Eerst kwamen de krantenverslagen, toen de foto’s, daarna de radio en de televisie. Oorlogsnieuws denderde steeds heftiger de huiskamers binnen. Inmiddels is elk conflict 24 uur per dag live te volgen. ‘De wereld is kroongetuige van haar eigen geschiedenis.’
Op de tweede dag van het Vietnamese nieuwjaarsfeest Tet Nguyen Dan, op 1 februari 1968, richtte politiechef Nguyen Ngoc Loan zijn pistool op het hoofd van een Vietcong-infiltrant. Toen hij de trekker overhaalde drukte de Amerikaanse fotojournalist Eddie Adams de knop in van zijn fototoestel en lieten twee cameramannen van de Amerikaanse omroep NBC hun camera’s draaien. Vietcong-militant Nguyen Van Lem viel dood neer.
Meer historische context bij het nieuws? Schrijf u in voor onze gratis nieuwsbrief.
Daarna leverde Adams routineus zijn fotorolletje in bij het lokale kantoor van persbureau Associated Press in de Zuid-Vietnamese stad Saigon. De films van de cameramannen werden met een militair transportvliegtuig naar Tokyo gevlogen om daar te worden ontwikkeld. Dezelfde dag nog was de foto van de executie al te zien in de nieuwsprogramma’s van de drie nationale omroepen NBC, ABC en CBS.
‘Stel je het bloedbad aan de Somme voor op Sky en BBC News 24’
Dit artikel is exclusief voor abonnees
In de VS was de televisie de voornaamste bron van het laatste nieuws, alleen al omdat de dagbladen met hun trage distributie de verschillende tijdszones niet konden doorbreken. De volgende dag, vrijdag 2 februari, toen ook in Nederland zowat alle kranten de macabere executiefoto op hun voorpagina hadden staan, kon hetzelfde Amerikaanse televisiepubliek de executie van Nguyen Van Lem in de straten van Saigon nog een keer bekijken. Maar ditmaal met bewegende beelden, want de NBC-films die in Tokyo waren ontwikkeld waren inmiddels ook gearriveerd en werden eveneens op televisie vertoond.
Meer over de Vietnamoorlog
Protestsongs zijn eeuwenoud
In Myanmar gaan sinds de staatsgreep van het leger in februari 2021 mensen de straat op om te demonstreren tegen het militaire bewind. Sommigen gebruiken muziek om zich tegen het regime te verzetten, zoals de punker Kyaw Kyaw. Met de muziek van zijn band Rebel Riot roept hij zijn volksgenoten op tot verzet tegen de…
Zwakbegaafde soldaten moesten naar de Vietnamoorlog
Om protesten in grote studentensteden te voorkomen, rekruteert Rusland vooral soldaten uit arme, afgelegen gebieden. Tijdens de Vietnamoorlog hanteerde het Witte Huis een vergelijkbare tactiek. Om geen mondige studenten naar het front te hoeven sturen, verlaagde het Amerikaanse leger de rekruteringsstandaard. Zwakbegaafde mannen werden met een geweer naar de jungle gestuurd en vormden daar niet alleen een gevaar voor zichzelf, maar ook voor hun medesoldaten.
Zo drong het oorlogsgeweld in Vietnam die dagen nietsontziender dan ooit de Amerikaanse huiskamers binnen. Dat kwam doordat het Tet-offensief van het Noord-Vietnamese leger en de Vietcong, dat begon op 31 januari 1968, tot in de straten van Saigon reikte. En juist in die Zuid-Vietnamese stad bevonden zich veel westerse journalisten.
De Vietnam-oorlog, die van 1961 tot 1975 duurde, was de eerste oorlog waarin satellietverbindingen en dagelijkse televisiebeelden een belangrijke rol speelden. De Amerikaanse politiek en het militair apparaat vonden de verslaggeving ‘links-pacifistisch’, vooral nadat de Amerikaanse bevolking vanaf 1968 kritischer ten opzichte van de oorlog was komen te staan. De pers kon zo uitvoerig over Vietnam berichten dankzij nieuwe technieken en doordat het vrij makkelijk was om een persaccreditatie te krijgen. Bovendien werd er, anders dan in eerdere oorlogen, weinig censuur gepleegd door het Amerikaanse leger. Daardoor kregen sommigen het gevoel dat ‘Vietnam’ dankzij de journalistiek was verloren.
