geboren Friezen kunnen dit uitspreken zoals het hoort.
Na verloop van tijd werd het Grote Pier duidelijk dat het de hertog van Gelre niet te doen was om onafhankelijkheid voor de Friezen. Aan de vestiging van Gelderse macht in Friesland wilde de vrijheidsstrijder niet meewerken. Pier legde ontgoocheld de wapens neer. Eind 1519 vestigde hij zich in Sneek, waar hij een rustig leven wilde leiden. Een jaar later stierf hij, thuis in zijn bed.
Voor de Hollanders op de Westwal van de Zuiderzee zou Grote Pier de ruige zeeschuimer blijven die talloze doden op zijn geweten had. In Friesland groeide het personage Grote Pier uit tot mythische proporties, icoon van de Friese onafhankelijkheidsstrijd, waaromheen de nodige sterke verhalen hardnekkig bleven circuleren.
Meer weten:
- De Friese geschiedenis in meer dan 100 verhalen (2009) door Kerst Huisman.
- Frieslands verleden. De Friezen en hun geschiedenis in vijftig verhalen (2008) door Douwe Kooistra (red.).
- ‘Grote Pier (ca. 1480-1520), een samenvatting van feiten, fictie en beeldvorming omtrent Frieslands bekendste volksheld,’ (2019) door Mark Raat, in Groniek Historisch Tijdschrift. Te downloaden via Academia.edu.
Historie van de Zuiderzee
Dit artikel is een bewerking van een hoofdstuk uit Biografie van de Zuiderzee, 850 jaar geschiedenis in 25 verhalen door Arie Kok. Het boek verschijnt in januari 2021 bij uitgeverij Omniboek, 272 p., € 25,-.