Home Dossiers Christendom Franciscus van Assisi (1181-1226)

Franciscus van Assisi (1181-1226)

  • Gepubliceerd op: 27 november 2013
  • Laatste update 31 mrt 2023
  • Auteur:
    Afke van der Toolen
  • 13 minuten leestijd
Franciscus van Assisi (1181-1226)
Cover van
Dossier Christendom Bekijk dossier

Franciscus van Assisi stierf in 1226. Twee jaar daarna werd hij heilig verklaard, en nu, bijna acht eeuwen later, heeft een paus zijn naam aangenomen. De vraag is of Franciscus zelf dat als een overwinning zou hebben gezien, of als een gotspe.

Zo schrijf je geschiedenis: door als net gekozen paus in een simpele soutane zonder staatsieversierselen op het balkon te verschijnen, dan heel eenvoudig ‘Bona sera’ (goedenavond) te zeggen, en met een speech in gewonemensentaal te vervolgen. Jorge Bergoglio veroverde er afgelopen maart in één klap vele harten mee.

Alles aan de manier waarop hij zich toen presenteerde, klopte met de naam die hij aannam: Franciscus. Lees maar wat een zekere Thomas uit Split schreef, nadat hij voor het eerst Franciscus van Assisi had horen preken: ‘Zijn toespraak leek eerder op een conversatie’, en ‘De spreker was armoedig uitgedost’.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Historischnieuwsblad.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste historische verhalen door toonaangevende historici. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand, de eerste maand €1,99. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Paus Franciscus, het is een naam als een marketingstunt. De gewone man aanspreken, afstand nemen van het grote geld; het is precies waar veel gelovigen naar snakten. Toch heeft het ook iets ironisch dat de elementen ‘paus’ en ‘Franciscus’ nu in één persoon zijn samengevoegd. Want de relatie tussen Franciscus van Assisi en de pausen van zijn tijd was op z’n zachtst gezegd problematisch.

In de dertiende eeuw residereerden de pausen in het Palazzo del Laterano, op vijf kilometer van het Sint-Pietersplein. Daar ontmoetten in 1209 twee tegenpolen elkaar: de paus, de machtigste man van Europa van dat moment, levend in grote weelde, en een magere, onbeduidende man in een vuile, grof bijeengelapte poncho.

Franciscus, toen eind twintig, stond in vuur en vlam. Niet voor een echte vrouw maar voor een ideaal dat hij ‘Vrouwe Armoede’ noemde. Opgegroeid als rijke koopmanszoon had hij niet lang daarvoor afscheid genomen van zijn luxe leventje om zijn heil te zoeken in bezitloosheid en het bijeenbedelen van zijn eten. Maar hij was hier niet voor een aalmoes. Wat hij wilde was toestemming om een orde te stichten die zijn ideeën en leefwijze zou uitdragen.

Paus Innocentius III, tegen de vijftig, was een bij uitstek politieke paus, die uit was op de vergroting van zijn macht, zowel wereldlijk als kerkelijk. Gebiedsuitbreiding van de kerk en versterking van de kerkelijke hiërarchie, daar hield hij zich mee bezig.

De tegenstelling tussen hen was zo groot dat de wildste verhalen over hun ontmoeting zouden ontstaan. De kleurrijkste nog wel die waarin Innocentius tegen Franciscus zei: ‘Ga terug naar je varkens en steek voor hen alle preken af die je wilt.’ Waarop Franciscus naar de varkensstal ging, zich in de stront wentelde en linea recta naar de paus terugkeerde – die natuurlijk spijt kreeg van zijn arrogante houding.

Het is duidelijk, de ontmoeting deed wonderen voor de fantasie. Maar ook ontdaan van dit soort verdichtsels blijft de kern dezelfde: de eerste kennismaking van Franciscus met een paus liep uit op een confrontatie.

Franciscus di Bernardone werd geboren in de winter van 1181-’82 in de midden-Italiaanse stad Assisi. Het was een veranderlijke tijd, waarin de nadruk verschoof van landbouw naar handel, en dus geld en goederen. Die handel maakte zijn vader rijk, en zo genoot Franciscus een zorgeloze jeugd die uitliep op het najagen van zoveel mogelijk lol.

De rest van zijn leven had net zo kunnen verlopen, maar toen hij twintig werd wilde hij meer. Hij wilde ridder worden. Een onmogelijk ideaal voor een koopmanszoon, hoe welvarend ook, maar daar legde hij zich niet bij neer. Hij sloot zich aan bij de troepen van zijn stad en trok mee ten strijde tegen buurstad Perugia.