Door historici wordt deze simpele hypothese al sinds lang afgewezen, met verwijzing naar het boek The ‘Uncensored’ War uit 1986. Hierin analyseert mediawetenschapper Daniel Hallin de Amerikaanse verslaglegging van de oorlog, waarbij hij benadrukt dat het journaille jarenlang de politieke lijn van de regering volgde en de meeste beelden ver van het front werden geschoten. De Amerikaanse tv-kijker zag vooral opstijgende en landende helikopters, en geen geweld, napalm of lijken.
Meteen te zien
De komst van satelliet en televisie gaven wel een nieuwe ‘onmiddellijkheid’ aan de beleving van verre oorlogen, een proces van versnelling dat overigens al was begonnen met de radio en het bioscoopjournaal. In zijn memoires, die hij schreef vlak voor zijn dood in 1942, noteerde de schrijver Stefan Zweig al treffend: ‘Voor onze generatie bestond er geen uitwijkmogelijkheid, geen je-afzijdig-houden zoals in vroegere generaties; we waren dankzij onze nieuwe organisatie van de gelijktijdigheid voortdurend betrokken bij de tijd. Als bommen in Shanghai de huizen verwoestten, wisten wij het in onze Europese huiskamers voordat de gewonden hun huizen uit gedragen waren. Wat zich duizenden kilometers over de oceaan afspeelde, stond ons in beelden levendig voor ogen.’
Mannen achter prikkeldraad
De vraag is hoeveel invloed televisiebeelden of foto’s uiteindelijk hebben. In 1993 organiseerde Groot-Brittannië een hulpactie: twintig gewonde mensen uit Bosnië werden voor behandeling naar Londen gehaald. Een van hen was Irma, een meisje dat in Sarajevo geraakt was door een granaatscherf en op de Britse televisie te zien was dankzij filmbeelden van persbureau Reuters. De actie kreeg daarop haar naam: Operation Irma.
Indruk maakten ook de filmbeelden van graatmagere mannen achter het prikkeldraad van een Servisch krijgsgevangenenkamp, in 1992 door Britse journalisten vastgelegd in de Bosnische plaatsen Trnopolje en Omarska. Die beelden herinnerden aan de Tweede Wereldoorlog en leidden tot een oproep om in te grijpen.
Waarschijnlijk refereert Stefan Zweig hier aan de Chinees-Japanse Oorlog in de jaren 1930 en het Japanse bombardement van Shanghai in 1937, dat werd vastgelegd door newsreel companies. In Shanghai filmden Amerikaanse cameramannen als Harrison Forman en Wong Hai-sheng de oorlog. Veel indruk maakten de beelden die Wong schoot van een huilende baby in een gebombardeerd treinstation. Net als de opnamen van het Japanse bombardement op het Amerikaanse oorlogsschip Panay op de Yangtze-rivier, waaraan de havenstad Shanghai ligt.
Ondanks de neiging van historici en mediawetenschappers om de invloed van de journalistiek op het verloop van een oorlog te relativeren, zitten bestuurders en militairen sinds de oorlog in Vietnam met een ongemakkelijk gevoel. In 1999, na de Kosovo-oorlog, gaf toenmalig minister van Buitenlandse Zaken Jozias van Aartsen lucht aan zijn wrevel. ‘Wellicht het allerbelangrijkste is dat onderwijs meer dan ooit mensen leert informatie kritisch te benaderen,’ zei hij. ‘We worden soms wat al te gemakkelijk op sleeptouw genomen door de berichtgeving van de media. Dit noem ik de “CNN-factor”. (…) Door de satelliettelevisie en internet is de wereld kroongetuige van haar eigen geschiedenis. Dit is een goede ontwikkeling. Aan de andere kant is de snelle berichtgeving van vandaag de dag een veel te smalle basis om belangrijke beleidsbeslissingen te nemen.’
Vier jaar later, in maart 2003, vlak na de inval in Irak door de VS en het Verenigd Koninkrijk, liet de Britse minister van Buitenlandse Zaken Jack Straw een vergelijkbaar geluid horen. Het is goed dat de informatievoorziening op peil is, vond hij, maar ze moet geen hinderpaal worden voor de goede zaak. ‘De onschuldige vrijwilligers en dienstplichtigen in 1914 wisten niks van de uitputtingsoorlog in Vlaanderen die op hen lag te wachten. Ik vraag me af hoelang Asquith en Lloyd George de oorlogsinspanning hadden kunnen volhouden als het publiek live-verslaggeving vanuit de loopgraven had kunnen zien. Stel je het bloedbad aan de Somme voor op Sky en BBC News 24. Maar het is ook waardevol om erover na te denken hoeveel lastiger het zou kunnen zijn geweest om het moreel op peil te houden als de bevolking geconfronteerd was met de afschuwelijke realiteit van het Duitse tactische en militaire overwicht.’
Geëscorteerde verslaggevers
Vanwege dit soort overwegingen en de erfenis van de Vietnam-oorlog wilden de regering-Thatcher en het Britse leger het met de Falkland-oorlog heel anders aanpakken. In 1982 had het militaire regime in Argentinië het gehad met het Britse getreuzel over een eventuele overdracht van de Britse koloniën vlak bij Argentinië. Het land besloot de Falkland-eilanden maar gewoon te bezetten, evenals het verderop gelegen eiland Zuid-Georgia.
Dat liet de Britse premier Margaret Thatcher niet op zich zitten. Probleem was echter dat de binnenlandse steun voor een Britse oorlog zo ver van huis, die ging om eilanden waar meer schapen dan mensen woonden, niet vanzelf sprak. Het was daarom belangrijk vat te hebben op de beleving van de oorlog thuis. Aanvankelijk wilde het Britse leger geen enkele journalist meenemen. Later mochten er twaalf man mee, plus nog dertien die het leger nareisden op een passagiersschip. Opvallend genoeg waren er van de Falkland-oorlog nauwelijks beelden te zien, zelfs al had het 24-uursnieuws zijn intrede inmiddels gedaan met de komst van CNN in 1980.
Tijdens de Golfoorlog bereikte CNN het toppunt van roem
Die beeldstilte kwam onder andere doordat het leger geen zin had mee te werken aan de verzending van de beelden naar het thuisland. Beeldmateriaal moest daarom of per schip, of per vliegtuig naar Groot-Brittannië worden gebracht. Bovendien was de censuur sterk. Een foto van een Britse militair die een kopje thee aannam van een Falkland-eilander kreeg snel doorgang. Een foto van een explosie op het oorlogsschip HMS Antelope werd wekenlang tegengehouden. BBC-verslaggever Brian Hanrahan bevond zich aan boord van het vliegdekschip Ark Royal, maar mocht het bombardement vandaar van Port Stanley niet gadeslaan. Hij zag de bommenwerpers slechts opstijgen en weer terugkomen. Dat was het. ‘Ik telde ze bij het vertrek en ik telde ze bij de terugkomst.’
Een jaar later, op 25 oktober 1983, viel het Amerika van Ronald Reagan het kleine Antilliaanse eiland Grenada binnen om de daar gezetelde marxistische regering weg te krijgen. Opvallend was dat het Amerikaanse leger voor het eerst geen enkele journalist meenam. Pas na twee dagen mochten de eerste verslaggevers, militair geëscorteerd, een paar uur op het eiland komen. Zes jaar later vielen de VS, toen met George Bush sr. als president, het Midden-Amerikaanse land Panama binnen om dictator Manuel Noriega af te zetten. Uren na het begin van de invasie liet het leger een selectie van Amerikaanse journalisten toe. Voor het eerst was gekozen voor een pool system: een aantal journalisten mocht mee en moest het materiaal dat zij verzamelden met hun collega’s delen.
‘Rooftop journalism’
Hetzelfde systeem werd in 1991 toegepast tijdens de Eerste Golfoorlog, nadat Irak in augustus 1990 buurland Koeweit was binnengevallen. Zo kreeg het Amerikaanse leger opnieuw veel zeggenschap over de verslaggeving. Fotografen werden weggehouden van het front. Journalisten die naar buiten brachten wat het leger niet wilde, werden uit de ‘pool’ verwijderd. De Amerikaanse legercensuur hield bovendien veel verhalen tegen. CNN-boegbeeld Christiane Amanpour sprak later vernietigend over het gebrek aan journalistieke vrijheid dat ze had meegemaakt, terwijl Pentagon-woordvoerder Pete Williams het naderhand had over de beste oorlogsverslaggeving ooit. Tegelijkertijd was de Eerste Golfoorlog de oorlog waarin nieuwszender CNN haar toppunt van roem bereikte, door buiten het leger om vanuit Bagdad uit te zenden. Er werd gepionierd met wat rooftop journalism is gaan heten: de correspondent spreekt live in de nieuwsuitzending en spreekt de kijker thuis bij vanaf zijn of haar balkon of het dak van een hotel.