De gevolgen waren desastreus. Hij werd krijgsgevangen genomen en een jaar lang vastgehouden onder de barre omstandigheden die toen gebruikelijk waren. En eenmaal weer thuis werd hij zeer langdurig ziek.

De Franciscus die uiteindelijk van het ziekbed opstond was veranderd. Zijn vroegere feestvriendjes benoemden hem direct hun aanvoerder, maar zijn ervaringen hadden hem van zijn oude leventje vervreemd. Hij trok zich terug, meteen zo radicaal als maar kon: in een grot waar hij zich op meditatie wierp. Toen hij daaruit tevoorschijn kwam, was hij nog meer veranderd. Nu nam hij pas echt afstand van de leefstijl van zijn jeugd. Voortaan zocht hij zijn heil in een leven van armoede.

Het was een klap in het gezicht van alles waar zijn vader voor stond, en een breuk werd onvermijdelijk. De bom barstte toen Franciscus dure koopwaar van hem stal om het onderhoud van een kerkje te bekostigen. Vader Pietro zette woedend de achtervolging in, en zoon Franciscus vluchtte naar de plaatselijke bisschop, in wiens bijzijn hij al zijn kleren uittrok, een soberheidsgelofte aflegde, en zich ‘ontvaderde’ met de woorden: ‘Mijn vader is die in de hemel, niet diegene die Pietro di Bernardone heet.’

Een jonge man die breekt met zijn verleden, zijn afkomst, en zijn hele bezit, dat is op zich het meest bijzondere niet. Dat hij dat doet uit religieuze inspiratie ook niet. Maar Franciscus liet het daar niet bij. Een persoonlijk ideaal was hem niet genoeg, hij wilde zijn ideeën verspreiden, anderen overhalen om net zo te leven als hij. Een armoede-offensief, kortom, in een tijd waarin ook de kerk en de kloosters volop meedongen naar zoveel mogelijk rijkdom.

Zijn leidraad was een stukje bijbeltekst waarin Jezus zijn twaalf volgelingen instrueert om op pad te gaan om te preken. Neem in je beurs geen gouden, zilveren of koperen munten mee, schaf je voor onderweg geen reistas aan, geen extra kleren, geen sandalen en geen stok (Matteüs 10: 9-10).

Paus Innocentius III had een erg pessimistisch beeld van de mens. ‘Slijm, poep en pies,’ veel meer viel er niet van te maken. Maar dat wil niet zeggen dat hij niet in rangordes geloofde. Al voor Lotario di Segni paus werd had hij een duidelijk beeld van de verhevenheid van die positie. Onderaan had je de gewone mensen, oftewel leken; daarboven stond, trapsgewijs geordend, de klerus; en daar weer boven in zijn eentje de stadhouder van Jezus op aarde: de paus.

En juist hij kreeg te maken met verschillende nieuwe lekenbewegingen die hun eigen religieuze pad zochten, in zijn ogen een anarchistisch euvel dat de goddelijke orde ondermijnde. Eenmaal paus geworden ontwikkelde hij dan ook allerlei strategieën om zulke bewegingen te bestrijden. Ofwel hij lijfde ze in, onder door hemzelf afgedwongen voorwaarden – dit deed hij met de Humiliaten en een deel van de Waldenzen. Ofwel hij vervolgde ze als ketters, wat de Katharen en de Albigenzen overkwam.

Vanouds koos iemand die een streng religieus leven wilde leiden voor opname in de een of andere kloosterorde. Dat waren streng hiërarchische organisaties, nauw verbonden met de landbouweconomie en de feodaliteit. Maar de nieuwe religieuzen waren kinderen van de veranderende maatschappij. Zij geloofden in ‘zelf doen’. Zelf de waarheid vinden, en die ook zelf verkondigen. En die waarheid lag voor veel van hen in een radicale soberheid die zelfs de kloosters, welvarend als ze waren, vreemd was geworden.

Paus Innocentius had het er maar druk mee. Ook op het moment dat hij Franciscus ontving. Een jaar eerder had hij opgeroepen tot een kruistocht tegen de Albigenzen. Twee jaar na de ontmoeting legde hij het fundament voor de Inquisitie. En nog eens vier jaar daarop besloot het Vierde Lateraans Concilie onder zijn leiding tot een verbod op nieuwe religieuze ordes.

Tegen deze achtergrond is het duidelijk hoe complex de ontmoeting tussen Franciscus en Innocentius wel niet was. Niet alleen was er die uiterlijke tegenstelling. Onder de oppervlakte werd een veel heftiger confrontatie uitgevochten. De haveloze jonge man uit Assisi was voor deze paus de zoveelste manifestatie van een fenomeen dat hem al heel veel hoofdpijn had bezorgd. Omgekeerd zal Franciscus heel goed hebben beseft dat hij als aspirant-stichter van een nieuwe orde op het randje balanceerde van wat de kerk wilde accepteren.

Elke rooms-katholieke orde had een reglement oftewel ‘regel’, waarin heel gedetailleerd vastlag waar de orde voor stond, hoe deze georganiseerd was en welke leefstijl werd beoefend. Die regel moest goedgekeurd zijn door de paus. Maar waar Franciscus mee kwam was rijkelijk vaag: veel verwijzingen naar het evangelie en een verwoording van het armoede-ideaal, meer niet. Deen enkele aanduiding van welke hiërarchie dan ook.

Daar kon Innocentius niet mee akkoord gaan. Aan de andere kant wilde hij ook niet riskeren dat weer een lekenbeweging zich aan zijn grip zou onttrekken. Bovendien: de ideeën waar dit soort bewegingen voor stonden waren populair bij het volk. Gecontroleerd integreren van een nog prille variant was beter dan deze van zich te vervreemden.

Hij ging dus wel akkoord met Franciscus’ regel, maar bevestigde dat niet op schrift. En hij verbood Franciscus om zijn eigen leer te verkondigen; boeteprediken mocht hij, anders niet.

Toen Franciscus vertrok, had hij wel een orde, maar niet officeel. Hij mocht preken, maar niet over dat waarin hij het meest geloofde. Het was een enorme teleurstelling. Op de terugweg hield hij zijn legendarische preek voor een groep vogels. Dit getuigde niet alleen van liefde voor de natuur, maar ook van protest: als Rome niet naar hem wilde luisteren, vertelde hij het wel aan deze simpele schepsels.

Toen Franciscus met zijn vader brak, had hij zijn toevlucht gezocht bij de bisschop. Bij de kerk. Nog eens radicaal breken, nu met diezelfde kerk, dat kon hij niet, of wilde hij niet, of durfde hij niet. Hij wees zijn volgelinge, de ‘minderbroeders’, niet het pad van de ketterse Katharen maar dat van de ingekapselde Humiliaten.

Maar persoonlijk werd hij er niet gematigder op. Integendeel, hij werd nog radicaler ten opzichte van zichzelf. De periode van zeventien jaar tussen zijn bezoek aan Rome en zijn dood kan zonder veel overdrijving worden omschreven als één langgerekt verstervingsproces. Weliswaar noemde hij zijn fysieke zelf heel vertrouwelijk ‘Broeder Lichaam’, maar voor die broeder zorgen deed hij niet. Sober leven alleen was voor hem niet genoeg; het moest serieuze armoede zijn. Karige maaltijden waren nog te veel; hij deed aan actieve verhongering. De voeten van melaatsen wassen was een mooie daad; maar met hen uit hetzelfde bord eten was pas echt een bewijs dat hij zijn afkeer had overwonnen.

Als religieus leider opereerde hij veel minder strak. Hij wilde per se geen hiërarchische organisatie. Het voorspelbare gevolg liet niet lang op zich wachten. Terwijl zijn leer een gat in de religieuze markt bleek te zijn en het aantal minderbroeders groeide, ontstond er tweespalt. Met aan de ene kant een radicale factie en daartegenover een gematigde.

De radicalen eisten volledige armoede en stonden afwijzend tegenover een hele reeks aspecten van de kerk – de liturgie, de pracht en praal, de hiërarchie. De gematigden achtten volledige armoede niet haalbaar, waren bang om aspirantleden af te schrikken met de afwijzing van al het wereldse genot, en zagen in de paus de enige bron van waarheid en gezag.

Een ordeloze orde, gefundeerd op een onmogelijk compromis. De tegenstelling onder de minderbroeders was niets anders dan een weerspiegeling van die in het Palazzo del Laterano, waar twee mannen hadden geprobeerd om een rigoureuze radicaliteit te verenigen met aanpassing en onderschikking.

Innocentius III overleed in 1216. Zijn opvolger was Cencio Savelli, die de naam Honorius III aannam en zich toelegde op een nog heftiger vervolging van de Katharen. Franciscus en zijn minderbroeders liet hij ook niet ongemoeid, maar hier was zijn strategie anders: hij stelde hen onder toezicht van zijn neef, kardinaal Ugolino di Segni, de latere paus Gregorius IX.