Dankzij satelliet, televisie en internet is de ‘organisatie van de gelijktijdigheid’, zoals Stefan Zweig schreef, vlekkelozer dan ooit eerder in de geschiedenis van de oorlogsverslaggeving. Een geschiedenis die begon met de eerste oorlogsverslaggevers tijdens de Krim-oorlog in 1853.
Dat betekent niet automatisch dat kijkers thuis beter begrijpen wat er in een oorlog gebeurt, want de blik van journalisten blijft beperkt. In de praktijk zijn ze vaak verbonden aan het leger en de laatste decennia maken ze er zelfs letterlijk deel van uit. Met de oorlogen in Afghanistan en Irak werd de militaire term embedded geïntroduceerd, al was de praktijk niet helemaal nieuw: journalisten reisden ook vroeger dikwijls mee onder bescherming van het leger. Die protectie was vaak noodzakelijk, omdat journalisten anders hun leven niet zeker waren. Het nadeel was dat het militaire perspectief overheerste in de verslaggeving.
Website Myrotvorets toont close-ups van dode Russische soldaten
In het geval van Amerika waren journalisten zelfs zozeer ‘embedded’ dat ze voor ze afreisden naar Irak een militaire bootcamp moesten volgen; het Amerikaanse leger wilde tijdens missies geen last hebben van trage of onwetende journalisten. Daar stond tegenover dat de techniek aan het begin van de eenentwintigste eeuw opnieuw een grote sprong had gemaakt. Dankzij een laptop en een satellietmodem konden verslaggevers vanaf het slagveld hun beelden sturen naar servers in het thuisland. Zo begon de digitalisering van de oorlogsverslaggeving, waardoor de kijkers thuis nog sneller weet hebben van de ellende elders.
Naast de snelheid van het nieuws is ook de veelstemmigheid ervan toegenomen. Journalisten hebben niet langer een monopolie op verslaglegging. In de oorlog in Oekraïne brengen burgers, en zelfs soldaten, via sociale media hun eigen beelden naar buiten. De Oekraïense politicus George Tuka begon de patriottische nieuwswebsite Myrotvorets, met close-ups van verminkte dode Russische soldaten.
Gevoelige kijkers
BBC-correspondent tijdens de Eerste Golfoorlog Mark Laity blikte in 2005 terug. Het was hem in 1991 voor het eerst opgevallen hoe gevoelig het westerse publiek is (geworden) voor schokkende beelden. Toen het Iraakse leger zich terugtrok uit Koeweit voerden coalitietroepen een conventionele aanval uit: het voorste en laatste voertuig van het konvooi werden gebombardeerd, waarna de Iraakse militairen klem zaten en vrijelijk bestookt werden. Laity was verbaasd over de reacties van afschuw toen beelden naar buiten kwamen. Elk leger zou dit hebben gedaan. De afschuw onder de nieuwsconsumenten thuis had volgens Laity zelfs geleid tot een eerdere beëindiging van de Golfoorlog.
Het aantal informatiebronnen is dus flink uitgedijd. De EU heeft de Russische kanalen RT en Sputnik verboden, maar de Oekraïense tegenhanger UATV is bijvoorbeeld nog te zien via videoplatform YouTube. Dit Engelstalige kanaal werd opgezet door het Oekraïense ministerie van Informatie, evenals de meertalige nieuwswebsite Ukrinform.
Oorlogsverslaggeving is naast waarheidsvinding ook altijd een strijd geweest om de perceptie van het conflict. Die strijd lijkt dankzij de veelheid aan beelden nu verwarrender dan ooit.
Meer weten
- War and the Media (2004) door Mark Connelly en David Welch is een bundeling van artikelen over oorlogsjournalistiek.
- The Encyclopedia of War Journalism, 1807-2010 (2010) door Mitchel P. Roth beschrijft de belangrijkste oorlogsjournalisten en hun werk.
- Spoken (2022) door Pien van der Hoeven, over nepnieuws en de Amerikaanse oorlogen in Vietnam en de Golf.