Ugolino’s eerste poging om de Franciscanen te reguleren had de vorm van een pact met een groepje gematigde broeders. Op een bijeenkomst van de beweging deden ze gezamenlijk twee voorstellen: adoptie van de regel van een van de ordes die allang door de kerkleiding waren goedgekeurd, en een afzwakking van de armoede-eis, wat inhield dat de Franciscaner orde als instituut rijkdom mocht vergaren.

Franciscus weigerde faliekant, en deed dat volgens de overlevering in grootse stijl. Hij pakte Ugolino bij de hand en zei: ‘Mijn broeders, ik wil niet dat jullie bij mij aankomen met welke regel dan ook, of het nu die van de heilige Augustinus, die van de heilige Bernardus, of die van de heilige Benedictus is! God heeft mij gezegd dat ik een nieuwe gek in de wereld ben.’ En hij zette deze woorden kracht bij door te dreigen met een goddelijke straf  voor wie op deze heilloze weg doorging.

In zijn jeugd had Franciscus zichzelf als ridder gezien, een ideaalbeeld dat hij na zijn traumatische oorlogservaringen vaarwel had gezegd. Nu identificeerde hij zich met een wel heel ander fenomeen. De gek, of de nar, dat was iemand die buiten de geordende maatschappij stond en niet gebonden was aan de heersende normen. Als Franciscus zichzelf zo zag, was er geen enkele hoop meer dat hij zich ooit netjes naar de kerkelijke orde zou voegen.

Maar een nar als leider van een beweging? Daar wrong het, hoewel hijzelf geen tegenstelling zag. Het was zijn wens dat alle minderbroeders zijn voorbeeld zouden volgen, dat ze allemaal als goddelijke gekken op pad zouden gaan om Europa wakker te schudden. Géén orde. Géén reglement.

Het was een vorm van religieus anarchisme die moeilijk samenging met de groepsvorming die hijzelf op gang had gebracht. De toenemende chaos leidde in 1221 tot een grote crisisvergadering van zo’n drieduizend minderbroeders. Franciscus trok hier zijn conclusie, en trad af als leider.

Toch hield diezelfde bijeenkomst vast aan het besluit om van een strakkere organisatie af te zien, en werd een nieuwe regel aangenomen die niet veel minder vaag was dan de eerste: verwijzingen naar het evangelie,  een oproep tot armoede, en een aanzet tot ongehoorzaamheid aan onwaardige superieuren.

Kardinaal Ugolino zal blij zijn geweest met Franciscus’ terugtreden, maar die ‘regel’ was voor hem onacceptabel. In 1223 ging hij opnieuw in de aanval. In naam van de paus drong hij bij Franciscus aan op het formuleren van een meer acceptabele variant – en eindelijk zwichtte die.

Nu kwam er voor het eerst een regel tot stand die kerkelijke goedkeuring had. Hij was dan ook opgesteld onder strenge redactie van Ugolino en paus Honorius zelf. Overbodig te zeggen dat de heftigste passages over armoede sterk waren afgezwakt, dat er passend was gesnoeid in de verwijzingen naar het evangelie, en dat van ongehoorzaamheid aan kerkelijke autoriteiten nooit sprake kon zijn.

In feite scheidden hier de wegen van Franciscus en zijn beweging. Hij had meegewerkt aan de regel voor een orde waarvan hij in zijn hart al geen deel meer uitmaakte. In de drie jaar die hem nog restten, zonderde hij zich steeds meer af, verbitterd en ziek, want hij had ‘Broeder Lichaam’ zo erg veronachtzaamd dat het nu al totaal versleten was. Niet lang voor zijn dood gaf hij lucht aan zijn verlies: ‘Wie zijn die mensen die mijn orde, en die van mijn broeders, van me hebben afgepakt?’

Hij stierf op 3 oktober 1226, vierenveertig jaar oud. Vijf maanden later werd Ugolino di Segni tot paus gekozen. Binnen anderhalf jaar had hij Franciscus heilig verklaard.

Over het christelijke geloof heeft Historisch Nieuwsblad een themapagina gemaakt. Hier vindt  u bijvoorbeeld een artikel over Bonifatius, een documentaire over de kruistochten, een interactieve tijdlijn over de Refomratie en de beste beledigingen van Luther. ga naar historischnieuwsblad.nl/christendom.

Afbeelding: Franciscus bij de sultan, uit de frescoserie van Giotto.